De Nieuwe Taalgids. Jaargang 78
(1985)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Het verborgen goudGa naar voetnoot*
| |
[pagina 70]
| |
de mijn geworden, zonder in opstand te komen, of het zelfs te merken.’Ga naar voetnoot4 Hij is wel vanuit Spanje op reis gegaan, maar nu staat hij stil in de reis. In de persoon van de keukenmeid Paulina prikkelt de vrouw hem het verborgen goud in Sierra Solana te gaan zoeken. De expeditie onder zijn leiding verliest door onachtzaamheid bijna een reisgenoot, maar het geluk is met Romero. Op zijn thuisreis heeft hij een mystieke ervaring, een eenwording met de natuur: ‘Het is een kalme, haast niet bewuste verzadiging, het gevoel een evenwicht te hebben herwonnen, dat wij nooit hadden moeten verliezen.’Ga naar voetnoot5 Na deze ervaring van natuurharmonie heet zijn tuinman, de natuurmens Ernesto, hem welkom, ‘een welkom voor goed’.Ga naar voetnoot6 Dan mag het ongeluk toeslaan. Of is het de uiteindelijke thuiskomst? Er gebeurt een ongeluk op de mijn en als Romero een reddingspoging onderneemt, valt hij als slachtoffer bij een tweede ontploffing. Hij maakt onwillekeurig een kruisteken en legt zich te slapen, voorgoed. ‘Het leek hem dat hij weer in een verleden was opgenomen; hij voelde zich niet meer alleen.’Ga naar voetnoot7
Reeds dit uittreksel toont, dat de hoofdpersoon het paspoort heeft van de enkeling in den vreemde. Het bevat onder meer de volgende personalia. Hij heet RomeroGa naar voetnoot8 en dit betekent pelgrim, van oorsprong de naam voor ‘vreemde’,Ga naar voetnoot9 een reiziger die in afwijking van andere weggebruikers een verheven zin aan zijn reis verleent en eerder in de geest dan te voet voorttrekt. Ook de mijn heeft een veelzeggende naam, El Ermitaño,Ga naar voetnoot10de kluizenaar, de enkeling bij uitstek. Het is tevens iemand van godsdienstige stempel. De Indio's hangen trouwens het geloof aan dat een god de mijn beheert en dat hun werk eigenlijk een aanslag doet op het eigendom van die god, zodat zij de stoflongziekte na volbrachte arbeid als hun gerechte straf zullen ondergaan. Driemaal een godsdienstverwijzing is natuurlijk geen toeval. De aankoop van het terracotta masker van Quetzalcoatl brengt dat 't duidelijkst in beeld. Paulina heeft een Indiaanse handelaar in oud cultuurgoed ingeschakeld om haar meester nieuwsgierig te maken naar de Sierra. Romero koopt een beeldje met ‘grote open ogen, levantijnse, geamuseerde ogen, een Semitische neus, een nauwelijks geopende, glimlachende mond en eronder een dun puntig baardje ().’Ga naar voetnoot11 Het is Quetzalcoatl, van elders gekomen als hijzelf. Paulina zegt: ‘Hué-Hué-Teotl; de oude god, de vriendelijke. De Heer van de Sierra.’Ga naar voetnoot12 Hij geeft het beeldje een plaats in huis, ‘daar stond het, keek hem vriendelijk aan, superieur en wetend. Ondoordringbaar, zoals zoveel in dit land. En toch leek dit gelaat een geheime verstandhouding uit te drukken; de god was een bondgenoot in een gebied waar men zich vreemdeling voelde, indringer, | |
[pagina 71]
| |
een nauwelijks toegelatene, die slechts werd geduld.’Ga naar voetnoot13 Er is een geheimzinnige lotsverbondenheid tussen Romero en de godheid en dat zal de verklaring zijn, dat de dorpelingen hem gingen mijden. ‘Wie hem tegenkwam, groette, maar bleef niet staan.’Ga naar voetnoot14 Met zo'n wijdeling of zelfs met zo'n ingewijde is vertrouwelijke omgang verboden en deze eerbiediging schept rondom hem een wijd niemandsland. De overbruggingsmoeilijkheid naar de ander deed zich reeds eerder voor. De eerste alinea zegt al, dat Romero paperassen invult, maar dat hij ze net zo goed leeg kan laten. ‘Wie gaf trouwens om papieren, of las rapporten op het hoofdkantoor? En wie kon de cijfers en berekeningen beoordelen? Wie anders dan hij ().’Ga naar voetnoot15 Ook hier is hij per slot van rekening de doodenkele baas en zo alleen als een paspoortnummer. Later peinst hij: ‘Een uitgestotene was hij, een vreemdeling; en wat harder was: een balling was hij geworden.’ Ga naar voetnoot16 Misschien valt de naamgeving onder dezelfde noemer van groep en enkeling, want het verhaal somt welgeteld vijftien vóórnamen van dorpelingen op en smeedt paradoxaal genoeg uit het gemis aan familienamen een familiegemeenschap, waar Ruiz Romero met voor-en achternaam buiten staat.
Ofschoon de voorgaande persoonsbeschrijving Romero opvoert als buitenstaander, is zijn rol daarmee niet nauwkeurig genoeg aangegeven. Terborgh regisseert voor hem een staanplaats, die bij herhaling opvalt: ‘Romero bleef in de deuropening staan,’Ga naar voetnoot17 hij stond ‘Onder het overhangende dak’,Ga naar voetnoot18 hij ‘keek door de halfverlichte luiken’,Ga naar voetnoot19 lang vertoeft hij op de galerij van zijn huis, ‘Hij had een hand tegen de post gestut’,Ga naar voetnoot20 hij ‘rekte zich uit in de open deur.’Ga naar voetnoot21 De buitenstaander blijkt eerder iemand in de coulissen te zijn, een grensfiguur tussen twee werelden. Als hij het terracotta masker gekocht heeft van de vreemde god, wiens persoon hij lijkt te moeten spelen - persona is toch oorspronkelijk een toneelmasker -, laat hij dat zijn eigen plaats innemen: ‘Hij stelde het masker in een raamkozijn’,Ga naar voetnoot22 weer een wezen in het grensvlak tussen binnen en buiten. De schrijver laat het twee-wereldenmotief rijkgeschakeerd de revue passeren: Spanje-Mexico, eenling-dorpsgemeenschap, rijkdom-armoede, cultuur-natuur, verleden-heden en zo voort. De vele bomen dreigen het bos aan het oog te onttrekken. Het is zaak die veelheid onder één noemer te brengen en dat is mogelijk met het schijn-werkelijkheidmotief, doordat dit bij nader inzien een hoofdrol speelt, achter de schermen en ervoor. Pas als we die schermen hebben weggehaald, zijn we waar we wezen moeten. Er is een rondreizende bioscoophouder, die met tweederangse filmfragmenten voor de Indio's een bedrieglijke wittedoekwereld oproept. ‘Met de fantomen op het witte doek sijpelden de vormen van een nieuwe beschaving binnen, | |
[pagina 72]
| |
het uitschot ervan, de karikatuur.’Ga naar voetnoot23 De Indio's laten hun eigen degelijke wolcultuur in verval raken en kopen van de schijnbeschaving de fabriekswaar, ‘duur en tegen geen wind bestand’.Ga naar voetnoot24 Zwaar keukenraad van ouderwetse makelij, zwaar en stevig, is al gesteld tegenover het lichte plastic uit de moderne fabriek, licht en broos. Esteban heeft de gevel van zijn herberg eens zo hoog opgetrokken ‘zonder dat er kamers achter de blinde ramen werden gebouwd’.Ga naar voetnoot25 Romero heeft de mijn gered van de ondergang, maar het is een schijnredding, er is uitstel, geen afstel. ‘Wie ter verdediging uittrekt moet voortgaan in de strijd’Ga naar voetnoot26 en dat doet deze schijnredder niet. De mijn is net zo safe als het yaleslot voor het kantoor, de twee sleutels waren zoek, het slot is schijn. Romero komt bij een stoflongpatiënt en ‘boog zich over hem en luisterde, niet dat het veel zin had’.Ga naar voetnoot27a Wat is? Wat schijnt? ‘Gaat het overdag wat beter?’ ‘Si señor’, was het antwoord. ‘Of is het eerder erger?’ ‘Si Señor.’Ga naar voetnoot27b Niet anders is het met de reis van Romero naar Sierra Solana. Hij gaat niet eigener beweging naar het verborgen goud, maar in opdracht van de gemeenschap bij monde van Paulina. Het is ook geen goud, wat er blinkt; Porfirio, die de grot verkend heeft, vond vijf jade-parels en hij laat die aan Paco zien. ‘Romero veinsde niets te hebben gezien.’Ga naar voetnoot28 Wat zijn dat voor werelden en wat zijn dat voor grenzen? Het zijn werelden die er niet dienen te zijn, evenmin als die grenzen.
De vragen woekeren voort, maar de tuinman baant het pad. Ernesto doet de tuin en hij vervult daarmee een taak op het tweede plan; niettemin, tuinlieden groeien in de letterkunde wel eens boven hun nederig handwerk uit, of het nu Christus is die zich op Paasmorgen in een tuinman verschuilt of Candide die Voltaires satire op de beste der bestaanbare werelden afsluit met de slagzin: «il faut cultiver notre jardin.» Romero kan geen wijs uit Ernesto's werkuren, al had hij kunnen bevroeden, dat de tuinman zich voegt naar het ritme van de seizoenen en niet in de maat van de dorpsklok loopt. Ook begrijpt Romero niet dat Ernesto, die innig met struik en bloem omgaat en hen als medeschepselen toespreekt, ooit in opdracht van zijn heer een eucalyptus ging omhakken met een haast die Romero hinderde wegens vermeende wreedheid. Hij slentert nu op zondagmorgen de tuin in en vraagt hem onverwacht waarom hit die jonge boom zo schielijk heeft geveld. Verbazing. Patrón, zei hij tenslotte, ‘U heeft het vonnis gesproken, staande voor de boom; hij had het gehoord. Zou het juist zijn geweest zijn doodsangst onnodig te verlengen?’Ga naar voetnoot29 In het besef dat ze hem als despoot beschouwen, ‘een vriendelijke wellicht, maar een almachtige’,Ga naar voetnoot30 keert hij terug naar zijn galerij. Hij heeft zich even van de grenslijn gewaagd en moet gauw naar zijn basis terug, zoals hij ook meteen doen zal als hij het masker - eveneens vriendelijk en superieur - heeft gekocht. | |
[pagina 73]
| |
Hier ontpopt de tuinman zich als regiefiguur, wat later nog sterker zal blijken. Hier heet het van hem: ‘Er bestonden geen grenzen voor Ernesto.’Ga naar voetnoot31 Dat is in de buurt van de grensbewoner Romero klare taal. Ernesto hoort tot de oeroude wereld die bomen en mensen kon verenigen, de wereld waarin bomen toesnellen op het lierspel van Orpheus,Ga naar voetnoot32 Daphne in een laurier verandert en een boom uit Jesse spruit. Uitgelokt door Paulina en verder aangezet door het dorp verlaat Romero zijn honk, beter gezegd, leidt hij een expeditie naar Sierra Solana. Het is veelzeggend dat hij niet in zijn eentje aan zwerflust toegeeft, maar dat hij een groep aanvoert in dienst van de gemeenschap. De tocht mag dan weinig opleveren, Romero heeft wel een opdracht vervuld en de beloning blijft niet uit. Hij rijdt terug door een helder landschap in diepe tevredenheid. Hij drinkt de wereld in of de wereld drinkt hem, dat is om het even als de twee maar één worden. Terborgh beschrijft dit in een algemene bespiegeling, dat doet hij graag als het in zijn verhalen menens wordt. ‘Wij begeren niets meer, niets anders. Het is een kalme, haast niet bewuste verzadiging, het gevoel een evenwicht te hebben herwonnen, dat wij nooit hadden moeten verliezen.’Ga naar voetnoot33 De onevenwichtigheid van de twee werelden is verdwenen. Wie kan dit beter beamen dan dé man voor wie geen grenzen bestaan en die de regie lijkt te hebben? ‘Toen Romero afstapte voor het huis, stond daar Ernesto de tuinbaas, om het paard in ontvangst te nemen. Hij glimlachte en heette hem welkom. Er lag een vriendelijke verstandhouding in zijn blik, een kalme hartelijkheid, als waren zijn woorden een welkom voor goed.’Ga naar voetnoot34 Zou het sleutelmotief soms op het voorgaande slot passen? Er rinkelt een reeks sleutels door de tekst, of eigenlijk rinkelen zij niet want ze zijn zoekgeraakt. Het kantoor heeft een yale-slot, ‘hij herinnerde zich niet ooit een der sleutels te hebben gezien’.Ga naar voetnoot35 Het badhok heeft ‘een niet meer sluitende deur’,Ga naar voetnoot36 en bij uitbreiding staat er: ‘niets sloot meer goed in huis’.Ga naar voetnoot37 Natuurlijk heeft dit met verval te maken, anderszins dient een sleutel om te vergrendelen en zo een scheiding teweeg te brengen tussen de wereld vóór en de wereld achter de deur. Bij grendelgemis is die tegenstrijdigheid opgeheven. Vandaar dat Romero op zoek naar het essentiële overweegt: ‘Misschien moesten wij leren dit (o.a. tegenstrijdigheid) te beheersen en te verzoenen en lag daar de sleutel’,Ga naar voetnoot38 dat wil hier zeggen: de oplossing, de opening.
De betekenis van de mannenrol neemt gaandeweg toe in Ernesto, in Paulina is de vrouw van meet af aan veelbetekenend. Mannen mogen dan dolers zijn in Terborghs reisverhalen, achter die mannen stuwt de kracht van de vrouw. Zo geeft een vrouw de aanzet tot de Sierra-tocht, prent zij met de antiekhandelaar die reis dieper in en komt | |
[pagina 74]
| |
zij tenslotte op de proppen met Osuna, de gids. Die keukenmeid in ‘Sierra Solana’ blijkt de schrijver te groot voor één verhaal, want zij levert hem ook het biografisch aandoend relaas ‘Paulina’.Ga naar voetnoot39 Zij was de twaalfde dochter van Concha, die evenals haar moeder vindt dat grootgrondbezitters goede patroons waren en dat de verdeling van hun grond op diefstal berustte; ‘men was arm, maar het ontbrak er nooit aan het nodige.’Ga naar voetnoot40 Terborgh laat Romero in dezelfde geest filosoferen: ‘Maar een oude () eenvoudige leefwijze werd onder het volk in stand gehouden; evenwicht en tevredenheid, al was het bestaan karig; en vaak waren daarnaast redelijke patriarchale verhoudingen gegroeid.’Ga naar voetnoot41 Het levensrelaas roemt Paulina's verteltrant. Terborgh geeft daar in ‘Sierra Solana’ een staaltje van: ‘La Sierra Solana, si, Señor, daar ligt het goud, verborgen in een gat, een diep gat, vlak voor de rots. Een ieder weet het en Arnulfo is er geweest, in 't najaar, en heeft over de rand gekeken. Het heeft er gelegen beneden. Hij heeft het zien fonkelen. En toen heeft hij het klokje gehoord, en heeft opgekeken en naar het sikje gezocht, of naar de bok - maar er was niets. En hij heeft weer het klokje gehoord en is bang geworden en weggelopen. En onder 't lopen is hij gestruikeld en heeft zijn hand verzwikt. De hand is nooit meer goed geworden. De duivel bewaakt het gat, Señor.’ Ga naar voetnoot42a Het is de trant van de rasvertelster die zinnen aaneen last tot een hecht geheel: 1. verhaalkern: goud in de berg, 2. algemene waarheid: iedereen weet het, 3. bijzondere bewijsvoering: Arnulfo heeft het gezien en een klokje gehoord, 4. realistische verklaring: hij zoekt een geit, 5. mythische verklaring: hij verzwikt zijn hand, want niemand ziet de godheid straffeloos, 6. elementaire afronding: satan waakt over de berg. De aaneenschakeling met het voegwoord ‘en’ klinkt bijbels. Paulina vertelt dit in een houding die van een standbeeld lijkt afgekeken: ‘Zij stond er, de handen over de borst gevouwen, twee zwarte vlechten over de zware armen, de schedel oplopend boven een laag voorhoofd, en een gelaat zonder uitdrukking; de ogen op de grond gericht als was zij voor een rechter gedaagd.’Ga naar voetnoot42b Zou een ander soms door haar mond spreken en doet zij niet aan de Pythia denken? De toehoorder versterkt die indruk: ‘Romero had geamuseerd geluisterd’;Ga naar voetnoot42c geamuseerd kan op een vermakelijke glimlach slaan, intussen kan Romero ook tot de muze vervoerd zijn.
Om te ontdekken waar Terborgh het goud in zijn novelle heeft verborgen, is het raadzaam na te gaan wat de schrijver zelf over ‘Sierra Solana’ heeft opgemerkt. Hij schikt ‘Het gezicht van Peñafiel’, ‘Sierra Solana’ en ‘Odysseus' laatste tocht’ samen, als gaat het om een stuk in drie bedrijven. Hij verklaart Wam de Moor in een per brief afgenomen interview: ‘In alle drie verhalen wordt op dezelfde kernproblemen een antwoord gezocht, maar door drie zeer uiteenlopende lieden: een jonge, wat principiële man, een volwassene, die voor beslissingen staat, en een er-“varen” man die tegen het einde van zijn leven nog eens tracht te doorgronden wat hem heeft beheerst en gedreven.’Ga naar voetnoot43 Romero is die volwassene. Hoe oud is hij? De schrijver geeft zijn leeftijd niet op, wel ver- | |
[pagina 75]
| |
strekt hij aanwijzingen om een rekensom te maken. Romero verlaat stad en land tijdens de Spaanse Burgeroorlog 1936-'39, geschokt door het verval van respect tussen de strijdende staatsburgers. Hij wil zijn zelfrespect bewaren. Voor een jeugdig iemand is zo'n mening te voorlijk, zij past eerder een twintiger, en misschien was Romero al ingenieur, dus zo'n 25 jaar. In het verhaal is sprake van plastic keukengerei en bijgevolg moeten we minstens naar de jaren 50. Romero zal een veertiger zijn en vertoeft op het midden van de weg. Terborgh had ook op de slotzinnen van de drie verhalen kunnen wijzen, want zij stemmen overeen als de stokregel in een referein. Typisch Terborghiaans is het lichtmotief, liefst het verzoenende licht.Ga naar voetnoot44 ‘Zijn baan bleef enkele seconden lang: een stralend groengeel licht.’Ga naar voetnoot45 ‘Er brandden honderden dansende, warme lichtjes; men wist niet goed, was het reeds voor de doden en hun rust; of om de berg te verzoenen.’Ga naar voetnoot46 ‘Er bleef als troost het beeld van den nachtelijken tocht, de reis van de zielen der afgestorvenen naar een ster, naar een verzoenend licht in den hemel.’Ga naar voetnoot47 Ook de aanvangstijden van de drie novellen vertellen een verhaal. ‘Odysseus' laatste tocht’ begint in de morgen, ‘Sierra Solana’ in de middag en ‘Het gezicht van Peñafiel’ in de avond, en zo vullen zij gedrieën elkaar aan tot de levensdag van de levensreiziger. De kernproblemen mogen volgens Terborgh dan dezelfde zijn, het antwoord erop zal per zoeker verschillen. Wat zoekt Romero? Een krachtige anjergeur - sinds Proust drijft de geur een bloeiend reisbureau in tijd en ruimte - brengt Romero terug in het mijndorp in Andalusië, op zondag, en zijn zinnen worden week van heimwee. Bij nader gewetensonderzoek luidt het: ‘Wie tot een gemeenschap behoorde, had de strijd te aanvaarden, gebonden aan wat zijn erfgoed was, zijn deel, zijn bloed, zelfs als men verwierp en verachtte. Men kon het niet straffeloos de rug toekeren.’Ga naar voetnoot48 Voor straf werd hij een weifelaar in de marge en pas toen hij de beslissende stap deed aan het hoofd van een expeditie, in dienst van de gemeenschap, kreeg hij een extase zoals Pythagoras die zag en omschreef: de vereniging van mens en universum. Tevoren leek het land nog door kaalslag getroffen, nu bloeit alles op. Het zal de verbeelding wel zijn die het aanschijn van die aarde veranderde. Met de verbeelding als brandstof ga je gloeien van geluk. ‘Sierra Solana’ is in drieën geleed. Yourcenar, die evenzeer als Terborgh in de wetenschap van de alchemie liefhebbert, herinnert in ‘Les yeux ouverts’Ga naar voetnoot49 aan de drie etappes in het werk van de alchemist, het zwart, het wit en het rood. Het zwart slaat op zelfverloochening, het wit op nuttige dienstbaarheid en het rood op de verschijning voor de bewerker der hoogste machten. Het is verbluffend hoe het verloop van de no- | |
[pagina 76]
| |
veile klopt met de trappen in het werkproces van de magiër. Ook de zoektocht naar het goud is volgens het boekje van de geheimzinnige scheikundige, al is die goudaangelegenheid voor hem evenmin de hoofdzaak als in de novelle. Romero lijkt tenslotte voor de bewerker der hoogste machten te verschijnen met een onbewust gemaakt kruisteken - onwillekeurig komt daarbij de gedachte op aan de horizontale en verticale graverij die elkaar kruisen op het punt van het ongeval -. Het is een verstild gebaar, in overeenstemming met het verstillend gebeuren. ‘Hij keerde terug en terugkeer gaf rust.’Ga naar voetnoot50 Terugkeer, dat woord brengt de naam van de gids naar de berg in herinnering, dat was immers Osuna, en - zo staat er - het was de naam van Romero's vaderstad. Het woordenboek geeft de betekenis van Osuna weer met bere- en dat doet merkwaardig genoeg denken aan Odysseus, de beerling. ‘Maar dat is een ander verhaal en moet een andere keer maar eens worden verteld.’Ga naar voetnoot51
Terborgh heeft blijkens voornoemd interview voor vakgenoten een beschouwing gegeven over de problemen van ‘de Mexicaanse maatschappij van heden’ en heeft een deel van dat studiemateriaal in zijn verhaal verwerkt. Fens noemt ‘Sierra Solana’ - de titel is bij hem verkeerd gedrukt - ‘van weinig belang’.Ga naar voetnoot52 Anderen hebben van Terborghs werk gevonden dat het zo buitentijdelijk was. De letterkundige buitenstaander die Terborgh was, zal hiervan misschien geen weet gehad hebben, in welke zin ook, anders had hij in het geval van ‘Sierra Solana’ mogen verzuchten: Het is ook nooit goed of het deugt niet.
Gorterlaan 7 4707 NE Roosendaal |
|