De Nieuwe Taalgids. Jaargang 77
(1984)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Licht op de voorgeschiedenis van Dirck Pietersz Pers' Bellerophon of lust tot wysheydGa naar voetnoot*B. van SelmNaar de boekverkopers en drukkers uit de zeventiende eeuw die zich toelegden op de productie van Nederlandstalige boeken, is nog maar weinig onderzoek gedaan.Ga naar voetnoot1 Zelfs van de belangrijkste onder hen hebben we nog geen redelijk volledige fondslijst. Zo'n lijst van uitgaven van één boekverkoper - ik beperk mij nu tot degene die in boeken handelt en enige trekken vertoont van wat wij nu een uitgever noemen - is natuurlijk niet het doel van, maar slechts een onmisbaar hulpmiddel bij het onderzoek. Om inzicht te krijgen in de productie, distributie en (mogelijke) receptie van zeventiende-eeuwse teksten in gedrukte vorm, is het noodzakelijk de werkwijze van de boekverkoper nauwkeurig te bestuderen. Hij bepaalde immers niet alleen in welke vorm een tekst in druk zou verschijnen, maar in veel gevallen nam hij ook het initiatief voor een uitgave.Ga naar voetnoot2 Bij elk boek dat zijn naam draagt, moeten we ons dan ook afvragen: hoe is hij aan de kopij gekomen?; heeft hij teksten vertaald, bewerkt of opnieuw gerangschikt en welke personen heeft hij daarvoor ingeschakeld?; heeft hij illustraties laten maken of heeft hij reeds bestaande platen opnieuw gebruikt?; was het een duur of goedkoop boek?; werd het bij de beurs uitgevent, op de binnenplaats van de schouwburg verkocht, door marskramers langs de deur gebracht, in stalletjes op één van de vele jaarmarkten gesleten, of was het bedoeld voor de verkoop in één van de grote Amsterdamse boekwinkels op het Water (het huidige Damrak), dat wil zeggen in het handelscentrum van de Republiek? Archivalische bronnen voor leven en bedrijf van een boekverkoper zal de literatuurhistoricus niet versmaden, maar veel van de noodzakelijke gegevens moet hij toch ontlenen aan de boeken zelf. Een in Nederland nog nauwelijks systematisch bestudeerde bron van informatie is natuurlijk de titelpagina. Met een adequate tekst in een toepasselijke vormgeving werd getracht de aandacht te trekken van de beoogde kopers: een titelpagina lag immers niet alleen bovenop de stapel ongevouwen vellen of ongebonden katernen, maar werd ook gebruikt als prospectus en als uithangbiljet. Andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderdelen van het boek, die relevante inlichtingen kunnen verschaffen, zijn de tekst van een privilege,Ga naar voetnoot3 een voorrede zoals bijvoorbeeld die van D.P. Pers: ‘De Drucker wenscht alle Kunst-lievende Nederlanders eeuwich heyl en welvaren,’Ga naar voetnoot4, de opdracht aan een maecenas of de tekst van de lofdichten. De ondernemer bepaalt de vormgeving en het formaat van het boek, de kwaliteit van het papier, de aard en de hoeveelheid illustraties, kortom de omvang van de investering. De vaststelling hiervan hangt natuurlijk samen met het aantal exemplaren, dat hij binnen een bepaalde tijd denkt te kunnen verkopen en de prijs, die het door hem beoogde publiek voor het boek zou kunnen en willen betalen. Een literatuurgeschiedenis, waarin de producenten niet voorkomen, de verschillende vormen van distributie en de geleidelijke veranderingen daarin ontbreken, en de groepen (beoogde) kopers en lezers niet worden onderscheiden, is niet langer denkbaar. Ook neerlandici zullen daarom steeds intensiever onderzoek verrichten op deelgebieden van de Nederlandse boekgeschiedenis.Ga naar voetnoot5 De aard en ontwikkeling van het fonds van de boekverkoper Dirck Pietersz, later genoemd Pers (1581-1659) is een diepgaand onderzoek meer dan waard. Hij is één van degenen, die aan het begin van de Gouden Eeuw de vernieuwing tot stand hebben gebracht. Pers werd geboren in Emden, in 1581 een centrum van vluchtelingen uit de Nederlanden. Zijn vader was de boekverkoper Pieter Dirkszoon, die mogelijk afkomstig was uit de Zuidelijke Nederlanden.Ga naar voetnoot6 Rondom de eeuwwisseling is hij naar Amsterdam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getrokken om er in dienst te treden van Cornelis Claesz (1546/7-1609). In het bedrijf van deze boekverkoper, de grootste en belangrijkste die op dat moment in Amsterdam werkzaam was, heeft hij het vak geleerd. Blijkbaar heeft hij zich even vóór of in 1607. als zelfstandig boekverkoper gevestigd. In elk geval stamt het oudst bekende gedateerde boek met zijn naam in het impressum uit genoemd jaar.Ga naar voetnoot7 Het werd gevolgd door een reeks interessante werken, waarvan de meeste een vaste plaats hebben gekregen in onze literatuurgeschiedenis. Vele uitgaven zijn prachtig geïllustreerd. Hij legde zich met name toe op emblematische werken en gedurende een aantal jaren had hij hierin bijna een monopoliepositie. Door de ‘schoone kunst platen oft Beeldenissen’ zijn het uitgesproken dure boeken, zeker als men de prijs vergelijkt met die van prozaromans, liedboekjes, e.d.Ga naar voetnoot8 Het laten graveren van koperplaten betekende een forse investering en het kon lang duren, voordat deze was terugverdiend. Voor een beginnend boekverkoper was het dan ook niet of nauwelijks mogelijk een dergelijk fonds op te bouwen zonder van bestaand materiaal gebruik te maken. Pers moet dan ook systematisch collecties koperplaten hebben gekocht om deze reeks uitgaven tot stand te kunnen brengen. De beslissing een bepaald boek uit te geven, was voor hem dan ook meestal niet afhankelijk van de beschikbaarheid van de tekst, maar van de illustraties. Had hij die eenmaal, dan kon er zonodig een tekst-op-maat bij worden gemaakt. Voor Den Gulden Winckel der Konstlievende Nederlanders (1613) en de Vorsteliicke Warande der Dieren (1617) maakte hij gebruik van series koperplaten, die in de zestiende eeuw in de Zuidelijke Nederlanden waren gegraveerd.Ga naar voetnoot9 Zo verschenen er te Amsterdam boeken met afdrukken van Zuidnederlandse platen en met teksten van (afstammelingen van) Zuidnederlandse vluchtelingen. De voorgeschiedenis van één van Pers' boeken is tot op heden vrij duister. Het betreft hier de bundel: Bellerophon, of lust tot wysheyd. Begrijpende veel zeedighe, stichtlijcke en leerlijcke sinnebeelden met haere verklaringhen. [gravure] T'Amstelredam. By Dirck Pietersz. Boeck- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verkooper op t'water in de witte Persse. Anno 1614. Coll. 4o: A-I4, 36 ongenummerde folia.Ga naar voetnoot10 Over de herkomst van de gravures schreef A.G.C. de Vries, de grondlegger van de studie van de Nederlandse embleemboeken, in 1899: ‘Het werk schijnt niet oorspronkelijk. De eerste druk toch eindigt met een: “Register der Sinne-beelden H. Dammani.” Deze Hadrianus Damman, wiens naam ook voorkomt in “Den Nederduytschen Helicon. Haarlem 1610” op blz. 74 onder een lange rij poëten, een Gentenaar van geboorte, was eerst onderwijzer van Graaf Willem Lodewijk van Nassau en van 1585-1588 hoogleeraar te Leiden. In 1594 ging hij als “agent ordinaire et général” naar Schotland en bleef daar. Hij was een verdienstelijk Latijnsch dichter. [...] Een bundel “Emblemata” die het oorspronkelijke zou kunnen zijn van den Bellerophon vond ik nergens. De uitgever der oorspronkelijke prentjes was Joos de Bosscher, die als zoodanig enkele malen voorkomt o.a. op een portret van H. Damman, gesneden door Jacob de Gheyn.’Ga naar voetnoot11 De auteurs, die na De Vries al of niet terloops over de bundel Bellerophon hebben geschreven, hebben deze kennis nauwelijks vermeerderd. Ik citeer als voorbeeld de zinnen, die Landwehr er in een artikel uit 1969 aan wijdde: ‘In 1614 laat hij [n.l. Pers] verschijnen Bellerophon, dat aan zijn pen wordt toegeschreven. Het is meer waarschijnlijk dat H. Damman (overleden in 1608) de auctor intellectualis is geweest. Raadselachtig is de herkomst van 30 kopergravures die het boekje sieren.’Ga naar voetnoot12 Een goede karakteristiek van de bundel gaf K. Porteman in 1977: ‘Dit antiquiserend embleemboek, dat tot in 1695 niet minder dan dertien herdrukken beleefde, is niet geheel onin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teressant. Wellicht een vertaling van een onbewaard Latijns voorbeeld van Adrianus Damman († 1608), illustreert het nog eens treffend de geleerde en ethische pretenties van het genre waarin “het choor der konsten en der deugden is versaemt” (embl. IV). Veel is er overgenomen uit Alciato, Junius en Sambucus.’Ga naar voetnoot13 Hoewel de auteur van het ‘voorbeeld’ bekend is, heeft blijkbaar nog niemand systematisch-bibliografisch onderzoek gedaan naar mogelijk bewaard gebleven exemplaren van één of meer drukken. Zelfs gegevens, die reeds in 1948 werden gepubliceerd en dat nog wel in het enige Nederlandse boekhistorische tijdschrift, zijn tot nu toe niet bij het onderzoek naar de voorgeschiedenis van Pers' Bellerophon betrokken. Ik doel hier op de uitvoerige beschrijving, die Louise E. van Wijk maakte van het album amicorum van Bernardus Paludanus.Ga naar voetnoot14 Paludanus werd op 28 oktober 1550 in Steenwijk geboren. Hij studeerde aan een Duitse universiteit medicijnen en bereisde als jonge man verschillende landen. In 1578 bezocht hij onder meer Palestina en Egypte. In 1580 promoveerde hij in Padua tot doctor in de filosofie en de medicijnen. Vanaf 1586 tot aan zijn dood in 1633 woonde hij in Enkhuizen. Bij zijn tijdgenoten was hij vooral bekend vanwege zijn waardevolle verzameling kunstvoorwerpen, naturalia en rariteiten, die hij uit alle delen van de wereld had samengebracht.Ga naar voetnoot15 Zijn album amicorum behoort tot de mooiste van de grote collectie, die in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag wordt bewaard.Ga naar voetnoot16 Uit de beschrijving van mevr. Van Wijk blijkt, dat één van de onderdelen, waaruit het album is opgebouwd, het boekje is met de emblemata (zonder bijschriften!) van Damman. Vergelijking met Pers' Bellerophon leert, dat de afdrukken in beide bronnen gemaakt zijn van dezelfde koperplaten. Wel zijn sommige afdrukken representanten van verschillen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de staten.Ga naar voetnoot17 Deze verschillen maken het mogelijk iets meer te weten te komen over de drukgeschiedenis van Damman's boekje.Ga naar voetnoot18 In de gravures staan met arabische cijfers de nummers 1 tot en met 32. In het album van Paludanus staan ze keurig op nummer, maar in Pers' embleemboek niet.Ga naar voetnoot19 Het volgende staatje bevat in de eerste kolom het nummer van de gravure, in de tweede kolom de bladzijde in het album van Paludanus, in de derde het romeinse nummer van het embleem in de bundel van Pers, en in de laatste de pagina, waarop de gravure bij Pers staat afgedrukt:
Vanaf gravure nummer 11 is de volgorde regelmatig:
Embleem 29 is in de bundel van Pers foutief genummerd, namelijk XXXI in plaats van XXIX. Dat gravure nummer 5 door Pers als II op A3v is geplaatst, is gemakkelijk te verklaren: ‘Bellerophon valt van 't paerdt Pegasus.’ zo staat er in aansluiting op de titel van de bundel. De verschillen tussen de staten zijn zeer informatief. Nummer 1 in het album van Paludanus bevat boven de voorstelling de gegraveerde naam ‘hadr. damman’ (zie afb. 1).Ga naar voetnoot21 We mogen hieruit afleiden dat deze Gentse geleerde inderdaad de auctor intellectualis is van de hele bundel. In gravure nummer 12 staat boven de voorstelling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto's op ware grootte van de gravures in het album amicorum van Paludanus, aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, Hs 133 M 63, resp. ff. 509r, 519r en 533r.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de naam ‘iacobvs tayart.’ (zie afb. 2), die in de afdruk bij Pers ontbreekt. Gravure nummer 13 heeft een soortgelijke variant, namelijk de gegraveerde naam ‘anna tayarts’. De afdrukken van de nummers 16 en 17 zijn in Paludanus' album gemaakt van een grotere koperplaat dan in het Bellerophon. Evenals bij de hierboven genoemde gravures ziet het er naar uit, dat men een stuk van de koperplaat heeft afgehaald. Nummer 17 heeft als randschrift in de ovaal in beide bronnen ‘metellvs’. Uitsluitend in het album is bij nummer 26 in de bovenrand van de gravure de naam ‘iohann. metellvs seqvanvs’ te vinden (zie afb. 3). Ook bij gravure 29 is tekstverlies opgetreden: hier ontbreekt in de afdruk in het Bellerophon opmerkelijk genoeg het gegraveerde onderschrift: ‘Vltio diuina Machab. s. cap. 3.’ Roel van Straten identificeerde in zijn bijvakscriptie het monogram ADB in gravure nummer 9 van het Bellerophon als dat van de bekende zestiende-eeuwse graveur Abraham de Bruyn.Ga naar voetnoot22 In de afdruk van deze gravure in Paludanus' album is dit monogram eveneens duidelijk waarneembaar. De eerste en laatste gravure in beide bronnen bevatten de naam van de uitgever ‘Ioos de bosscher’. Vóór Pers moet dus deze prentuitgever een editie van Dammans embleemboek op de markt hebben gebracht. De genoemde personen moeten bij één of meer vroegere uitgave(n) betrokken zijn. Wie zijn deze mensen en wat hebben zij gemeen? Allereerst schenk ik aandacht aan de ‘auctor’ Hadrianus of Adriaen Damman, over wie hierboven al iets is meegedeeld. Deze geleerde, geboren te Lemberge uit een aanzienlijk geslacht, heer van Bijsterveld en later ridder van Fairhill, vluchtte in de roerige jaren na de beeldenstorm naar Keulen. Het staat vast dat hij daar verbleef van 1574 tot en met 1577. Hij leerde er o.a. Jan van der Noot kennen. Na de instauratie van de Gentse calvinistische republiek keerde hij terug naar Gent. Daar bleef hij totdat de stad door Parma werd veroverd. Van 1586-1588 was hij buitengewoon hoogleraar in de ethica aan de Leidse universiteit. Vanaf 1588 tot 1594 verbleef hij in Duitsland en vervolgens tot aan zijn dood, mogelijk in 1608, in Schotland.Ga naar voetnoot23 Deze Gentenaar heeft in zijn Keulse jaren meermalen met de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
graveur Abraham de Bruyn (ca. 1538-1587) samengewerkt.Ga naar voetnoot24 Dat blijkt bijvoorbeeld uit twee prachtige plaatwerken, die in 1577 in Keulen zijn verschenen. Het eerste is een bundel gravures van klederdrachten, voorafgegaan door een inleidende tekst van Damman met de datering ‘Coloniae, CIƆ . IƆ . LXXVII IIX. Kalend. April.’ (dat is 21 maart 1577).Ga naar voetnoot25 Het tweede is een even fraaie bundel met de kostuums van ruiters uit verschillende landen. Naast een lofdicht van Damman op het werk van Abraham de Bruyn bevat het boek een inleidende tekst, waarboven de namen staan van Hadrianus Damman uit Gent, de uitgever van het boek Jaspar Rutz uit Mechelen en de graveur Abraham de Bruyn uit Antwerpen met de datum: ‘Colon. CIƆ . IƆ . LXXVII. Idib. Iulij.’ (dat is 15 juli 1577).Ga naar voetnoot26 Ook de andere personen uit de bundel hebben gedurende deze jaren in Keulen gewoond. ‘iacobvstayart’ of Jacob Tayaert, geboren in Axel, was een rijke advocaat in de Raad van Vlaanderen. In 1566 was hij betrokken bij de onderhandelingen tussen het calvinistische consistorie en de magistraat van Gent over de uitoefening van de calvinistische godsdienst. Op 15 juli 1567 werd hij door de Raad van Vlaanderen verbannen en werd zijn bezit verbeurd verklaard. Waarschijnlijk week hij uit naar Keulen. Pas in juli 1578 keerde hij terug naar Gent, waar hij een belangrijke rol speelde tijdens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het calvinistische regime.Ga naar voetnoot27 Ik neem aan dat ‘anna tayarts’ een bloedverwante van hem was. Vervolgens is er de naam ‘metellvs’, die nogmaals voorkomt als ‘iohann. metellvs seqvanvs’. Het gaat in beide gevallen om de franse geleerde Jean Matal. Hij werd geboren in Poligny (Franche-Comté) rond 1520. De toevoeging ‘van de Sequanen’, één van de machtige volken in het oude Gallië tussen de Saône, Rhône en het Juragebergte, verwijst naar de streek waar hij vandaan komt. Matal studeerde rechten in Bologna en verbleef vervolgens in Florence, Venetië, Rome en in Engeland (1555). Daarna ging hij in Keulen wonen. Evenals Abraham Ortelius, met wie hij correspondeerde, hield hij zich als humanistisch geleerde bezig met o.a. geografie en oudheidkunde.Ga naar voetnoot28 Met uitzondering van Joos de Bosscher hebben alle personen die in Dammans bundel voorkomen, gemeen dat zij gedurende de jaren 1574-1577 in Keulen verbleven. In dit toevluchtsoord voor vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden moet het boekje voor het eerst zijn uitgegeven.Ga naar voetnoot29 Niets wijst er op, dat de Antwerpse prentuitgever Joos de Bosscher hierbij betrokken is geweest.Ga naar voetnoot30 Dat gebeurde pas, toen vanaf 1580 Abraham de Bruyn terug was in Antwerpen. Hij moet de koperplaten, die hij in Keulen had vervaardigd, hebben meegenomen, want in 1581 bracht De Bosscher in Antwerpen een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe uitgave op de markt van zijn Imagines gentium. In hetzelfde jaar verschenen bij deze uitgever nog 18 bladen met kostuums van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, eveneens gegraveerd door Abraham de Bruyn.Ga naar voetnoot31 Tot of tot en met 1584 verbleven graveur en uitgever in Antwerpen. Mogelijk is De Bruyn daarna teruggegaan naar Keulen. De Bosscher is in elk geval naar Amsterdam getrokken, waar hij op 9 december 1587 het poorterschap kocht. Hij overleed er in 1591. De uitgave, waarvan een exemplaar bewaard is in het album amicorum van Paludanus, bevat geen plaats of jaar van uitgave. Onder gravure nummer 24 op folium 531r is een inscriptie te vinden uit 1593, zodat het boekje voor die datum gedrukt moet zijn. Omdat de Keulse plaatwerken van Abraham de Bruyn zijn uitgegeven door Jaspar Rutz, moeten we hier te maken hebben met een Antwerpse druk uit de jaren 1580-1584 of met een Amsterdamse uit de jaren ca. 1587-1591. De namen op de gravures wijzen m.i. op Antwerpen als plaats van uitgave. Deze kunnen immers nog wel een zin of functie hebben gehad voor de intellectuele elite van Antwerpen in genoemde jaren, maar nauwelijks voor Amsterdamse kopers.Ga naar voetnoot32 In het album amicorum van Paludanus staan alleen maar de gravures van Dammans bundel en geen bijschriften in boekdruk. In de zestiende eeuw gebruikte men vaak embleemboeken, al of niet doorschoten met blanco bladen, als alba amicorum. Sommige werden zelfs apart voor dat doel gedrukt.Ga naar voetnoot33 Het is denkbaar, dat de oorspronkelijke functie van Dammans gravurebundel geen andere is geweest, dan om te dienen als album amicorum in de kringen van de Keulse ‘vreemdelingen’. In dat geval | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontbreken er dus geen Latijnse bijschriften van Damman, maar zijn de blanco pagina's en het vele wit bestemd voor de inscripties.Ga naar voetnoot34 Na zijn vertrek uit Antwerpen heeft De Bosscher ook in Amsterdam een prenthandel van aanzienlijke omvang gehad. Het adres van deze uitgever staat op het merendeel van de prenten, die door Willem Barentsz in 1596 op zijn ontdekkingstocht vanuit Amsterdam zijn meegenomen en die na eeuwen in het ijs van Nova Zembla zijn teruggevonden.Ga naar voetnoot35 Na zijn dood in 1591 moet zijn bezit aan prenten en koperplaten in andere handen zijn overgegaan. De belangrijke Amsterdamse boekverkoper Cornelis Claesz (ca. 1546-1609) heeft hiervan een flinke hoeveelheid gekocht. Uit een unieke magazijncatalogus van gravures en kaarten uit 1609 blijkt, dat hij op grote schaal in prenten handelde.Ga naar voetnoot36 Deze catalogus levert het bewijs, dat Ciaesz in 1609 eigenaar was van de koperplaten van Dammans bundel. Op de titelpagina is namelijk gravure nummer 27 afgedrukt: ‘Dulcia mixta malis’ (door Pers in 1614 weergegeven als ‘'T soete is by 't suyre ghemenght.’)Ga naar voetnoot37 Of Cornelis Claesz de platen ooit zelf voor een uitgave heeft gebruikt, is niet bekend. In de boekhandelscatalogi, die van hem zijn overgeleverd, heb ik geen titelbeschrijving gevonden die op Dammans embleembundel zou kunnen slaan.Ga naar voetnoot38 Tijdens zijn leven was Cornelis Claesz de centrale figuur in de Amsterdamse boekhandel. Als uitgever heeft hij de grondslag gelegd voor de roem van Amsterdam als boekenstad, als centrum van de productie van reisverhalen, kaarten en atlassen en van Nederlandstalige werken. Na zijn dood in mei 1609 werd zijn bezit in het openbaar geveild. De verkoop van het grote fonds, de magazijnvoorraden, het papier en perkament, de prenten en de koperplaten, was voor de handelaren een belangrijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebeurtenis.Ga naar voetnoot39 Het bood een jongere generatie de mogelijkheid om onder gunstige betalingsvoorwaarden interessante partijen boeken te kopen.Ga naar voetnoot40 Ook konden zij nu in het bezit komen van series koperplaten, die hen in staat stelden nieuwe versies van veelgevraagde werken uit te geven. Willem Jansz Blaeu moet toen de platen hebben verworven van Guicciardini's bekende beschrijving van de NederlandenGa naar voetnoot41 en Dirck Pietersz Pers, die het bedrijf van Cornelis Claesz als oudleerling goed kende, moet in 1609 of 1610 de platen van de embleembundel hebben gekocht. Hiermee is de vraag beantwoord hoe Pers aan het basismateriaal voor zijn Bellerophon is gekomen. De aankoop van de koperplaten was voor hem aanleiding een embleemboek met Nederlandse teksten te schrijven. Hij wist dat er voor dit soort boeken voldoende belangstelling was. Onderzoek zal moeten uitwijzen welke bronnen hij bij het schrijven heeft gebruikt en of zich hieronder mogelijk een exemplaar heeft bevonden van Dammans bundel met Latijnse bijschriften. In elk geval staat vast dat met het Bellerophon of lust tot wysheyd de prenten onder ogen zijn gekomen van een veel grotere en ook anders samengestelde groep beschouwers. Ontstaan in de kring van Zuidnederlandse vluchtelingen te Keulen en bedoeld voor een kleine intellectuele elite, groeide de bundel in de vormgeving van Dirck Pietersz Pers uit tot één van de meest succesvolle boeken van Hollands zeventiende eeuw. |
|