| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bzzlletin 13 (1984), nr. 118
In deze aflevering een bijdrage van Stanny Glasins-Wilmering over F. Schmidt-Degener 1881-1941, gevolgd door enige gedichten. - In Mulisch en onderwereld richt Michel Boll zich op de Orpheusmythe in het proza van Harry Mulisch. - De onmogelijkheid en de werkelijkheid van het verlangen is de titel van een bijdrage van Graa Boomsma over de poëzie van H.C. ten Berge, - Anneke Juffer schrijft in Literatuur als halszaak over het mythische vrouwbeeld in H.C. ten Berges proza. - In Ondergrondse waarnemingen tracht Tom Baudoin aan de hand van Joke van Leeuwens De metro van Magnus een opvatting van jeugdliteratuur te geven, waarin geen ‘reductie van de kinderlijke werkelijkheid tot een “pedagogisch milieu” ’ plaatsvindt.
| |
Dietsche warande & Belfort 129 (1984), nr. 7
Hierin een bijdrage van Fernand Auwera in Gesprek met Aad Nuis. - In de ‘Kroniek’-rubriek belicht Marcel Janssens Greta Seghers' Ontregeling en misverstand; kroniek van een familie (1860-1977). In Noordnederlandse proza bespreekt Jaak de Maere De oorveeg van Willem Brakman, Het boek H. van Ton Lensink, Storm van Jan van der Vegt en Hemd met open hals van Aya Zikken. Hugo Brems richt zijn aandacht op Leonard Nolens' jongste bundel Vertigo. In Van duisternis naar licht tenslotte vraagt Rudolf van de Perre de aandacht voor het werk van Erik van Ruysbeek, Dirk Desmadryl en Pieter Aerts.
| |
Dutch crossing 1984, nr. 23
Onder de titel A poet in wartime publiceert en becommentarieert Paul Vincent ‘an unpublished diary fragment of A. Roland Holst’ - Kitty M. van Leuven-Zwart schrijft over The methodology of translation description and its relevance for the practice of translation. - Tenslotte een artikel van Carol Dickinson over Closure in the modern Dutch novel.
| |
Forum der letteren 25 (1984), nr. 3
Ton Anbeek betoogt in Tijden vertekening. Een verwachtingshorizon in de Nederlandse kritiek omstreeks 1950, dat in de Nederlandse literaire kritiek van die tijd het verwachtingspatroon herkenbaar is dat een nieuw boek van een jonge auteur een beeld geeft van de gedesillusioneerde na-oologse jeugd. - Frida Balk-Smit Duyzentkunst stelt in Vorm en betekenis in de taalkundige grondslagendiscussie, dat praktijk en theorie van de transformationeel-generatieve grammatika worden beheerst door een fundamenteel misverstand over vorm en betekenis. - E.C. Schermer-Vermeer analyseert De betekenis van het woord TOCH in samenhang met de rol van intonatie. - A. Kooyman weet zich begoocheld door Zinsafbreking in verzen. Perceptuele manipulatie bij Rutger Kopland.
Boekbesprekingen o.a.: Elizabeth Abel (red.), Writing and Sexual Difference (door Annechien Vink); F.H. van Eemeren, R. Grootendorst en T. Kruiger, Het analyseren van een betoog. Argumentatieleer 1 (door W.K.B. Koning); W.H.M. Smulders, De literaire misleiding in De Donkere kamer van Damocles (door P.F. Schmitz); M.T.G. Trommelen, The syllabe in Dutch. With special reference to diminutive formation (door H. van der Hulst); Thomas Docherty, Reading (Absent) Character. Towards a
| |
| |
theory of Characterization in Fiction (door Ernst van Alphen); J. Stroop, Nederlands dialectonderzoek. Artikelen uit de periode 1927-1982 (door Camiel Hamans).
| |
De gids 147 (1984), nr. 6
opent met een bijdrage van Gerrit Krol Over moeilijke en makkelijke poëzie. - Voorts een artikel van Wiel Kusters Over de rijpheid van jonge kersen en de eerste regels van Gorters ‘Mei’. - Onder de titel Als alles oppervlak is schrijft Huub Beurskens een uitvoerige bespreking van Willy Roggemans bundel Alef/Farao. - De rubriek ‘Kroniek & kritiek’ bevat onder meer een korte bespreking van enige gedichten van de 70-jarige Bertus Aafjes, door Wiel Kusters.
| |
Leuvense bijdragen 73 (1984), nr. 3
A.M. Duinhoven beziet Nieuwe subjecten in voorheen ‘subjectloze’ zinnen. - Van de hand van David L. Gold English etymological miscellany, waarin hij o.a. de herkomst van het Zuidafrikaans-Engelse woord ‘skolly’ nagaat onder gelijktijdige verwijzing naar het Nederlandse ‘schorriemorrie’. - Egon Berendsen en Jip Wester presenteren onder het motto: Linguists do it in trees een review artikel n.a.v.: H. van der Hulst en N. Smith (red.), The structure of phonological representations.
Boekbesprekingen o.a.: Harm Klifman, Studies op het gebied van de vroegnieuwnederlandse Triviumtraditie, ca. 1550-ca. 1650 (door H.M. Hermkens); Die Reynaert-Ikonographie. Mit einer Einleitung herausgegeben von Jan Goossens (door P. Wackers); Reynaerts historie. Reynke de vos. Gegenüberstellung einer Auswahl aus den niederländischen Fassungen und des niederdeutschen Textes von 1498. Mit Kommentar herausgegeben von Jan Goossens (door P. Wackers).
| |
Levende talen
nr. 393
Klaas Schreuder vraagt in Normen voor goed luisteren aandacht voor de toetsing van de luistervaardigheid in het Nederlands. - Over literatuuronderwijs en literatuurwetenschap gaat de bijdrage van Rien T. Segers waarin hij enkele misverstanden uit de weg ruimt en een suggestie aan de hand doet. - Jan Lepeltak beziet de relatie tussen Taalbeschouwing en informatica in het voortgezet onderwijs; in het eerste deel bespreekt hij de vraag, in hoeverre moedertaalonderwijs en met name taalbeschouwing een rol kan spelen bij het ontwikkelen van cursussen informatica in het voortgezet onderwijs; het tweede deel bevat een voorstel van een serie lessen zoals die momenteel als experiment gegeven worden. - Een boekbespreking tenslotte van: W. Pijffers, Traditionele grammatica en taalbeschouwing, door Hans de Groot en Jan Kleinepier.
| |
nr. 394
Hoe moeten leerlingen een tekst waarin iets wordt verdedigd of aangevallen, leren kritisch te lezen en zelf te schrijven? Ton Talmon en Inge Bochardt geven het antwoord in Het verdedigen of aanvallen van een plan, waarbij ze tevens materiaal aanbieden dat in een 5e klas-VWO direkt bruikbaar is. - Carel Jansen presenteert Nieuws uit het vakgebied: Taalbeheersing. - Wim Daniëls doet verslag van de ervaringen die hij met zijn literatuuronderwijs in de bovenbouw van Havo en VWO heeft opgedaan, onder de titel: Over de Aai, het Schampschot, de Messteek in het Literatuuronderwijs. - In Het inschakelen van computers bij het schrijven van teksten beschrijft Inge Bochardt
| |
| |
aan de hand van een twaalftal Amerikaanse onderzoeksverslagen, hoe computers bij de ontwikkeling van de stelvaardigheid gebruikt kunnen worden; daarbij onderscheidt ze de funkties van ideeën genereren en organiseren, tekst formuleren en tekst reviseren. - Een boekbespreking tenslotte van: G. de Schutter en P. van Hauwermeiren, De structuur van het Nederlands. Taalbeschouwelijke grammatica, door Camiel Hamans.
| |
Literatuur 1984, nr. 5
opent met een bijdrage van Peter van Zonneveld over (...) de Leidse maskerade van 1835. - Nico Oudejans schrijft over De Jood in de Middelnederlandse literatuur. -Voorts een opstel van Karel Bostoen, die de in 1569 verschenen Broer Cornelis en zijn historie als een politieke satire kenschetst. - P.J. Buijnsters karakteriseert Gerrit Paape (1752-1803) (als) de stem des volks. - In een artikel over de achtergronden van Oudaens Haagsche Broeder-Moord betoogt Lia van Gemert dat dit treurspel feitelijk een ontmaskering van Oranje aanduidt. - Ton Anbeek sluit dit nummer af met een bijdrage over De verkeerde wereld van Gerrit Komrij, naar aanleiding van diens bundel De os op de klokketoren (1982). - In de rubriek ‘Recensies’ boekbesprekingen van Bredero's Liedtboek, ed. Stuiveling (door E.K. Grootes), Jacob Isr. de Haan, Nerveuze vertellingen, ed. Delvigne-Ross (door M.H. Schenkeveld), Bloemlezing Frederik van Eeden, ed. V.M. Scheffens (door B. Luger). E.M. Beekmans, The verbal empires of Simon Vestdijk and James Joyce (door Rudi van der Paardt), R.F.M. Marres, De vertelsituatie en de hoofdmotieven in de Anton Wachter cyclus van Simon Vestdijk en Over ‘Terug tot Ina Damman’ en de andere Anton Wachter romans van Simon Vestdijk (door Ben van Melick), F.A. Janssen, Over ‘De donkere kamer van Damocles’ van Willem Frederik Hermans, 3e herz. druk (door Saskia de Vries) en J.J. Oversteegen, De Novembristen en Merlyn (door Annemarie Kets-Vree).
| |
Maatstaf 32 (1984)
nr. 5
In Toeven bij Kloos concentreert P. Kralt zich op sonnet LXXXI uit Verzen (1894), ‘Ga niet voorbij, maar blijf bij mij, en voel,’. - Rob Schoutens Ceterum censeo besluit dit nummer met korte besprekingen van Drijfveren van Marcel Koopman, De iguanodons van Bernissart van Geert van Istendael, Nacht en mes van Casper van den Berg en Een vingerknip van Gust Gils.
| |
nr. 6
In zijn Ceterum censeo belicht Rob Schouten Het vertrek van Huub Beurskens, Kind van Jan Blokker en Natuurlijk evenwicht van Jan Zuiderent.
| |
Moer 1984, nr. 5
is een aflevering waarin de vraag of het Lager Beroepsonderwijs (lbo) nog toekomst heeft, centraal staat. Het artikel van Rob Geul en Wim Develaar, dat ingaat op de wijze waarop de keuze voor het lbo op de basisschool tot stand komt, en het artikel van Sjon Ruiter over de concrete en doelgerichte aanpak ter motivatie, trachten duidelijk te maken dat deze opleiding alleen succesvol kan zijn wanneer aan verschillende voorwaarden wordt voldaan.
| |
| |
| |
Nieuw wereldtijdschrift 1 (1984), nr. 4
Hierin een bijdrage van Jos Borré over Arkprijswinnaar 1984 Leo Pleysier. - In De Vlaamse Vergilius schrijft Benno Bernard over het leven en werk van Anton van Wildenrode.
| |
Ons erfdeel 27 (1984), nr. 4
Robin Gangadin schrijft Over de Surinaamse literatuur en haar schrijvers. - Ronald Soetaert wijdt zich aan De poëzie van Jan Hanlo. - Anne Vermeer vraagt in Leren en leven in twee talen aandacht voor de problematiek van de tweede-taalverwerving van allochtonen. - Hector Waterschoot stelt de persoon van Jan Vanriet; dichter en schilder centraal. - Tenslotte de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXXVII, onder redaktie van E. van Raan.
| |
Ons geestelijk erf 58 (1984), nr. 2-3
Naar een geschiedenis van de Passie-beleving vanuit Marrow's Passieboek is de titel van een uitvoerige studie van A. Ampe, waarmee dit dubbelnummer opent. - J.M. Willeumier-Schalij beschrijft Jan van Meerhouts Passien en de hedendaagse Passie-iconographie. - A. Deboutte belicht Thomas van Cantimpré als auditor van Albertus Magnus. - H. Noë doet verslag van de staat van het onderzoek naar Jan van Ruusbroec als prozaschrijver. - M. Wijers en G. Heuvelman hebben Mandes ‘Spiegel der waerheit’ vergeleken met Ruusbroecs ‘Van den gheesteliken Tabernakel’.
| |
Onze taal 53 (1984), nr. 7
In Het vergeelde boekje ergert J. Renkema zich aan de inkonsekwenties van de Woordenlijst van de Nederlandse Taal m.b.t. voorkeurspelling en toegestane spelling. - De rubriek Van Woord tot Woord van Marlies Philippa gaat ditmaal over Getallen boven de tien en beantwoordt onder meer de vraag, waarom we ‘een en dertig’ zeggen en niet ‘dertig-een’. - J.J. Bakker start een nieuwe rubriek: De Woordenaar. De taal der Nederlanders, over woordenboeken en wat daar in staat of in zou moeten staan. - A. Sassen zet de mogelijke betekenissen van Terugbellen op een rijtje. - Luc Lutz toont ons met Wat toneeljargon een kijkje achter de coulissen. - In Het Gezegde & Co plaatst J.M. van der Horst kanttekeningen bij het taalgebruik van Multatuli's echtgenote in haar brieven. - Onder het motto: Een inleiding tot het verschijnsel taal geeft P.M. Nieuwenhuijsen een bespreking van: Victoria Fromkin en Robert Rodman, Universele Taalkunde. Een inleiding in de algemene taalkunde. Bewerkt door Anneke Neyt. - Waarom we de P geen ‘ep’ noemen en de F geen ‘fee’, wordt door Hans den Besten verklaard in PEE en EF - een kwestie van Latijn. - De aktiviteit van het Nederlands Genootschap van Vertalers wordt uiteengezet door F.J.A. Mostert in Van taal tot taal. - F. Jansen heeft in Bijna mis moeite met het misleidende gebruik van het woordje ‘bijna’.
| |
Spektator 14 (1984/'85), nr. 1
K. Beekman schrijft in Een laat-19e eeuws genreconcept of: hoe L. van Deyssel literatuur verdedigt, over de rol van genreconcepten in het literaire en literatuurwetenschappelijke debat, een en ander gedemonstreerd aan de hand van de 19e-eeuwse Nederland- | |
| |
se auteur-criticus L. van Deyssel. - Anneke C.G. Fleurkens ziet in Coornherts tragicacomedia Vanden thien maeghden: een oproep tot daadwerkelijke naastenliefde. - Aan de hand van Het Limburgs en het Litouws als metrisch gebonden toontalen vergelijkt Ben Hermans twee theorieën over het verband tussen accent (klemtoon) en toon. Boekbesprekingen: T. Pollmann, Woorden, klanken, zinnen, talen. Een inleiding tot de taalkunde (door Ben Huijskens); Herman Pleij, Het gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen /2e, verm. dr./. Met een nabeschouwing van de auteur (door Dirk Coigneau) Wolfgang Marguc, Willem Godschalck von Focquenbroch. Ergänzende Prolegomena (door Jan Helwig).
| |
De revisor 11 (1984), nr. 4
Hierin een gesprek tussen Gerrit Krol en Jan Kuijper naar aanleiding van Krols gedicht ‘Over de schaamte’. - J.P. Guépin schrijft het derde en laatste deel van de reeks over Starings ‘Herdenking’. - Voorts een bijdrage van W.J. van den Akker, En marche vers le ciel getiteld, over Nijhoff's ‘Het lied der dwaze bijen’. - In Gemengde gevoelens geeft Diana van Dijk haar antwoord op de vraag wie de ‘noodlottig getroffene’ is in De binocle van Louis Couperus.
| |
Spiegel der letteren 25 (1984), nr. 4
opent met een uitvoerige analyse van Jeremias de Deckers funeraire cyclus ‘Suchten en tranen over 't lyck myns vaders’ (1659). - In een zeer uitvoerig opstel belicht Em. M. Kutten de Achtergronden van de Oriënt-Express als mythe bij Martinus Nijhoff. - ‘In Margine’ bevat een artikel van Hans van Stralen over Hugo Claus' Omtrent Dee-dee, waarin hij Weverberghs studie wil aanvullen met betrekking tot de verwantschap tussen Claude en Christus en de rol van de rooms-katholieke leer. - Tenslotte boekbesprekingen van W.M.H. Hummelen, Amsterdams toneel in het begin van de Gouden Eeuw (door Lieven Rens), Joachim Oudaen, Haagsche Broeder-Moord, ed. Instituut De Vooys (door Lieven Rens) en Terry Eagleton, Literary theory (door H. Servotte).
| |
Standpunte 37 (1984), nr. 4
In dit nummer plaatst T.T. Cloete een Voetnoot by 'n Kannemeyer-voetnoot en schrijft R.H. Pheiffer een bijdrage over J.C. Kannemeyer se ‘Geskiedenis van die Afrikaanse literatuur’. - In Poësiekroniek bespreekt Henning Snyman poëzie van Louis Eksteen, R.K. Belcher, S.J. Pretorius, P.J. Philander, Henk Rail en Everwyn Wessels. - Gerrit Olivier richt zich in N.P. van Wyk Louw: ‘Ek kan nie teken nie’ op diens poëticale gedichten.
| |
Tijdschrift voor Nederlands en Afrikaans (T.N.A.) 2 (1984), nr. 1
opent met een bijdrage van W. Smedts, die zich de vraag stelt: Kennen kinderen uit verschillende sociale categorieën de woordvormingsregels? - A.P. Dierick doet in The Dutch novel 1880-1910 an attempt at characterisation. - Voorts een artikel van T. Lijphart-Bezuidenhout over Thomas Francois Burgers' ‘Toneelen’ en van M.C. Esterhuysen over Die rol van die natuur in ‘Die singende gras’ van Freda Linde. - H. van Uffelen en R. Grüttemeier onderzoeken Der weisse Neger im Flämischen Kolonialro- | |
| |
man. - In Wou Germanicus heers? Wie maak die aftreksom? is Ia van Zyl op zoek naar de betekenis van N.P. van Wyk Louws versdrama Germanicus. - Het nummer besluit met een uitvoerige analyse van Leo Vromans ‘Voor wie dit leest’, door Hans Combecher.
R.W.W.M.v.d. DRIFT
W. MERLIJN
|
|