| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Achterbergkroniek 3 (1984), nr 1
opent met een bijdrage van F. Balk-Smit Duyzentkunst over Fysica en grammatica bij Achterberg. - Jan Vermeulen vertelt in Achterberg en het toeval over zijn toevallige(?) ervaringen met betrekking tot het werk van Achterberg. - Rob Schouten typeert in zijn opstel Achterberg (als) alchemist (van de taal) en amanuensis ‘die te hoog wilde grijpen’. - In de rubriek ‘Hoe lees ik Achterberg?’ opstellen van Jan Vermeulen, Rob Schouten en Willem van Toorn. - In het artikel Meer dan een moeder plaatst Bert Veldstra enkele kanttekeningen bij het gedicht ‘Moeder I’. - Bouwstoffen voor een biografie bevat een reeks kritische opmerkingen van Jan Vermeulen op Wim Hazeus biografische schets van Gerrit Achterberg. - Bert Veldstra meldt dat er begin 1985 een concordantie op de verzamelde gedichten van Achterberg zal verschijnen en Redbad Fokkema bericht dat het Bureau Basisvoorziening Tekstedities zich bereid heeft verklaard zich in te zetten voor de totstandkoming van een historisch-kritische editie van Achterbergs poëzie, welke in de Monumenta-reeks een plaats zal krijgen.
| |
Bzzlletin 12 (1984), nr. 116
is een themanummer dat in zijn geheel gewijd is aan het leven en werk van de dichterJan Hanlo (1912-1969).
nr. 117
In dit juni-nummer een bijdrage van Graa Boomsma over het proza van J. Bernlef, gevolgd door een gesprek met deze schrijver. - Remco Ekkers schrijft onder de titel Warmte - vóór het zwijgen over de poëzie van J. Bernlef, - In Voor en tegen 6 richt Peter de Boer zijn aandacht op de jongste poëzie van H.H. ter Balkt.
| |
Dietsche warande & Belfort 129 (1984), nr. 5
In deze aflevering een artikel van Luc Dirikx over Richard Wagners muziek en dichtkunst in het werk van Louis Couperus. - In de ‘Kroniek’-rubriek bespreekt Marcel Janssens Recent proza uit Noord en Zuid, en wel Een meisje nam de tram van Mark Insingel, Iowa City van Alstein, Een vrouw vloog naar Engeland van Geert van Beek en God, een Chinees van Cor Ria Leeman. - Onder de titel Als gedroogde bloemen belicht Rudolf van de Perre de jongste poëzie van Maja Panajotova (Verzwegen alibi), Gust Gils (Een vingerknip) en Renaat de Vos (Tahita Kumi).
nr. 6
Hierin een bespreking van Claus' Het verdriet van België door Gerard Walschap. - In de ‘Kroniek’-rubriek wijdt Marcel Janssens zijn aandacht aan De Goddemaers; verhalen (1983) van Piet van Aken. Jaak de Maere belicht nieuw Noordnederlands proza van Klinkhamer, Peter Smit, Peter ten Hopen, M. van Amerongen en R.O. van Gennep (red.). In Tussen denken en doen bespreekt Koen Vermeiren de derde roman van Luc Vancampenhout, Met het oog op de jaren negentig. Hugo Brems besluit de rubriek met een opstel over Jaren na maart, de jongste bundel van Eddy van Vliet.
| |
Dokumentaal 13 (1984), nr. 2
In dit nummer o.a. een mededeling over de oprichting van het Letterkundig Informatie
| |
| |
Bureau en de faciliteiten die het biedt. - Jan Helwig geeft tips voor De auteursbibliografie. Partiële collatie en collationeren met behulp van transparanten. - Dirk Coig-neau verschaft Nieuws over ‘Het Parlement van minnen’, een rederijkerswerk. - De rubrieken Gepromoveerd, Uitgaven in voorbereiding en Pas verschenen. - Verder een inhoudsoverzicht van de medio november te verschijnen ANS, de Algemene Nederlandse Spraakkunst, onder redaktie van G. Geerts, W. Haeseryn, J. de Rooij en M.C. van den Toorn. - Een recensie tenslotte van: Hans-Dieter Kreuder, Studienbibliographie Linguistik. Mit einem Anhang zur Sprechwissenschaft von Lothar Berger. 2. Aufl. (door M. de Smedt).
| |
Driemaandelijkse bladen 36 (1984)
Onder auspiciën van dit kwartaalschrift heeft het Nedersaksisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen ter gelegenheid van zijn dertigjarig bestaan een bundel studies uitgegeven, gewijd aan ‘Grenzen en grensproblemen’.
Na het Statt einer Einleitung: Bemerkungen zu den Bezeichnungen für ‘Sprachliche Grenzlini’ door Hermann Niebaum volgen nog elf andere bijdragen, waarvan de onderstaande meer direkt voor het Nederlandse-taalgebied van belang zijn:
A. Hagen doet verslag van Het eerste taalgrensdebat en de ontmoediging der dialectologen. - A. Weijnen stipt de Geschiedenis en toekomst van het begrip dialectgrens aan. - J. Daan beziet in Grenzen en grenzen het verband tussen geografische grens en taalgrens in de Achterhoek en Twente. - H. Entjes put in Grensgevallen uit de taalgeschiedenis van Oost-Nederland. - J.B. Berns keert zich Met de blik naar het oosten. - Ludger Kremer beschrijft Die niederländisch-deutsche Staatsgrenze als subjective Dialektgrenze. - H. Taubken verdiept zich in Grenzniederländisch. Die externe Geschichte des Niederländischen im deutschen Grenzraum. - Johan de Roose en Johan Taeldeman publiceren de resultaten van een empirisch onderzoek naar Franse interferentie in het cultuurtaalgebruik aan weerszijden van de Belgisch-Nederlandse rijksgrens.
| |
Forum der letteren 25 (1984), nr. 2
In zijn artikel Over polysemie en metonymie: de dynamiek van de semantische specialisatie stelt T. Pollmann een aantal regels voor, waarmee metonymische interpretaties van woorden afgeleid kunnen worden van een grondbetekenis. - C.E. Keijsper vervolgt zijn bijdrage over Vorm en betekenis in Nederlandse toonhoogtecontouren II. Boekbesprekingen o.a.: J.H. Leopold, Gedichten I. De tijdens het leven van de dichter gepubliceerde poëzie. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet. Deel 1: teksten; deel 2: Apparaat en Commentaar, en Annemarie Kets-Vree, Woord voor Woord. Theorie en praktijk van de historisch-kritische uitgave van een prozatekst, gedemonstreerd aan Een Ontgoocheling van Willem Elsschot (beide door P.F. Schmitz); Ariane van Santen, De morfologie van het Nederlands (door G.E. Booij); Stanislaw Predota, Konfrontative Phonologie Polnisch-Niederländisch (door H. Proeme).
| |
De gids 147 (1984), nr. 5
opent met Her-kennen, een opstel van Th. Kuiper-Weijhenke over Carel en Margo Scharten-Antink. - Jaap Goedegebuure plaatst H. Marsman tussen traditie en vernieu- | |
| |
wing. - In ‘Poëtisch leven’ van de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ schrijft Wiel Kusters over de ‘scherven’-poëzie van Toon Tellegen.
| |
Glot 7 (1984), nr. 1
Het verschijnsel dat in een bepaalde taal de transitiviteit van een werkwoord bepalend is voor de naamval die aan het logisch subjekt wordt toegekend, staat bekend de benaming Ergativiteit. Reineke Bok-Bennema en Anneke Groos gaan er in hun gelijknamig artikel nader op in. - W.G. Klooster probeert in Ontkenning en noodzakelijkheid. Observaties met betrekking tot negatie en ‘moeten’ de houdbaarheid te toetsten van de gedachte dat er semantisch slechts één werkwoord moeten is.
| |
Leuvense bijdragen 73 (1984), nr. 2
B. Lamiroy analyseert De infinitiefkonstruktie ‘Jan is vissen’. - David L. Gold schrijft More on a Dutch-origin word in New York City English: ‘sliding pon(d)’ (ontstaan uit: ‘glijd-baene’).
Boekbesprekingen o.a.: J.B. Berns, Namen voor ziekten van het vee - een dialectografisch onderzoek in het gebied van het Woordenboek van de Brabantse en dat van de Limburgse Dialecten (door E.J.K. Eylenbosch); H.J.G. Crompvoets, Veenderijterminologie in Nederland en Nederlandstalig België (door E.J.K Eylenbosch); Woordenboek van de Vlaamse Dialekten. Deel II: Niet-Agrarische Vaktalen (...), bewerkt door Magda Devos, Hugo Ryckeboer en Jacques van Keymeulen (door Herman Crompvoets); G.H. Deunk, Nieuw Winterswijks Woordenboek (door A.H.G. Schaars); Joris Reynaert, De beeldspraak van Hadewijch (door Frank Willaert); E. van Autenboer, Het Brabants Landjuweel der Rederijkers (1515-1561). Met een Woord Vooraf door Prof. Dr. L. Roose (door Dirk Coigneau); Vondels Inwijdinge van 't Stadthuis t'Amsterdam. Uitgegeven en van commentaar voorzien door Saskia Albrecht, Otto de Ruyter, Marijke Spies, Frank Eising, Winny Hübben en Marianne Stegeman (door K. Porteman). W. Marguc, Willem Godschalck von Focquenbroch. Ergänzende Prolegomena (door M. van Vaeck); H. Meeus, Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650. Inleiding: Prof. Dr. L. Rens (door M. van Vaeck); Nederlandse Emblemata. Bloemlezing uit de Noord- en Zuidnederlandse Emblemata-literatuur van de 16de en 17de eeuw samengesteld door P.J. Meertens met medewerking van Hilary Sayles (door M. van Vaeck); Jan Luyken (1649-1712). Brieven zonder censuur. Met een bloemlezing uit de gedrukte brieven. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door Prof. Dr. Herman Vekeman, en Abrahamsz. Galenus (1622-1706). Korte verhandeling van de redelyk-bevindelyke godsdienst. Uitgegeven en toegelicht door Prof. Dr. Herman Vekeman (beide door M. van Vaeck); Bartholomeus Engelsman, Van de werelt ende van de materialike lichamen des hemels. Het achtste boek van Bartholomeus Anglicus' De
proprietatibus rerum in een Middelnederlandse vertaling. Uitgegeven naar de druk van Jacob Bellaert, Haarlem 24 dec. 1485 door I.M. Gondrie (door A.M. Duinhoven).
| |
Literatuur 1 (1984), nr. 3
Couperus te Camelot is de titel van een bijdrage van Karet Aardse, waarin Couperus' roman Het zwevende schaakbord nader wordt belicht. - Jef Bogman heeft aan zijn in- | |
| |
terview met Cyrille Offermans De kracht van het ongrijpbare tot titel meegegeven. - Lezen als levensbehoefte is een artikel van J.J. Kloek waarin roman en romanpubliek in de tweede helft van de 18e eeuw de aandacht krijgen. - In De enige vergissing van de Grieken onderzoekt Nico Laan de achtergronden en invloeden van de retorica. - In een uitgebreid opstel over Der minnen loep typeert A.M.J. van Buuren Dirc Potter als Een Middeleeuwse Ovidius. - Namen, namen, meer dan namen is een bijdrage van Harry Bekkering, waarin hij probeert de literaire sprongen van F. Springer te volgen. - In ‘Recencies’ besprekingen van Ad den Besten, Wilhelmus van Nassouwe (...) (door S.J. Lenselink). Roman van Walewein, ed. R.J. Wols (door L. Jongen), Mieke B. Smits-Veldt, Een Baljuw in opspraak (...) (door W.M.H. Hummelen), J.H. Leopold, Gedichten I; hist. krit. uitg., ed. A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet (door Ton Anbeek) en A. Kets-Vree, Woord voor woord; theorie en praktijk van de hist.-krit. uitgave van een prozatekst (...) (door Frans A. Janssen).
nr. 4
opent met Een wonderlijk avontuur uit de zeventiende eeuw, een bijdrage van E.K. Grootesover Wonderlicke avontuer, van twee goelieven (...) uit 1624. -In Reves testament maakt E. van der Heijden enige aantekeningen bij lezing van Oud en eenzaam. - Op het spoor van een tekst is een bijdrage van Ben van der Have over de reconstructie van een verloren Lorreinen-fragment door J.F. Willems. - Voorts een artikel Over ‘De stille kracht’ van Louis Couperus van Marion Valent, een onderzoekje naar de Reclame op de vroegste Nederlandstalige titelpagina's van Yves G. Vermeulen en tot besluit een gesprek van Rudolf Geel met Gerrit Kouwenaar over diens romans, - In de rubriek ‘Recensies’ besprekingen van Het cieraet der vrouwen, ed. K.J.S. Bostoen (door R.J. Resoort), Peter King, Concordances of the works of J. van den Vondel (door P.J. Verkruijsse), Jan Luyken, Brieven zonder censuur (...), ed. H. Vekeman en Abrahamsz. Galenus, Korte verhandeling van de redelyk-bevindelyke godsdienst (...), ed. H. Vekeman (door Piet Visser). P.J. Buijnsters, Wolff & Deken, een biografie (door Hanna Stouten), Willem Wilmink, Mijn broer; aantekeningen bij gedichten van Hendrik de Vries (door F. Balk-Smit Duyzentkunst) en Ares Koopman, Misschienschrijf ik straks nog wel een klein versje; over de poëzie van C. Buddingh' (door Peter Kroone).
| |
Maatstaf 32 (1984), nr. 3
opent met een interview met Willem Frederik Hermans, door Max Pam. - In Ceterum censeo richt Rob Schouten zijn aandacht op Strofen van Elly de Waard, De toren van Snelson van C.O. Jellema en Bijbelplaatsen van Jan Kuijper.
| |
Moer 1984, nr. 4
In deze aflevering een bijdrage van Marianne Clausing over de plaats en het belang van stelactiviteiten vanuit de hoek van thematisch onderwijs. - Wil van der Veur en Steven ten Brinke beschrijven hun praktijkervaringen met een studiepuntensysteem. - Anne-Coos Vuurmans en Jo Nelissen vervolgen hun artikel over het experimentele moedertaalonderwijs van Ajdarova. - Een poging tot samenwerking tussen Nederlands en maatschappijleer wordt belicht door Simone Walvisch en Dick Verweij. - Tenslotte schrijft Ans Buys een bijdrage over taalvaardigheid met daarop aansluitend een lessenserie over reflectie.
| |
| |
| |
Nieuw wereldtijdschrift 1 (1984), nr. 2
In de tweede aflevering van dit tijdschrijft, dat voorheen Nieuw Vlaams tijdschrift heette, een bijdrage van Benno Bernard over de jongste poëzie van Leo Vroman, Wiel Kusters, Eva Gerlach, J. Bernlef, Jan Kuijper en C.O. Jellema.
nr. 3
Hierin een artikel van Benno Bernard over de poëzie van Torn Lanoye en Ad Zuiderent.
| |
Ons erfdeel 27 (1984), nr. 3
‘Het vers dat in het zonlicht kan bestaan’ ... onder deze titel interpreteert en vergelijkt Anneke Reitsma een viertal ‘zondags’ gedichten van Nijhoff, Bloem, Ida Gerhardt en Achterberg. - A. Dabrówka vraagt in Toeval en principe in de praktijk van de vertaling aandacht voor Nederlandse literatuur in Poolse vertaling - Peter Nelde en Anne Melis onderzoeken De rol van het Nederlands in het Europees taalcontactonderzoek. - Het prozawerk van Willem G. van Maanen wordt volgens Jaak de Maere ten onrechte onderschat vanwege zijn zgn. overdreven strukturering. - Tot besluit de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXXVI, onder redaktie van E. van Raan.
| |
Onze taal 53 (1984), nr. 5
Van de bekende versregel van Nel Benschop: Rust nu maar uit: 77 variaties, die Nico Scheepmaker in rouwadvertenties heeft opgetekend. - W. Sterrenborg komt terug op de diskussie over enkel- of meervoud na een ‘aantal’, onder de titel: Een aantal problemen waren al opgelost. - C.F.P. Stutterheim gaat in op het gebruik en de funktie van Aanhalingstekens. - In haar rubriek Van woord tot woord bespreekt Marlies Phi-lippa de zojuist verschenen 13e druk van Het kleine etymologische woordenboek van Jan de Vries. - M. Vader mijmert over De -aars en de -ors: De meervoudsvorming van woorden die op -aar of -or eindigen. - Een onderverdeling van chronogrammen jaar-schriften) geeft B. Grothues in Het chronogram is meer dan Opperlandse taal. - J.J. van Raalte signaleert een betekenisverandering van de woorden Geestig en onschuldig. - Ter afsluiting de rubriek Variëteit en variété van M.C. Godschalk.
| |
De revisor 11 (1984), nr. 3
Hierin een interview van Jan Kuijper met C.O. Jellema over het gedicht ‘Ruiter in weids landschap’. - Maarten van Buuren buigt zich over het werk van H.C. ten Berge in Het gedicht, een zo leeg mogelijk beeld van de maker. - De jojo van de kritiek van Willem Brakman en Aandacht voor de tekst? door T. van Deel zijn beide lezingen, gehouden op het 38ste Filologencongres te Nijmegen over het onderwerp ‘De poëziekritiek en de academische benadering van poëzie’. - J.P. Guépin besluit dit nummer met het tweede deel van zijn artikel over Starings ‘Herdenking’.
| |
Spektator 13 (1983/'84), nr. 6
J. de Gier toont in Achterbergs Triniteit: Drieëenheid en drieëenheid aan, dat dit gedicht niet zomaar als een traditionele verhandeling in poëzievorm over het dogma van
| |
| |
de H. Drieëenheid gezien moet worden, maar dal ook de drie belangrijkste aspekten van Achterbergs thematiek: het religieuze, het poëtische en het erotische, er nadrukkelijk in tot uiting komen. - In Van godevolen tot computergestuurd vraagt M.C. van den Toorn aandacht voor het toenemend gebruik van adjektieven die naar hun uiterlijke vorm bestaan uit de samenstelling van een substantief met een voltooid deelwoord. - Annelies Pauw onderzoekt de relatie tussen Transitiviteit, intransitiviteit en constructies met ‘zich’. - Elly Groenenboom-Draai inventariseert Weyermans ‘Kouranttraktement’. Enige beschouwingen over aard, opzet en bedoeling van Jacob Campo Weyermans gebruik van kranteberichten in de Rotterdamsche Hermes. - Jack Hoeksema en Ron van Zonneveld trachten in Een autosegmentele theorie van het Nederlandse woordaccent aannemelijk te maken dat het aksentpatroon van Nederlandse woorden op een passende wijze beschreven kan worden in een autosegmenteel kader. Boekbesprekingen: E. Charry, G. Koefoed en P. Muysken (red.), De talen van Suriname. Achtergronden en Ontwikkelingen (door Herman Wekker); J.J. Oversteegen, De Novembristen van Merlyn. Een literaire opvatting in theorie en praktijk (door G. de Vriend).
| |
Standpunte 37 (1984), nr. 3
Hennie Aucamp schrijft over Die intensiteit van die kortverhaal en J.P. Conradie over Die literère kritikus en die drama. - In Padda en akkedis belichten D.F. Spangenberg en Frans Beukes twee gedichten van Richard Wilburg en Ernst van Heerden. - Voorts een opstel van D.J. Hugo over Woord en geweld by André Brink, - Ampie Coetzee typeert Wilma Stockenströms Die kremetartekspedisie als ‘Marxistiese-dekonstruksie’. - Met Nogeens dié sagte woord wat krys soos 'n raaf hervat E.C. Britz de polemiek over Elisabeth Eybers gedicht ‘Slot’ (Standpunte 36/6). - Taalverskeidenheid ed. G.N. Claassen en M.C.J. van Rensburg wordt uitvoerig belicht door L.G. de Stadler. - In Bestekopname tenslotte richt Joan Hambidge de aandacht op T.T. Cloete se ‘Angelliera’ en ‘Jukstaposisie’.
| |
Taal en tongval 36 (1984), nr. 1 en 2
J. Stroop beziet De lexicale leemte als verklaringsprincipe. - U. Knops doet verslag van een experimenteel onderzoek naar Cognitieve en evaluatieve reacties met betrekking tot regionale standaardvariëteiten. Een vergelijking tussen Vlamingen en Nederlanders. - J. Taeldeman onderzoekt De morfonologie van hoofdtelwoorden in de zuidwestelijke dialekten. - A. Weijnen presenteert Etymologische invallen 2. Kankatig (o.a. met de betekenis: ‘kieskeurig op zijn eten’). - R. van den Berg verdiept zich in Baggertaal op drift: Enige aspekten van dialektverandering in het Sliedrechts. - P. Swiggers signaleert bijzondere gevallen van Nominale derivaties met -es in het Leuvens. - H.T.J. Miedema en T.A. Niermeijer-Holleman publiceren, voorafgegaan door een korte toelichting, De Molkwerumse woordenlijst van A. Heeroma uit 1856. Boekbesprekingen o.a.: G.H. Deunk, Nieuw Winterswijks Woordenboek (door J.B. Berns); C. van Bree, Hebben-constructies en datiefconstructies binnen het Nederlandse taalgebied. Een taalgeografisch onderzoek (door A. De Meersman). - N. Törnqvist, Das niederdeutsche und niederländische Lehngut im schwedischen Wortschatz (door J.B. Berns); D. Geeraerts en G. Janssens, Wegwijs in woordenboeken (door M. De- | |
| |
vos); J.J. van der Voort-van der Kleij, Verdam Middelnederlandsch Handwoordenboek (V.F. Vanacker); L. Denewet, Geschiedenis, techniek en terminologie van de poldermolens in België. De Hoosmolen, een merkwaardige poldermolen in de Bourgoyen meersen te Drongen (door J. van Keymeulen); K. Kremer, Das Niederländische als Kultursprache deutscher Gebiete (door V.F. Vanacker); en J.M. Verhoeff, De oude Nederlandse maten en gewichten (door H. Postma).
| |
Taalkundig bulletin 14 (1984), nr. 1
Een kategoriale beschrijving van het Nederlands van de hand van Joop Houtman bevat een voorstel voor een kategoriale beregeling van een groot aantal lastige verschijnselen in de Nederlandse syntaxis, daarbij voortbouwend op recent werk van Steedman. - In Taalkundig zelotisme? vraag A. Sassen zich in het voorbijgaan af, of de kritiek van Arie Sturm en Fred Weerman in hun Generatieve Syntaxis op een zienswijze van Brame al dan niet serieus bedoeld kan zijn. - Wim Scherpenisse schrijft Iets over de structuur van krantekoppen in het Duits en Nederlands: exemplarisch laat hij enige verkortingstransformaties zien waarmee krantekoppen uit zinnen gevormd kunnen worden en in het bijzonder gaat hij daarbij in op het verschil in lidwoord-deletie in het Duits en het Nederlands. - Ron van Zonneveld worstelt in ER-puzzles met de al dan niet weglaatbaarheid van het pronomen ‘er’ in diverse funkties en konstrukties.
nr.2
Omdat de ritmische variabiliteit in taalkundig onderzoek tot nog toe nogal verwaarloosd is, besteedt Dicky Gilbers er in Ritmische variabiliteit en vocaalreductie aandacht aan. - Siemon Reker en Nanne Streekstra leggen verband tussen Ambisyllabiciteit en D-insertie. - Bij wijze van Taalkundig Filippisme stellen Arie Sturm en Fred Weerman Sassens suggestie van zelotisme in het vorige nummer aan de kaak.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 100 (1984), nr. 2
Huygens' Latijnse poëzie in het bijzonder diens Metereologia (1636) staan centraal in Huygens Ludens, door P.E.L. Verkuyl. - In Middelnederlandse fragmenten in de Stadsbibliotheek van Trier I geeft J.A.A.M. Biemans een beschrijving van de aldaar aanwezige handschriften van de Rijmbijbel en Der naturen bloeme van Jacob van Maerlant. - W.F. Daems plaatst onder het motto: Van kersepitten en witte laurierbladen kanttekeningen bij de onlangs verschenen studie van Anna Delva, Vrouwengenees-kunde in Vlaanderen tijdens de late middeleeuwen.
Boekbeoordelingen: W.J.J. Pijnenburg, Bijdrage tot de etymologie van het oudste Nederlands (door P. van Sterkenburg); en Dat Bedroch der Vrouwen, bezorgd en ingeleid door Prof. Dr. W.L. Braekman (door G.C. Zieleman).
| |
Tirade 28 (1984), nr. 292
Onder de titel Leopolds Cheops: tourist of farao geeft W.H. Stenfert Kroese een uitvoerige analyse als reactie op Dirk Kroons beschouwing van Cheops in Bzzlletin 73 (febr, 1980). - Voorts een artikel van Martien J.G. de Jong over De nieuwe roman en het scheelzien van de gewone dingen.
| |
| |
| |
Vestdijkkroniek 1984, nr. 43
Deze aflevering opent met het Rapport van de jury van de essayprijs van de Vestdijkkring, gevolgd door de twee beste essays Over wie heeft Vestdijk het eigenlijk? van Harry Bekkering, over ‘de persoonlijke betrokkenheid van Vestdijk bij de door hem besproken auteurs’, en Essayist of dichter: idee en plastiek van G.H. Wynia. - In Over de meester en zijn leerlingen onderzoekt Wam de Moor de meester-leerlingrelaties tussen Vestdijk en anderen. - Voorts een bijdrage van S. Dresden over Vestdijk en literatuurtheorie, een opstel van G. Borgers en een artikel van D. Vriesmans over de Vestdijk-biografie, en tenslotte het derde deel van de Vestdijkiana extrachronica, verzorgd door Jean Brüll.
| |
Werkgroep 19e eeuw. Documentatieblad 8 (1984), nr. 1
In deze aflevering een artikel van Polly den Tender over De Nederlandse vertalingen van Walter Scott's roman tussen 1824 en 1834. - Lut Troch belicht De vrouw op de Nederlandse Taal- en Letterkundige Congressen 1849-1912. - Tenslotte een boekbespreking van J.G. Riewald en J. Bakker, The critical reception of American literature in The Netherlands 1822-1900 door Tanja Janssen en Korrie Korevaart).
| |
Wetenschappelijke tijdingen 43 (1984), nr. 2
M.B. Hanson vraagt aandacht voor Een omstreden punt: het moedertaalonderwijs. De vlaamsgezindheid en het vernederlandsingsproces in het middelbaar onderwijs in Vlaanderen. - Koen Hulpiau publiceert zijn vierde bijdrage in de reeks over Dichter René De Clercq als flamingant. Na de oorlog in Nederland.
R.W.W.M.v.d. DRIFT
W. MERLIJN
|
|