| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bzzlletin 12 (1984), nr. 111
is een themanummer dat vrijwel geheel aan het leven en werk van George Orwell gewijd is - In Voor en tegen 2 belicht Peter de Boer de ‘heldere mysteries’ van Jan Kuijpers poëzie.
nr. 112
opent met een uitvoerige bijdrage van Bruno van Ravels over Karel van het Reve en zijnn werk. - In Altijd avonden sindsdien schrijft Hans van de Waarsenburg over de poëzie van Eddy van Vliet. - Jos Radstake typeert J. van Oudshoorns ‘Pinksteren’ als Een mooi, innig navrant verhaal. - In Voor en tegen 3 richt Peter de Boer zijn aandacht op de nieuwe poëzie van Benno Bernard en Geert van Istendael. - Lucie Huiskens en Harry Bekkering nemen in De twee gezichten van Jan Terlouw diens jeugdboeken onder de loep om te zien hoe ‘kritisch’ die nu eigenlijk zijn.
nr. 113
is een themanummer dat geheel aan het leven en werk van Hugo Claus gewijd is. Na Een dubbele chronologie van bio- en bibliografische gegevens, samengesteld door Freddy de Vree, geeft G.F.H. de Raat aan hoe ‘De Metsiers’ nu belicht kan worden. Rudi van der Paardt schrijft in Wolken van kwaad over Hugo Claus en Seneca en Willem van Toorn belicht Hugo Claus als toneelschrijver. In De naaktloper en zijn hemd schrijft Rob Schouten over Claus' poëzie, evenals Wiel Kusters in Gewilde gedichten. Voorts een bijdrage van Freddy de Vree over het door Claus gevolgde proces van Oswald Spruyt en een tweede artikel, waarin de relatie tussen Hugo Claus en Cobra (...) aan de orde wordt gesteld. Graa Boomsma levert onder de titel Schrijven als een weg uit de weerloze onwetendheid een uitvoerige bijdrage over Het verdriet van België. Met een Beknopte bibliografie van het afzonderlijk verschenen werk van Hugo Claus sluit Gert Jan Hemmink dit nummer af.
| |
Dietsche warande & Belfort 129 (1984), nr. 2
In Zuidnederlands proza bespreekt André Demedts Wat ik gevreesd heb van Jaak Ster-velynck en Thanatos en de zee van Frans Fransaer. - De ‘Kroniek’ - rubriek opent met een bijdrage van Marcel Janssens over Ward Ruyslinck en het werkwoord schiften, gevolgd door een artikel van Hugo Brems over de jongste Poëzie van Herwig Hensen. Tenslotte een bespreking van Willy Spillebeens novelle Doornroosjes honden, door Lionel Deflo.
| |
Dutch crossing 1983, nr. 21
opent met de volledige tekst van Hans Lodeizens De duivel en de avonturier, verzorgd door A. Montuori en T. Hermans. - J. Goossens onderzoekt The common origins of English, German and Dutch Reynard iconography. - In Unreal cities belicht Johanna Prins ‘modernist nihilism in T.S. Eliot's The waste land and Paul van Ostaijen's Occupied city’. - Onder de ‘Reviews’ B. Donaldson, Dutch; a linguistic history of Holland and Belgium (door T. Hermans) en Hadewich, The complete works, ed. C. Hart (door Saskia Murk-Jansen).
| |
| |
| |
Forum der letteren 25 (1984), nr. 1
Jan van Luxemburg licht in Deconstructie en de interpretatie van verhalende teksten enige centrale begrippen en strategieën uit de praktijk van de deconstructieve literaire kritiek toe. - In Vorm en betekenis in Nederlandse toonhoogtecontouren I concludeert C.E. Keijsper uit de momenteel bekende gegevens over de perceptie en interpretatie van Nederlandse toonhoogtecontouren tot acht minimale taaltekens. - Maarten Steenmeijer pleit voor Een bibliografie van en over vertaalde literatuur van na de tweede wereldoorlog in het Nederlands vertaalde literatuur. - Ronald Landheer verdiept zich in ‘Retorische’ anomalieën en ambiguïteit.
Boekbesprekingen o.a.: A.J. van Essen, E. Kruisinga, A Chapter in the History of Linguistics in the Netherlands (door Jean Baart); Hans Anten, Van realisme naar zakelijkheid. Proza-opvattingen tussen 1916 en 1932 (door Jaap Goedegebuure); Eddy Charry, Geert Koefoed en Pieter Muysken (red.), De talen van Suriname (door André Kamp); Shlomith Rimmon-Kenan, Narrative Fiction; Contemporary Poetics (door Mieke Bal); J.J.A. Mooij, Idee en verbeelding. Filosofische aspecten van de literatuurbeschouwing (door C.F.P. Stutterheim).
| |
Gezellinna 12 (1984), nr. 3/4
Gezelle hekelt Conscience, zo luidt de titel van de bijdrage waarmee A. Keersmaekers deze aflevering opent en waarin het gedicht ‘Hekelt!’ uitvoerig ter sprake komt. - R. Lagrain belicht de betrekkingen tussen Guido Gezelle en de familie Van Damme. - E. Janssen onderzoekt de invloed van Het Duitse sonnet bij Guido Gezelle en in Het laatste? legt J. Boets ons een tekst voor ‘waarvan vermoed mag worden dat het wel eens Gezelles allerlaatste gedicht zou kunnen zijn’.
| |
De gids 147 (1984), nr. 1/2
Dit eerste dubbelnummer van de jaargang, dat De gids over 1948 tot thema heeft, bevat onder meer een bijdrage, getiteld Tijdschriften schrijven hun tijd; ook in 1948 van Gerrit Borgers en een artikel van Han Lammers over De gids in 1948. - In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ Wiel Kusters' tweede deel van de reeks Poëzie en zwaartekracht.
| |
Leuvense bijdragen 73 (1984), nr. 1
Deze aflevering bevat o.a. de volgende boekbesprekingen:
D. Geeraerts en G. Janssens, Wegwijs in woordenboeken: een kritisch overzicht van de lexicografie van het Nederlands (door Frans Claes S.J.); Erica Huls, Taalgebruik in het gezin en sociale ongelijkheid. Een interactioneel sociolinguïstisch onderzoek (door Uus Knops); J. Molemans, Zonhoven, Historisch-naamkundige studie, m.m.v.J. Mertens; A.L. Kók, Ont-werp der neder-duitsche letter-konst, uitgegeven, ingeleid en van kommentaar voorzien door G.R.W. Dibbets (door J.A. van Leuvensteijn); A. Keij, Onderzoek naar dialectgrenzen en articulatorische verschillen in het middelnedertandse rivierengebied met een verwijzing naar een mogelijke relevantie voor het onderwijs in de moderne talen (door G.H. Kocks).
| |
Levende talen, nr. 388
In Vaardigheden in moedertaal en tweede taal belicht Jan H. Hulstijn Cummin's theo- | |
| |
rie van wederzijdse afhankelijkheid. Deze theorie beoogt de verbanden bloot te leggen tussen taalvaardigheid in moedertaal en tweede taal enerzijds en de schoolprestaties daarin anderzijds, met name voor leerlingen uit anderstalige sociale minderheden. - Henk Lammers gaat in op De Praktijk van het taalbeschouwingsonderwijs. - In haar artikel Ben je in de kerk geboren? illustreert Erica Huls via de behandeling van gespreksfragmenten uit spontane gezinsinteraktie, wat het algemene begrip ‘communicatieve competentie’ kan inhouden.
nr. 389
Henk Kreeft beziet de huidige stand van zaken m.b.t. Differentiatie in het moedertaalonderwijs (I). - Paul Roeders vraagt aandacht voor Communicatieve competentie en inzicht in de sociale competentie, waarbij hij vanuit een ontwikkelingspsychologische optiek nagaat, hoe kinderen communicatieve vaardigheden verwerven en welke fakto-ren deze verwerving beïnvloeden.
nr. 390
Naar aanleiding van de resultaten van een oriëntatiebijeenkomst over Moedertaalonderwijs en massamedia vragen Sjef Klinkenberg en Addie Weijers zich af, wat er van nascholing in de praktijk terechtkomt. - In Bint en De Bree maken school bespreekt Max Verbeek een drietal recente jeugdromans over ploerten vóór en in de klas. - Henk Kreeft vervolgt zijn bijdrage Differentiatie in het moedertaalonderwijs (II). - Wam de Moor laat zijn gedachten gaan over Aspecten van literatuuronderwijs 2. Over tekstbestudering en tekstverklaring van Lubbers tot Waldmann. - Winnie Geurtsen besluit deze aflevering met Wat kan zéeker niet, en wat dat wel. Begrijpelijk taalaanbod in een leergang Nederlands als tweede taal.
| |
Maatstaf 31 (1983), nr. 10/11
Dit dubbelnummer, dat Polemiek en pamflet als titel meekreeg, opent met een bijdrage van Gerrit Komrij over de polemiek als hoogste verschijningsvorm van literatuurbeschouwing) en wordt gevolgd door een achttiental artikelen over dit onderwerp. Bijzondere aandacht verdienen het opstel van Nop Maas, die in Slechte manieren in de letterkunde Johannes van Vloten (1874-1876) als polemist bij uitstek naar voren haalt, en van Peter de Boer, die in Geen genade voor de ‘Ellebogenstossbrigade’ ‘de grote schoonmaak van de polemist Jeroen Brouwers’ volgt.
nr. 12
Hierin belicht Jeannette E. Koch de achtergronden bij de ontvangst en de kwaliteit van de vertalingen van Louis Couperus' koningsromans in Frankrijk en Italië. - In Hedwig corrigeert Mathilde wijst Martien J.G. de Jong op de relatie tussen Van Deyssels Een liefde en Van Eedens Van de koele meren des doods. - Hans Werkman vraagt de aandacht voor de onderlinge relatie tussen Willem de Mérode, Okke en Odo. - E.B. de Bruyn waagt zich aan ‘een penibele exegese’ van Gezelle's ‘o Blomme’, en probeert daarbij ‘de toenmalige gedachtengang van Van Reym’ te volgen. - In Besliste volzinnen geven Rob Delvigne en Leo Ros ‘commentaren op Jacob Israël de Haan en het editeerprobleem’. - De relatie tussen Du Perron en Vestdijk karakteriseert J.H.W. Veenstra als ‘een vriendschap met haperingen’. - Voorts een bijdrage van Ton Anbeek over W.F. Hermans en de na-oorlogse literatuur (1945-1948) en van P. Kralt over Vestdijks historische roman Rumeiland. - Tenslotte Ceterum censeo, waarin Rob
| |
| |
Schouten het jongste werk van Willem Bijsterbosch, Peter Verstegen, Anton Ent en Hugo Claus bespreekt.
| |
Maatstaf 32 (1984), nr. 1
Van Prikkebeen tot Boutens en terug is de titel van een bijdrage van E.B. de Bruyn, waarin hij verslag doet van zijn ‘intrede in het rijk der “fraaye letteren”’. - In een uitvoerige analyse belicht Martin de Koning De verborgen roman in ‘De hazen’, een gedicht van Ed Leeflang, en sluit hiermee de aflevering af.
| |
Moer 1984, nr. 1/2
Dit nummer is een dubbelnummer over het thema Vrouwen en meisjes (in het onderwijs) en bevat een veertiental artikelen hierover. Dorian de Haan opent de aflevering met een bijdrage over de vraag of Lesgeven aan meisjes een vak apart genoemd kan worden. Joke Huisman wijst op de Sekse-ongelijkheid in het onderwijs en het probleem van de jongenspedagogiek. In Een beeld van een beleid belicht Ria Jaarsma de resultaten van vier jaar onderwijsemancipatiebeleid. Voorts artikelen over discriminatie, emancipatie, sekseroldoorbreking, meisjesculturen en meidenbladen.
| |
Neophilologus 68 (1984), nr. 1
In dit nummer o.a. een kritische bespreking van Teun van Dijk's text grammar models, door Leonard Orr.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 36 (1983), nr. 5
Martien J.G. de Jong geeft in Dichterschap of meesterschap? een ‘na-lezing’ van (poëzie van) Albert Verwey. - Voorts een artikel van Franc Schuerewegen met een Kommentaar op kommentaar op de enigma-variaties in De paardendief van J. Ritzerfeld (vgl. Bzzlletin 1983, nr. 103). - In de rubriek ‘Kronieken’ vraagt Hugo Bousset aandacht voor de proza-debuten van Henrik Stoute (Verschijnselen), Frans Albers (Angst van een sneeuwman) en Koen Vermeiren (De kus van Selena), en belicht Hans van de Waarsenburg Remco Camperts jongste gedichtenbundel Scènes in Hotel Morandi.
| |
Ons erfdeel 27 (1984), nr. 1
Hugo Brems inventariseert Raakpunten tussen Nederlandse poëzie en beeldende kunst sinds 1945. Deel 1. - Jan van der Vegt verdiept zich in Paradoxale eenheid van werkelijkheid en gedicht. De poëzie van Gerrit Kouwenaar. - Aart van Zoest vindt Marten Toonder, een fenomeen. - Ludo Beheydt geeft een overzicht van Taalbeheersing in Vlaanderen. - Ruud A.J. Kraayeveld schrijft over Naturalistisch proza in Nederland. - Tenslotte de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXXIV, onder redaktie van E. van Raan.
| |
Onze taal 53 (1984), nr. 2
J. Renkema en E.J. van der Spek zetten in Een vergelijkend onderzoek naar de letter J acht Nederlandse woordenboeken op een rij. - Van dezelfde auteurs is de kanttekening: Jap, jezuïet en jood. Hoe normatief zijn woordenboeken? - Waar gaan we met
| |
| |
onze deelwoorden naar toe?, wil L. Jongkees weten. - H.E. Kater vraagt zich af: Hoe consequent is de taal? - In de rubriek ‘Van woord tot woord’ schrijft Marlies Philippa onder de titel: Benamingen over de grenzen over de herkomst van landennamen. - J. Renkema blikt terug op het Congres Jeugd en Taal, dat op zaterdag 19 november 1983 door het Genootschap Onze Taal gehouden werd. - B.C. Sliggers vergelijkt vijf uiteenlopende meningen over de vraag: Welk voud na een aantal? - J.A. Klaassen tenslotte signaleert De anglificatie van het Nederlands.
| |
De revisor 11 (1984), nr. 1
Dit eerste nummer van de nieuwe jaargang heeft Het proces-verbaal als titel meegekregen en bevat een groot aantal bijdragen die met dit thema verband houden. Speciale aandacht verdient het artikel van Maarten van Buuren, die onder de titel ‘Und weinte bitterlich’ de tekst en intertekst in Cees Nootebooms Rituelen onderzoekt. - In Nijhoff en Bruckner wijst P.H. Schrijvers op de mogelijkheid dat Nijhoff zijn informatie voor het ‘Bruckner’-gedicht aan de Bruckner-studie van Matthijs Vermeulen ontleend kan hebben. - Cafol Limonard belicht in De filmende pen de filmtechnieken in de roman.
| |
Spektator 13 (1983/'84), nr. 4
Dit themanummer draagt als titel: ‘Van literaire tekst naar literaire communicatie in literatuurdidactisch perspectief’ en bevat de lezingen, gehouden op 6 november 1982 en 5 maart 1983 op de Ie landelijke postacademische cursus Algemene Literatuurwetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Elrud Ibsch opent met: Waarom blijven wij niet ‘binnen de tekst’? Verantwoording van een grensoverschrijding. - Bij Horst Steinmetz staat de vraag centraal: Waarom geeft lezen plezier? - H. Verdaasdonk legt Kwaliteitshiërarchieën in boeker: ten behoeve van het onderwijs in de Nederlandse literatuur bloot. - Rien T. Segers gaat Op zoek naar een nieuwe vorm van literatuuronderwijs: De horizontale methode. - Mieke Bal beschrijft de funktie van Verteltheorie als instrument voor ideologiekritiek. - Harry Verschuren schetst het verband tussen Receptie-onderzoek, leerdoeldiscussie en literatuuronderwijs. Ter illustratie de ontwikkeling van het begrip humor in de literatuur van de vroege 18e eeuw. - Sophie Levie beziet De functie van het tijdschriftonderzoek in het literatuuronderwijs. - A. Sassen reageert in Wat is wie en wat? op H.W. Felt-kamps kritiek op Aspekte der kontrastiven Syntax am Beispiel des Niederländischen und Deutschen van Jelle Stegeman in Spektator 12, 382-384.
Boekbesprekingen o.a.: Sietske Hoogerhuis, Werk & Criterium: bibliografische beschrijvingen, analytische inhoudsopgaven en indices (door Dick Welsink); Zeevsche nachtegael en bijgevoegd A. van de Venne, Tafereel van Sinne-Mal. Facs.-ed. van exemplaar PB Zeeland 3 K 1 van de druk Middelburg 1623 met een verantw. en indices door P.J. Meertens en P.J. Verkruijsse (door Frans A. Janssen); G.A. Bredero, Angeniet. Ingel. en toegelicht door P.E.L. Verkuyl (door P.J. Verkruijsse); F.C. van Boheemen, Th. C.J. van der Heyden, De Delftse rederijkers ‘Wy rapen gheneucht’ (door Mieke B. Smits-Veldt); Vondels Inwydinge van 't Stadthuis 't Amsterdam; uitgeg. en van comm. voorz. door Saskia Albrecht, Otto de Ruyter e.a. (door Ellen Fleurbaay); Joachim Oudaan, Haagsche broeder-moord of dolle blydschap. Treurspel. Ingel, en voorz. van annotatie door een werkgroep van Utrechtse neerlandici (door Evert Wiskerke).
| |
| |
| |
Spiegel der letteren 25 (1984), nr. 2
opent met een bijdrage van L. Peeters over Mariken van Nieumeghen en de Antwerpse volksboekcultuur. - P. Claes en Chr. D'haen betogen dat de typografische In- en uitsprong in Gezelle's ‘Rijmsnoer’ ook bij de interpretatie van de gedichten betrokken dient te worden. - ‘In margine’ bevat naast een bijdrage van Ph. Vermoortel over Inwijding van Marcellus Emants een artikel van V. Geuffens met Enkele beschouwingen n.a.v. het dubbelgangersmotief in Dr. Testals ‘Dubbelganger’ van F. Bordewijk. -Tenslotte boekbeoordelingen van o.a.F.P. van Oostrom, Lantsloot vander Haghedoclite (door J.D. Janssens), G.A. Bredero's Angeniet, ed. P.E.L. Verkuyl (door L. Rens), H. Meeus, Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650 (door E.K. Grootes), W. Marguc, W.G. van Focquenbroch (door B. de Ligt) en W. Couvreur en A. Deprez, Potgieters verblijf te Antwerpen in 1830 (door K. Wauters).
| |
Standpunte 37 (1984), nr. 1
Hierin een bijdrage van J.C. Kannemeyer over Die huidige posisie van die Afrikaanse taal en letterkunde. - M. Nienaber-Luitingh bespreekt in haar Poëziekroniek het jongste werk van Sheila Cussons, Mariene van Niekerk, Daniel Hugo en Meyer van Rensburg. - In zijn artikel tracht Gerrit Olivier duidelijk te maken waarom hij W.F. Hermans' Nooit meer slapen (als) ‘leerschool van het pessimisme’ betitelt.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 100 (1984), nr 1
Wim van Galen onderzoekt de Sonoriteit van fonemen en de syllabestruktuur in het Nederlands. - J.C. Arens put Uit oude woordenboeken II, als vervolg op een eerdere bijdrage in TNTL 98, p. 273-289. - A. Berteloot plaatst Overwegingen bij de ‘Lieden/Luden’-kaart van J. Goossens. - G. Kazemier en B.C. Damsteegt buigen zich over De cesuur bij Hooft. Een discussie. - Bredero's ‘Angeniet’ een blijspel?, vraagt P.E.L. Verkuyl zich af.
Boekbeoordelingen: De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey. Deel I: april 1884-september 1894. Met een woord vooraf en voorzien van aantekeningen, bezorgd door Harry G.M. Prick (door Enno Endt); W.M.H. Hummelen, Amsterdams toneel in het begin van de Gouden Eeuw. Studies over Het Wit Lavendel en de nederduytsche Academie (door P.E.L. Verkuyl).
| |
Tijdschrift voor taalbeheersing 6 (1984), nr. 1
In Trivialiteit van jury's bij globale opstelbeoordeling laat H. Blok zien, dat jurybeoordeling leidt tot een accentuering van het gemeenschappelijke in de opvattingen van beoordelaars, waarbij het vooral om triviale opstelkenmerken blijkt te gaan. - F. Jansen onderzoekt de vraagstelling; Hoe frekwent zijn dialectfouten eigenlijk? - Inge Bochart vraagt aandacht voor Het schrijfproces: cognitief-psychologisch onderzoek van Flower en Hayes, die schrijven opvatten als het organiseren van denkprocessen en de schrijver zien als een probleemoplosser. - E.J. van der Spek gaat in op Informele drogredenen en verzwegen argumenten. - Peter van Steen schrijft; Zet dat maar op papier! Over problemen rond opdrachtgeving voor beleidsnota's. - R. Appel beoordeelt: P. van de Craen en R. Willemyns (red.), Sociolinguïstiek en ideologie. - H. Houtkoop beoordeelt: Erica Huls, Taalgebruik in het gezin en maatschappelijke ongelijkheid.
| |
| |
Een interactioneel sociolinguïstisch onderzoek. - Van de hand van W.K.B. Koning tenslotte een Bibliografie sociolinguïstiek.
| |
Tirade 28 (1984), nr. 290
opent met een Dankwoord bij de aanvaarding van de P.C. Hooftprijs door M. Vasalis. - In De Moor, Van Oudshoorn en dé kritiek onderzoekt Hanny Michaelis de kritische ontvangst van de uitvoerige biografie over J. van Oudshoorn, waarop Wam de Moor in 1982 promoveerde.
| |
Vestdijkkroniek 1983, nr. 41
Deze aflevering bevat een viertal voordrachten, uitgesproken op het symposium over Vestdijks historische romans, dat in het najaar van 1983 gehouden werd. H.A. Wage spreekt Over de historische roman als platform voor Vestdijk en J.J. Oversteegen over Vestdijk, Forum en de historische roman. In het spoor van Nellie richt Rudi van der Paardt zich op Vestdijks antieke romans en verhalen en Ton Anbeek bespreekt Vestdijks beeld van de Tweede Wereldoorlog, waarbij hij diens Pastorale 1943 en Bevrijdingsfeest als historische romans betrekt. - Jean Brüll sluit met een Vestdijkiana Extra-chronica het nummer af.
R.W.W.M.v.d. DRIFT
W. MERLIJN
|
|