| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Achterbergkroniek 2 (1983), nr. 1
opent met Enkele herinneringen aan Gerrit Achterberg van Gerrit Kamphuis. - T. Dekker zocht de prent van Steinlen ‘die Achterberg onder ogen gehad moet hebben toen hij zijn gedicht ‘De verdronkenen’ schreef’. - Frans Berkelmans schrijft het vervolg op Achterberg ‘doet’ Golgotha (zie Achterbergkroniek I (1982), nr. 1). - In de rubriek ‘Hoe lees ik Achterberg?’ plaatst Evert Peet enige kanttekeningen bij het gedicht ‘Cumuli’. - G.N. Lammens heeft aandacht voor de Filosofische aspecten van het werk van Gerrit Achterberg. - Jan de Piere wijst in Van Kandinsky naar Achterberg: het ‘duizendjarig rijk des punts’ op de achtergronden en het belang van Achterbergs driedelige gedicht ‘Kandinsky’. - In Achterberg en de muziek bepleit Jan Vermeulen Een herwaardering van Achterbergs keuze van ‘op het eerste gezicht wellicht nogal suspecte muzikale onderwerpen’, omdat ‘deze onderwerpen zeer adequaat (blijken te) zijn en volkomen passen in de poëzie die Achterberg tot ongeveer 1945 heeft geschreven.’
| |
Bzzlletin II (1983), nr. 105
wordt vrijwel geheel in beslag genomen door bijdragen over het leven en werk van de auteur B. Traven.
nr. 106
Dit mei-nummer heeft het leven en werk van A. Alberts tot onderwerp. Johan Diepstraten opent met een interview. Erik de Blauw typeert Alberts als De dagdromende verteller, Graa Boomsma bezorgt Een receptie-geschiedenis en Hella S. Haasse schrijft Over het ‘Indische’ proza van A. Alberts. Voorts bijdragen van H. Lammers, Carlien Boelhouwer, Anne Marie Musschoot, Magda Eggermont en G. Brands. Jozien Moerbeek en Aloys van den Berk sluiten met een A. Alberts-bibliografie het nummer af.
| |
Dietsche warande & Belfort 128 (1983), nr. 3
In Geschreven en gelezen trekt Marcel Janssens Parallellen tussen literatuur en literatuurstudie sinds 1945. - Jos van Damme schrijft over Onze literatuur en het sovjettaboe. - In de rubriek ‘Kroniek’ een bijdrage van Lionel Deflo over Willy Spillebeens Aeneas of het masker van de mythe afgetrokken. Jaak de maere belicht ‘De aanslag’ van Harry Mulisch en Albert Westerlinck volgt Conscience te Antwerpen.
nr. 4
In dit nummer o.a. een uitvoerige bijdrage van Albert Westerlinck, waarin hij Hulde aan Conscience brengt. - In de ‘Kroniek’-rubriek bespreekt André Demedts Een roman van Herwig Hensen; Marcel Janssens volgt Leo Pleysier onderweg naar Kralingen en Rudolf van de Perre belicht in De omtrek van de werkelijkheid het jongste werk van Willem M. Roggeman, Gust Gils en Hans de Greve. Fons Vandergraesen besluit het nummer met besprekingen van Recent verhalend proza van Frans Depeuter, Tom Pauka, Aster Berkhof en Gaston Braem.
| |
Forum der letteren 24 (1983), nr. 2:
Naar aanleiding van een tweetal artikelen over het zgn. ‘begrepen subject’ merkt H.
| |
| |
F.A. van der Lubbe op: Het blijft spoken in de linguïstiek. - Ton Anbeek beziet in Na de oorlog het verband tussen literatuur en maatschappij (1945-1948). - Ron van Hogen onderzoekt Passiefberegeling en transitiviteit. - Frank Berndsen maakt in Temps perdu notities over adapteren (het vaststellen van de betekenis van een tekst voor degene die er mee omgaat) en rekonstrueren (het vaststellen van de betekenis welke die tekst had of heeft voor een ander dan degene die er mee omgaat).
| |
De gids 146 (1983), nr. 2
In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ een bijdrage van Aleid Truijens Over brieven en brievenboeken. Onder de titel Ik en de dood, het kind en ik richt Wiel Kusters zich op ‘die momenten, waarop de dichter het tegen zijn wil moet afleggen en bemerken dat zijn verzinsels (...) zich, als illusies, aan hem voordoen’. Voorbeelden hiervan vindt hij in de poëzie van Claus, Vestdijk, Nijhoff en in Komrij's bloemlezing. Voorts een bijdrage van Peter van Zonneveld over het ‘ellendige’ leven van Willem Bilderdijk.
| |
Interdisciplinair tijdschrift voor taak- en tekstwetenschap 3 (1983), nr. 1:
Deze aflevering van TTT is het tweede deel van het themanummer ‘Taal en logica’. E.M. Barth doet in Reconstructie van een invloedrijk paradigma een poging, het Hegeliaanse logische systeem immanent te verhelderen. - L.G.M. Noordman betoogt in Linguïstische beschrijving en psychologische processen, dat niet-linguïstische factoren bij het toekennen van betekenissen aan zinnen een zeer grote rol spelen. - P.J. Schellens gaat in Logica voor lezers? in op de discussie over de vraag of de formele logica geschikt is om de geldigheid van argumentatie in de omgangstaal te beoordelen. - Dennis de Champeaux reageert met In het diepe uiterst negatief op de vraag of de predikatenlogica als betekenisrepresentatie kan fungeren. - H.G. Schmidt haakt in Activatie van voorkennis en een verschuivings-effect bij het onthouden van tekst in op de schematheorie van Rumelhart en Ortony. - J. van Heerden betoogt in Conjunctie waaraan een term ontbreekt, dat uitdrukkingen als ‘En dat noemt zich minister-president’ wel degelijk de (logische) vorm van een conjunctie hebben.
nr. 2
Deze aflevering is een speciaalnummer over Taal en minderheden, onder redactie van René Appel en Pieter Muysken.
Anne Vermeer geeft in Het leren en onderwijzen van Nederlands als tweede taal een overzicht van het verwervingsproces bij Turkse en Marokkaanse kinderen. - Korrie van Helvert en Guus Extra gaan in Nederlands van Turkse kinderen in op een aantal methodologische aspecten taalverwervingsonderzoek. - Josine Lallemans onderzoek Turkse kinderen in Nederland is gericht op de vraag of er in het taalonderwijs voor in Nederland geboren Turkse kinderen nog bijzondere voorzieningen getroffen moeten worden. - René Appel geeft in Buitenlanders en taalbehoud een soort kader aan, waarin de overlevingskansen van de minderheidstalen van mediterrane migranten onderzocht zouden kunnen worden. - Durk Gorter maakt in De vitaliteit van het Fries van een vergelijkbaar kader gebruik om het toekomstperspectief van het Fries te bekijken. - In Verstaan, begrijpen en waarderen van buitenlandse uitspraak wijzen V.J. van Heuven en J.W. de Vries er op, dat het onderzoek naar de tweede- | |
| |
taalproduktie van buitenlandse arbeiders te veel gericht is op syntactische en morfologische kenmerken.
| |
Leuvense bijdragen 72 (1983), nr. 2:
In dit nummer o.a. boekbesprekingen van: W. Rombauts, De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en letterkunde (door M. De Smedt); R. Willemyns, m.m.v.J. Goossens, Het niet-literaire Middelnederlands. Een leerboek met bloemlezing (door J. Bethlehem); D.L. Goyvaerts, Aspecten van semantische taalverandering (door D. Geeraerts); Manfred Günter Scholz, Hören und Lesen. Studien zur primären Rezeption der Literatur im 12. und 13. Jahrhundert (door Norbert Voorwinden).
| |
Maatstaf 31 (1983), nr. 3
Al die verloren paradijzen... is de titel die F.L. Bastet meegaf aan een tweetal bijdragen, waarin hij de nog niet eerder gepubliceerde brieven van Louis Couperus aan zijn Florentijnse vriendinnen Emma Garzes en Maria Lodomes - gedeeltelijk - openbaar maakt en van begeleidend commentaar voorziet. - Hans Warren wijdt een artikel aan zijn Brieven aan Ammy de Muynck 1945-1947. - Rob Schouten belicht in zijn Ceterum censeo ‘hermetische’ poëzie van Rein Bloem, Gerrit Kouwenaar, Ed Leeflang en Jan Eijkelboom.
nr. 4
Deze aflevering opent met Al die verloren paradijzen... (2), het tweede deel van de brieven van Louis Couperus aan Emma Garzes, door F.L. Bastet. - Rob Schoutens Ceterum censeo belicht de jongste poëzie van Lucebert (de moerasruiter uit het paradijs), Hans van de Waarsenburg (Avondlandschappen) en Cees Nooteboom (Aas). -Frans van Dooren geeft met Literair gesodemieter een reactie op E.B. De Bruyns aanval op Van Dooren als Martialis-vertaler (zie Maatstaf 30 (1982), nr. 4).
| |
Neophilologus 67 (1983), nr. 2
Dit aprilnummer opent met een bijdrage van Keith Busby over The likes of Dinadan; the role of misfit in Arthurian literature. - Verder onder meer een artikel van A. van der Lee over de Geographie, Toponymie und Chronologie im ersten Teil des Nibelungenliedes.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 36 (1983), nr. 1
Hierin o.a. een artikel van Raymond van den Broek over de nieuwe Decamerone-vertaling in het Nederlands (door Frans Denissen). - In Het kind is de vader van de man geeft Fernand Auwera een overzicht van ‘Vlaamse schrijvers die in hun werk hun eigen jeugd als inspiratiebron gebruikten (...)’. - Zwam maar door is de titel van een bijdrage van Kees Helsloot, waarin hij de criticus Wam de Moor fel bekritiseert. - In de rubriek ‘Kronieken’ wordt aandacht besteed aan Geert van Beeks Beeld voor dag en nacht (door Jef van de Sande), het werk van Pierre H. Dubois (door Hugo Bousset) en Robert Verschueres Streuvels zoals hij was (door A.G. Christiaens).
| |
Ons erfdeel 26 (1983), nr. 2:
Marinus van Hattum gaat in op de relatie tussen Hendrik Conscience en Nederland.
| |
| |
- Prof. Dr. Hendrik Meter beziet Taak en problemen van de neerlandist in het buitenland. - Dirk Kroon onderzoekt De poëzie van Eddy van Vliet. - Karel Osstyn onderwerpt De schimmen van Brakman aan een nadere beschouwing. - Ruud Kraayeveld gaat in op de relatie Literatuur en publiek. - Fernand Lodewick vraagt aandacht voor Pierre Kemp en zijn metamorfozen. - Tot besluit de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXX, onder redactie van E. van Raan.
| |
Onze Taal 52 (1983), nr. 6:
In De dokter als magiër valt Ivan Wolffers over het gebruik door artsen tegenover patiënten van nietszeggende begrippen als hyperventilatie. - In Moderne woorden en oude ideeën presenteert Yvan Lebrun woorden die hun ontstaan te danken hebben aan opvattingen die nu volledig achterhaald zijn, zoals het woord ‘zonsopgang’. - Onder het motto: ‘Ik train mijn communicatie. U ook?’ bespreekt Ton van der Geest het boek van Schulz von Thun, Hoe bedoelt u? - Wim Alings vraagt aandacht voor Jagerslatijn. - Jan Berits signaleert in Mulisch voornaamwoordelijk beschouwd het contrastief gebruik door Mulisch van je/we/ze en jij/wij/zij. - Sj. van den Berg onderzoekt in Namen. Aaltje, Grietje en de anderen de mode en stand in voornamen. - Marlies Philippa gaat in Een kween is geen dame de herkomst van aanduidingen voor vrouwspersonen na. - J.M. van der Horst plaatst enkele korte notities bij lange zinnen, de stijl van Maarten Biesheuvel, overheidstaal en het verse-vis-principe. - Tot besluit de laatste aflevering van P. Brachin, Zijn? Hebben?
| |
De revisor 10 (1983), nr. 2
heeft Wagner en de literatuur als titel meegekregen en bevat een elftal bijdragen hierover. Van bijzondere betekenis zijn onder meer Couperus' Wagner's tekst van Der Ring des Nibelungen, een artikel van Jan Fontijn over Couperus en Der Ring des Nibelungen (tevens het laatste van de reeks over De Boeken der kleine zielen), en Ter Braak contra Wagner van Chris Engeler.
| |
Spektator 12 (1982/'83), rn. 6:
P. Kralt vraag aandacht voor Maria en Martha. Willem Kloos, november 1883. - Hans Bennis onderzoekt De PRO-drop-parameter in subjektloze zinnen in het Nederlands. - Ton van Haaften schrijft Over gaten in zinnen. - E.K. Grootes staat in Een theaterhistoricus in 1683? stil bij het voorwerk van Bredero's Alle de wercken en de kennis omtrent het theater uit de Oudheid in de zestiende en de zeventiende eeuw.
Boekbesprekingen o.a.: J.J. Oversteegen, Voetstappen van WFH. Essays over Conserve, De tranen der acacia's, De god Denkbaar Denkbaar de god, Mandarijnen op zwavelzuur en Het sadistisch universum (door Frans A. Janssen); José Bouman, Nederlandse gelegenheidsgedichten voor 1700 in de Koninklijke Bibliotheek te 's- Gravenhage. Catalogus van gedrukte gedichten op gedenkwaardige gebeurtenissen in het leven van particuliere personen (door Frans A. Janssen); en Mario Baeck, Omtrent de sociale ideeëndrama's van Frederik van Eeden (door B. Luger).
| |
Standpunte 36 (1983), nr. 1
Anton A. van Niekerk schrijft over Christenskap en Afrikanernasionalisme. - J.J.
| |
| |
Degenaar levert een bijdrage over Ideologie, vervreemding en woordkuns. - In Cloete en vliegtuigie op handjie geeft C.J.M. Nienaber een analyse van Cloetes Olfaktorika, het openingsgedicht van de bundel Jukstaposisie (1982).
| |
Taal en tongval 35 (1983), nr. 1/2:
Deze aflevering is een huldenummer ter ere van Em. Prof. Willem Pée, aangeboden bij zijn tachtigste verjaardag.
J.B. Berns vraagt aandacht voor de lotgevallen van de woorden Cooperculum en deksel, een ‘calque linguistique’. - Jo Daan gaat in Traantjes - van vreugde de verschillende betekenissen van het woorde ‘traantje’ na. - Walter Couvreur beschrijft Antwerpse vestingbouwkundige terminologie van de 16e eeuw. - B.C. Damsteegt bespreekt De woordgroep Van de moedigste in ‘'Tspoock te Muyden’ van Huygens. - F. Debrabandere schrijft over Gruis en greis. - G. de Schutter over Appellatieven in de Nederlandse dialekten. - M. Devos gaat in op Batte, een oud Romeins leenwoord. - S. de Vriendt onderzoekt Assimilatieverschijnselen in het Brussels. - H. Draye beschrijft de relatie van Willem Pée en het taalgrensonderzoek. - H. Entjes onderzoekt het Doedijnen in Oostnederlandse dialecten. - Dr. E.J.K. Eykelenbosch waagt zich aan Een etymologie voor Kleyas ‘Mutsaerd, takkenbos’? - Maurits Gysseling gaat Op zoek naar samenhangen in de oude woordenschat en tracht daarbij ordeningsprincipes te ontdekken in het Indogermanisches Etymologisches Wörterbuch van Pokorny. - M. Hoebeke onderkent Nog sporen van ‘parasitaire K’ in Zuid-Oost-Vlaanderen. - H.T.J. Miedema vergelijkt Het Molkwerums dialect van A. Heeroma's woordenlijst uit 1856 en van een eeuw later. - J.L. Pauwels beziet de positie van ‘Godweet’ en ‘wieweet’ als modale adverbia. - K. Roelandts onderzoekt Analogie en pilootvormen. - Van de hand van Hugo Ryckeboer: ‘Voor te’ + infinitief. Verkenning naar de dynamiek van een dialectisme. - A. Sassen ziet in de woordgroep ‘Gronings ontzet’. En morfologisch regiolectisme uit Groningen. - A. Stevens begeeft zich op het gebied Van
‘Miegelrak’ tot ‘Miezerik’ of: Intervokalische g voor een mouilleringsfaktor in een Limburgs toponiem. - Yvette Stoops levert een bijdrage Van Huygens tot Pée: taalverandering in het Antwerps. - Johan Taeldeman schrijft Over ‘Fijtematrullen’ en andere benamingen voor de dadel in West- en Frans-Vlaanderen. - Geen scheldnaam?, vraagt V.F. Vanacker zich af, terwijl hij de herkomst van de woorden lombard/lombaert nagaat. - Willy Vandeweghe gaat in Verpieterd de herkomst van het woord ‘verpieteren’ na en L. van Durme doet hetzelfde met het woord Straterlant. - Omdat er volgens hem sprake is van Een te weinig gebruikte bibliografie?, haalt Jacques van Keymeulen de Nederlandse Volkskundige Bibliografie voor het voetlicht. - A. van Loey gaat in op De naam De Keyn, en L. Vauterin op De naam Leie en de umlaut. - Van A. Weijnen een artikel, getiteld: Quatre-vingt-dix. Carte d'essai de l'Atlas Linguarum Europae. - Roland Willemyns heeft een studie gemaakt van Transitie, taalverandering en isoglossen. - G. Winnen tenslotte inventariseert Bijnamen van Tiense oproerlingen tijdens de Brabantse omwenteling.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 99 (1983), nr. 2:
G.R.W. Dibbets plaatst kanttekeningen bij Peeter Heyn's Cort Onderwys. Een schoolboek voor het onderwijs in de Franse taal uit de tweede helft van de 16e eeuw.
| |
| |
- G. Kazemier onderzoekt Karaktertekening en verhaalstructuur in ‘Ferdinand Huyck’. Boekbeoordelingen: E. van Autenboer, Het Brabants Landjuweel der Rederijkers (1515-1561) (door L. Strengholt); G.A. Bredero's Vertaalde Gedichten, berijmd naar proza van Reinier Telle en voorkomend in de Tragische Historien. Ingeleid en toegelicht door Prof. Dr. A. Keersmaekers (door P.E.L. Verkuyl); Cd. Busken Huet, Lidewyde, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Dr. Margaretha H. Schenkeveld i.s.m. de werkgroep Lidewyde van de Vrije Universiteit te Amsterdam (door G. Kazemier); Walter de Clerck, Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek (door G. Geerts); Bartholomaeus Engelsman, Van de werelt ende van de materialike lichamen des hemels. Het achtste boek van Batholomaeus Anglicus' De proprietatibus rerum in een Middelnederlandse vertaling. Uitgegeven naar de druk van Jacob Bellaert, Haarlem 24 dec. 1485. Door I.M. Gondrie. Dl. I. Inleiding en commentaar. Dl. II Tekst (door P.E.L. Verkuyl); J. de Gier, Stichtelijke en onstichtelijke experimenten. Een onderzoek naar Geerten Gossaerts dichterlijke ontwikkeling en de samenstelling van zijn poëziebundel (door W. Blok); B. Huydecoper, Arzases of 't edelmoedig verraad. Met inleiding en aantekeningen door Dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen (door L. Strengholt).
| |
Tijdschrift voor Taalbeheersing 5 (1983), nr. 2:
Gerrit van Dam en Michèle Brinkerink-Carlier onderzoeken De reproductie van voorwaartse en neerwaartse kennis bij het zich herinneren van teksten. - E.T. Feteris beziet Het probleem van de verdeling van de bewijslast in juridische en niet-juridische argumentatie. - Onder de titel: Informatieordening vanuit een stofschema doet W. Drop een klein verkennend onderzoek naar de mogelijkheid om door instruktie in een voorkennisschema (i.e. voor beleid) de verwerking van een (beleidspresenterende) tekst te verbeteren. - Hanneke Houtkoop-Steenstra vraagt aandacht voor Beurtwisseling en beurtopbouw in forumdiscussies. - Ludo Th. Verhoeven onderneemt een Foutenclassificatie bij beginnende spellers. - Een kort referaat van Lies Boogerman, Drogredenen van relevantie als overtredingen van een discussieregel?, waarin zij het argumentum ad misericordiam analyseert. - Verder nog een kort referaat van J. Palm, ‘De Taal van Den Haag’ ter discussie, waarin hij J. Renkema van dupliek dient. - Een boekbeoordeling door M.A. Haft-van Rees van: Th.P.A.F. Springorum, Dialoogstructuur; een onderzoek naar structuuraspecten van directief-dialogen. - Van de hand van J. Vos en M. Bouckaert tenslotte een Bibliografie ‘taalbeheersing’ 1981. Bibliografische informatie.
| |
Tirade 27 (1983), nr. 268
In dit nummer een opstel van Jeroen Brouwers over Jan Emmens (1924-1971). - In De poppenspeler en zijn marionetten schrijft Hans van den Bergh Over retorische manipulatie in het drama.
| |
T.N.A. 1 (1983), nr. 1
‘Binnen de muren van het Instituut Nederlands aan de universiteit van Keulen is in de voorbije jaren het plan gerijpt om een wetenschappelijk tijdschrift te stichten, met bijdragen in vier Germaanse talen: Nederlands, Afrikaans, Duits en Engels, en dat
| |
| |
Tijdschrift voor Nederlands en Afrikaans zou heten, kortweg T.N.A. (...) Dit nieuwe tijdschrift beoogt derhalve een forum te zijn, waarin de taal, de letteren en de cultuur in het Nederlandse en Afrikaanse taalgebied gepresenteerd worden op een wijze, die in de Engelstalige en Duitstalige wereld, in Vlaams-België en in Nederland, in Zuid-Afrika en elders in de wereld belangstelling kan wekken.’ Aldus de redactionele bijdrage in dit eerste nummer. Hierna volgt een artikel van K. Langvik-Johannessen, waarin Vondels Salmoneus (als) Ein politisches Drama wordt belicht. - R.K. Belcher heeft aandacht voor Die strukturering van die primitiewe in ‘Die dans van die reën’ van Eugène N. Marais. - Augustinus P. Dierick onderzoekt The theme of freedom in the novels of Theun de Vries. - W.E. Hegman stelt zicht kritisch op tegenover de Afrikaanse ‘Lehnübersetzungen’ uit het Frans. - Eberhard W. Funcke schrijft een uitvoerige bijdrage over Reineke Fuchs und Jakkals in der Tierdichtung des südlichen Afrika. - Herbert van Uffelen stelt zich de vraag: Is Mulisch' De aanslag Ein Anschlag auf die Zukunft von gestern?. - Herman Vekeman plaatst Jan Luyken tussen Abrahamsz. Galenus en Jacob Böhme.
| |
Vestdijkkroniek 1983, nr. 37
opent met een bijdrage van Toke van Helmond over De doorwerking van ‘A la recherche du temps perdu’ op ‘De laatste kans’. - Kees Broere belicht De invloed van Rainer Maria Rilke in de poëziekritiek en de vroege gedichten van Simon Vestijk. - De invloed van Scott en diens navolgers op ‘De vuuraanbidders’ wordt besproken door P.J.L.M. Hamman. - L.F. Abell vergelijkt Meneer Vissers Harlingen [met] het Dublin van Ulysses. - In Profeet en exegeet (...) schrijft G.H. Wynia een weerwoord op de reactie van R.A. Cornets de Groot (zie Vestdijkkroniek nr. 36), die op zijn beurt de discussie sluit met een Naschrift.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 42 (1983), nr 1:
Deze aflevering bevat o.a. een bijdrage van J. Huyghebaert over A. Rodenbach en de uitgave van zijn Eerste Gedichten.
r.w.w.m.v.d. drift
w. merlijn
|
|