| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Achterbergkroniek 3 (1984), nr. 2
In dit nummer een viertal bijdragen over Achterbergs ‘Ballade van de Tijd’. A. Middeldorp opent met Noodtrappen naar het morgenlicht, gevolgd door Onder het oppervlak van A.F. Ruitenberg-de Wit. In Elke dag is een Dies Irae belicht H.J.C. Schaap de ruimte in de ‘Ballade van de Tijd’. Symbolen worden tot cymbalen in de ure des doods is de titel van een artikel van Willem M. Visser, waarin Achterbergs ‘Ballade’ wordt vergeleken met Het zwarte licht van Harry Mulisch. - In de rubriek ‘Hoe lees ik Achterberg?’ een opstel van Willem Berkhemer met ‘enkele antroposofische noties’ die voor de interpretatie van Achterbergs ‘Comptabiliteit’ van belang kunnen zijn. - In Natuurwetenschap en dichtkunst reageert H.B.G. Casimir op de bijdrage van F. Balk-Smit Duyzentkunst (Achterbergkroniek 3/1). - In Een wrak van plastic verkent T. van Deel Achterbergs (literaire) voorkeuren voor beeldende kunstwerken en signaleert een voorliefde voor meta-realisme. - Tenslotte een analyse van Jos Nijhof van het sonnet ‘Werkster’.
| |
Bzzlletin 13 (1984), nr. 119
is een themanummer over het leven en werk van Jan Wolkers en bevat onder meer een bijdrage van Hella S. Haasse, die in Een netwerk van beelden de door Wolkers gebruikte beelden en hun ontwikkelingen en veranderingen in diens romans nader onderzoekt. Dirk Kroon concentreert zich op De Dood in het (vroege) werk van Jan Wolkers en Harry Bekkering belicht Wolkers' scabreuze interpretatie van ‘Madame Bovary’ in Brandende liefde.
| |
Dietsche warande & Belfort 129 (1984),
nr 8
Hierin een opstel van Paul Schampaert, die De romans van Kamiel van Baelen als ‘literair-muzikale variaties op het zwerversthema’ kenschetst. - In de ‘Kroniek’-rubriek onderzoekt Marcel Janssens de Polariteiten in ‘De vrouwen van de aartsengel’ van Ivo Michiels.
| |
nr. 9
In de ‘Kroniek’-rubriek bespreekt Marcel Janssens een door Jacques van Baelen geschreven Essay over Hubert Lampo. - Onder de titel Spinrag belicht Fons Vandergrae-sen het jongste werk van Bruno Bartels, Leen Wuyts, Clem Schouwenaars en Fernand Auwera. - Rudolf van de Perre vraagt de aandacht voor Op het vogelrek van José de Poortere, Avondliederen van Julien Vangansbeke en een tweetal bloemlezingen.
| |
Dokumentaal 13 (1984), nr. 3
In De auteursbibliografie zet W. Waterschoot de bibliografische aantekeningen van P.J. Verkruijsse en B. van Selm uit de vorige afleveringen voort. - H. Chr. van Bemmel geeft in Optische collatie met behulp van niet-transparante kopieën een aanvulling op een eerder artikel van J. Helwig. - Jan Bos en Nico van der Lof vragen aandacht voor Het archief van Prof. Dr. Jan te Winkel. - J.B. Berns schrijft over Het P.J. Meertens-Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde. - B. van Selm tekent voor Goet Nederduytsch van den Here J.v. Vondel. Over een nieuw ms. - Verder de rubriek Pas verschenen.
| |
| |
Recensies: A. Ritter, R. Hannen, H. Koop en H.-P. Wirtz, P.C. Hooft. Tekstuitgaven en studiën sinds 1931. Een bibliografie (door B. van Selm); Gerhard Kuipers, Verzamellijst van recensies en vermeldingen van buitenlandse literatuur in de Nederlandse periodieke pers gedurende het tijdvak 1830 tot en met 1839 (door Nop Maas); Archiefgids. Deel I. Oud Archief bewerkt door Johan Decavele en Johan Vannieuwenhuyse, uitgave van het Stadsbestuur van Gent (door P. Lammens-Pikhaus).
| |
De gids 147 (1984), nr. 8-9
Dit dubbelnummer is een Thema-nummer met als titel Het pak van Sjaalman. Ter gelegenheid van het feit dat 125 jaar geleden Max Havelaar geschreven werd, heeft de redactie ‘een groot aantal auteurs uitgenodigd aan; een van de (147) onderwerpen uit Sjaalmans lijst een verhandeling, gedicht of verhaal te wijden’.
| |
Gramma 8 (1984),
nr. 2
Ludo Verhoeven en Anne Vermeer doen verslag van hun onderzoek naar Taalvaardigheid in het Nederlands bij allochtone kinderen. - Kas Deprez onderkent De rijksgrens als taalgrens: zelfs in Baarle Hertog. - Uriel Schuurs schetst De perceptieve ontwikkeling van vraagzinnen in T 1 en T 2: overeenkomsten en verschillen. Boekbesprekingen: Arie Sturm en Fred Weerman, Generatieve syntaxis. Een inleiding aan de hand van artikelen en Arie Sturm en Fred Weerman, Generatieve Syntaxis. Reader (door Lucie Huiskens en Peter-Arno Coppen); A. van Santen, De morfologie van het Nederlands (door M.C. van den Toorn).
| |
nr. 3
In dit themanummer over Westeuropese grammaticastudie in de zestiende eeuw onder redactie van Geert Dibbets o.a. de volgende bijdragen: G.R.W. Dibbets staat stil bij Het begin van de Nederlandse spraakkunst: Twe-spraack van de Nederduitsche letterkunst (1584) en De Twe-spraack en enkele tijdgenoten. - L. Peeters onderzoekt de Taalopvattingen van D.V. Coornhert (1522-1590).
| |
Levende talen nr. 395
Hans Frank en Lodewijk de Groot brengen in Het woordenboek in je achterhoofd verslag uit van hun ervaringen met de gelijknamige taalbeschouwelijke lessenserie over Nederlanse woorden en woordvorming, samengesteld door Wim Taks. - Frank Jansen geeft In Nieuws uit het vakgebied: taalkunde kommentaar op de S.L.O. -nota van M. van der Amelsfoort en B. van der Leeuw, Leerlingen, taal en school. - Carel Jansen presenteert Nieuws uit het vakgebied: taalbeheersing. Ton Talmon en Inge Bochardt buigen zich over Kenmerken van een goede studietekst. - Kees de Bot en Anne-Mieke Janssen-van Dieten doen een poging tot evaluatie van Het onderwijs Nederlands aan Turkse en Marokkaanse leerlingen. - Charles Rodijk plaatst Kanttekeningen bij de Samenvatting van 1984 (CSE-VWO). - Pam de Beer en Marjan van Eupen vergelijken Italiaans-Nederlandse ‘cognates’.
| |
Literatuur 1 (1984), nr. 6
opent met De onkenbaarheid van ‘De donkere kamer’; het scenario van Willem Fre-derik Hermans, een bijdrage van Saskia de Vries, waarin zij onder meer duidelijk
| |
| |
maakt dat ook de verfilming van Hermans' roman geen helderheid in de reeds bestaande interpretatie-chaos heeft geschapen. - George Möller wijdt een artikel aan Het album Pandora van Jan Six. In Ter Braak als enquêteur belicht Jaap Goedegebuure de literaire enquête van Ter Braak en 's Gravensande van 1934, gericht op stelmatige over-en onderschatting van Nederlandstalige auteurs, waarop 77 schrijvers reageerden. Bovendien legt Goedebuure zijn huidige lezers dezelfde vragen ter beantwoording voor. - Hoe snel dichtten middeleeuwse dichters? is de vraag die F.P. van Oostrom zich stelt, om vervolgens iets van de dynamiek van het literaire leven in de middeleeuwen in beeld te brengen. - Nop Maas schrijft een artikel over P.A.S. van Limburg Brouwer en zijn oosterse roman Akbar. - Tenslotte heeft Frank Vermeulen Een interview met Anton Korteweg. - In de rubriek ‘Recensies’ boekbesprekingen van Frank Willaert, De poëtica van Hadewich in de Strofische Gedichten (door F.P. van Oostrom), B. Thobokholt, Het taal- en dichtlievend genootschap ‘Kunst wordt door arbeid verkreegen’ te Leiden, 1766-1800 (door W. van den Berg), Briefwisseling Gerretson-Van Eyck, ed. Van Hees-Puchinger (door Jan J. van Herpen), Rudi van der Paardt, Narcissus en Echo; opstellen over Simon Vestdijk (door T. van Deel) en Carel Peeters, Houdbare illusies (door Ton Anbeek).
| |
Maatstaf 32 (1984), nr. 7-8
is een dubbelnummer dat in zijn geheel gewijd is het leven en werk van de Griekse auteur K.P. Kavafis en bevat een twintigtal bijdragen hierover.
| |
Naamkunde 16 (1984), nr. 1-4
Deze jaargang draagt het karakter van een feestbundel voor Maurits Gysseling en bevat opstellen, hem door vrienden en vakgenoten aangeboden bij gelegenheid van zijn 65e verjaardag, onder bijzondere redaktie van W.J.J. Pijnenburg, K. Roelands en V.F. Vanacker.
De bundel opent met een Bio-bibliografie van Maurits Gysseling door Karel Roelandts. - W. Beele schetst de mogelijke ontwikkeling Van ‘borsel’ tot ‘meuzel’? (kleine zak). - D.P. Blok schrijft Over de namen in het Egmondse Falsum op 1083. - Volgens W.L. Braekman betekent Het zeldzame Mnl. woord ‘momie’ zoveel als: stukken van gebalsemde, gemummificeerde lijken. - H. Buitenhuis onderzoekt Plaatselijke autochtone familienamen. - F. Claes inventariseert Driestoponiemen in de streek van Diest. - F. Debrabandere beschrijft De d-synkope na ou in West-Vlaanderen. - Van de hand van L. De Grauwe Middelnederlands santori(e)/santoer: een oosterse naam voor een oosters muziekinstrument. - Een bijdrage van M. Devos over Bunder voor ‘woest of onvruchtbaar land’. - R.A. Ebeling bestudeert het Noorwestduits -lage in Noord- en Oostnederlandse familienamen. - In Walewein van Melle (anno 1118) en de Oudnederlandse Arturliteratuur laat W.P. Gerritsen zien dat een nietig vokaaltje in een naam uit een Gentse oorkonde een aanwijzing vormt dat er al voóŕ 1100 een Nederlandse Arturliteratuur heeft bestaan. - J. Goossens beschrijft het verband tussen Oo(g)st - oest- augustus. - M. Hoebeke beziet Het toponiem Haverie, Averie. - J.A. Huisman gaat in op Gent, Gennep, Ganuentum. - Vikingen in Vlaanderen? Een 10de-eeuwse lijst met persoonsnamen uit Snellegem (bij Brugge) vormt het onderzoeksobject van A.C.F. Koch.
| |
| |
| |
Nieuw wereldtijdschrift 1 (1984), nr. 5
Hierin een bijdrage van Benno Bernard, die onder de titel Een dochter van haar moeder zijn aandacht richt op de poëzie van Eva Gerlach.
| |
Ons erfdeel 27 (1984), nr. 5
Ludo Milis plaatst Cultuurhistorische en -sociologische overwegingen bij het fenoneem taalgrens. - De sonnetten van Jan Kuijper worden door T. van Deel belicht onder de titel: De strik zal hem bij verzen vatten. - Stripverhalen en kinderboeken aan de universiteit, kan dat?, vraagt Rita Ghesquiere zich af. - George J. Vis gaat in op het werk van de dichter Huub Oosterhuis 1960 -1980. Schets van een ontwikkelingproces. - Uus Knoops plaatst kanttekeningen bij Attitudes van Vlamingen tegenover de Nederlandse standaardtaal. - Prof. Dr. Wim de Geest poneert Grammatica als erfdeel. - Tenslotte de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXXVIII, onder redaktie van E. van Raan.
| |
Onze taal 53 (1984),
nr. 8
J. de Rooy vraagt aandacht voor De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS). - In de rubriek Van woord tot woord behandelt Marlies Philippa onder de titel: De barbecue: een grilliger rooster de herkomst van woorden die met roosteren en grillen te maken hebben. - Ted Sanders en Peter Smulders doen verslag van het VIOT taalbeheer-singscongres 1984. - Een boekbespreking van: Mr. H.E. Phaff, Raadhuisspreuken (door Bernard Grothuese). - R. Reinsma onderscheidt in drie grondtypen kraakpandnamen.
| |
nr. 9
In Huisje, boompje, beestje schrijft H. Cohen over de techniek van het verkleinen, de samenstelling van verkleinwoorden en hun funkties. - In de rubriek Van woord tot woord schetst Marlies Philippa de herkomst van woorden in de geldsfeer. - K.J.S. Bostoen vraagt aandacht voor Radermachers grammatica (Johan Radermacher, 1538-1617). - L.J. Lewin behandelt Nogmaals . - E.J. van der Spek konstateert in Toeval of opzet?, dat het woordje ‘ of’ als verbindingswoord tussen gelijkwaardig lijkende alternatieven (‘Profeet of profiteur?’) veelal een dwingende keuze suggereert.
| |
Over Multatuli 1984, nr. 13
Zoals de ondertitel duidelijk maakt, bevat deze aflevering alleen bijdragen van Vlamingen over Multatuli. Het nummer opent met een artikel van Karel Wauters over Multatuli en de poëzie; een speurtocht in de ‘Ideeën’. - In Multatuli en Jezus vraagt Philip Vermoortel de aandacht voor Multatuli's geloofsbeleving. - Marcel Janssens belicht in Batavus, orator didacticus de mentaliteit en (averechts didactische) retoriek van Batavus Droogstoppel. - In Het paard van Troje concludeert Hugo Bousset dat Max Havelaar ‘een perfect in elkaar gezet bouwwerk is’. - Martine de Clercq schrijft over De vrouw in de receptie van Multatuli's leven en werk en René Vanrusselt wijst op het belang van De correspondentie tussen Mimi en Wilhelm Spohr.
| |
| |
| |
De revisor 11 (1984), nr. 5
Hierin heeft Jan Kuijper een gesprek met Martin Reints naar aanleiding van diens ‘Drie gedichten’. - Onder de titel De abstacte roman geeft Gerrit Krol ‘een beschouwing over postmoderne literatuur’.
| |
Spektalor 14 (1984/'85)
Onder het motto: Leve de JoJo. Een burleske ode ± 1790 bezorgt A.J. Hanou een heruitgave met kommentaar van de Ode aan de Joujou de Normandie: speelgoed van smaak, maar niet voor kinderen. - In Automatisch vertalen in Nederland geeft Anneke Neyt na een inleidende paragraaf over de geschiedenis en de theorie van het automatisch vertalen een overzicht van de Nederlandse aktiviteiten op dit gebied. - B. van Selm speurt naar Hooftiana in veilingcatologi. - A- Kibédi Varga beziet het verband tussen Rhetorica en literatuurgeschiedschrijving. - P. van Sterkenburg maakt een eerste vergelijking tussen Groot woordenboek van hedendaags Nederlands en Grote Van Dale. Boekbesprekingen o.a.: L. Beheydt, Kindertaalonderzoek. Een methodologisch handboek (door Margreet van Ierland); Jan van Luxemburg, Mieke Bal en Willem G. Weststeijn, Inleiding in de literatuurwetenschap (door G. de Vriend); B.W.Th. Duijvestijn, De Antwerpse Madelgijsfragmenten (door W. Kuiper).
| |
Standpunte 37 (1984), nr. 5
Hierin een artikel van Nienaber-Luitingh, bedoeld als Beknopte inleiding tot het leven en het werk van de schrijfster Neel Doff. - J.J. Degenaar schrijft een opstel over Die betekenis van N.P. van Wyk Louw vir my eie denke.
| |
Taalkundig bulletin 14 (1984), nr. 3
In zijn artikel Tussen dialect en standaardtaal: een overzicht bespreekt en vergelijkt Cor Hoppenbrouwers een aantal onderzoeksresultaten op het gebied van dialectinterne ontwikkelingen, dialectverlies door standaardisering en schooltaal/thuistaalproblematiek. - In Krantekoppen snellen doet Ton van der Geest een voorstel voor de beschrijving van elliptisch taalgebruik dat zicht geeft op de mogelijke psycholinguïstische processen die aan taalproductie ten grondslag liggen.
| |
Tijdschrift voor Nederlands en Afrikaans 2 (1984),
nr. 2
opent met een bijdrage van Betty Daenen over Paul de Wispelaere's Mijn huis is nergens meer, dat als ‘moderne mythe van eeuwige terugkeer’ wordt gekenschetst. -Frans Claes s.j. schrijft een artikel over Lingua Teutonica bij Kiliaan. - Herman Vekeman onderzoekt Beatrijs van Nazareth en de mysiek van Cîteaux; de oudste, bewaarde, dateerbare ‘de charitate Dei’ in het middelnederlands.
| |
nr. 3
Dit nummer opent met De ‘Opera omnia’ (4) van Ruusbroec in 2081?, een opstel van H. Vekeman over de pas in 2081 te verwachten vierde, definitieve, kritische editie van Ruusbroecs werk. - Voorts een bijdrage van H.J. Schutte over Betrekkinge tussen Nederlands en Afrikaans; krisis en keuse en een artikel van Y. Stoops, die zich afvraagt: Wie spreekt er nu eigenlijk Afrikaans?
| |
| |
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 100 (1984), nr. 3
Ger J. de Haan en Fred Weerman vragen aandacht voor Taaltypologie, taalverandering en mogelijke grammatica's: het Middelnederlandse ‘en’. - J.A.A.M. Biemans vervolgt zijn beschrijving van Middelnederlandse fragmenten in de stadsbibliotheek van Trier. II. 3. Fragment van de Spiegel historiael door Jacob van Maerlant: Deutsche Fragmente, Mappe IV, No. 10. - In ‘Der Naturen Bloeme’ in het Corpus-Gysseling bespreekt J. Goossens het Corpus van Middelnederlandse Teksten (tot en met het jaar 1300) uitgeven door Maurits Gysseling. M.m.v. en van woordindices voorzien door Willy Pijnenburg. Reeks II: Literaire Handschriften, Deel 2, Der Naturen Bloeme. -J.P. Gumbert signaleert Enkele curiositeiten in de indices van het Corpus Gysseling. - F.L. Zwaant trekt in Huygens geen contraremonstrant? een uitspraak van J. Smit van die strekking in twijfel. Boekbeoordelingen: J. Reynaert, De beeldspraak van Hadewych (door A.M.J. van Buuren); T. Pollmann, Woorden, klanken, zinnen, talen. Een inleiding in de taalkunde (door M.C. van den Toorn); A. den Besten, Wilhelmus van Nassouwe. Het gedicht en zijn dichter (door L. Strengholt); Jacob Campo Weyerman, De Rotterdamsche Hermes. Ingeleid door Adèle Nieuweboer (door C.A. Zaalberg).
| |
Vestdijkkroniek 1984, nr. 44-45
Dit dubbelnummer is in zijn geheel gewijd aan het essay van L.G. Abell-van Soest en L.F. Abell, getiteld: Van de god die een duivel werd; een interpretatie van S. Vestdijks ‘De kelner en de levenden’. - Het nummer wordt afgesloten met Vestdijkiana extrachronica-4, samengesteld door Jean Brüll.
| |
Werkgroep 19e eeuw. Documentatieblad 8 (1984), nr. 2
In zijn bijdrage acht Peter van Zonneveld de Romantiek in Nederland (1800-1850); een problematische inventarisatie. - W. van den Berg plaatst enige Kanttekeningen bij de letterkundige Romantiek. - Voorts bijdrage over Romantiek en natuurwetenschap, godsdienst en schilderkunst. - Ben Albach onderzoekt De Romantiek en het toneel in de tijd van François-Joseph Pfeiffer en Tuja van den Berg sluit deze aflevering af met een artikel over Romantische decors in Nederland.
|
|