De Nieuwe Taalgids. Jaargang 76
(1983)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||
Een poging tot lokalisering van de Middelnederlandse Gheraert van Viane in de internationale Girart de Vienne-traditieGa naar voetnoot*Irene SpijkerVoor mijn ouders
In de Staatsbibliothek der Stiftung Preussischer Kulturbesitz te Berlijn wordt onder de signatuur Ms.germ.fol. 751/2 een tweetal perkamenten bifolia bewaard die tezamen twee Middelnederlandse tekstfragmenten in verzen bevatten. Het eerste fragment verplaatst ons in een door een koning belegerde stad. In die stad geeft Aymerijn, zoon van Arnout van Beaulant, zijn oom Gheraert de raad, de volgende morgen een uitval te doen; zich in de strijd werpen is z.i. het enige wat de belegerden in deze benarde situatie kunnen doen zonder hun eer te verliezen. Het recht is aan hun kant: Aymerijn is deerlijk mishandeld aan 's konings hof. Gheraert stemt in met de woorden van zijn neef. Hierop neemt Olivier het woord. In het tweede fragment verschijnt Olivier als bode voor de koning die het beleg voor de stad heeft geslagen. Deze koning blijkt niemand minder dan Karel de Grote te zijn, de stad heet Viane. Beleefd begroet Olivier de vorst en degenen die tot diens gezelschap behoren, onder wie Rolant. Allen reageren met een diep stilzwijgen en werpen de bode woedende blikken toe. Nadat Olivier de heren voor de tweede maal heeft begroet, barst Karel tegen hem los in een stortvloed van dreigementen. De hertog van Bayvier weet zijn heer zover te krijgen dat deze bereid is te luisteren naar wat de bode te zeggen heeft. Olivier wijst de koning erop dat het geen wonder is dat zijn geslacht zich wil wreken: de koningin heeft ‘Arnouts kindere van Beaulande’ grote schande berokkend en, bovenal, wat te denken van het feit dat zij oom Gheraert haar voet heeft doen kussen?Ga naar voetnoot1 Bij elkaar tellen de fragmenten 192 verzen en voor zover bekend, is dit alles wat ons van deze Karelroman rest. Dit valt te betreuren, aangezien de bewaarde verzen doen vermoeden dat ze deel hebben uitgemaakt van een naar zowel vorm als inhoud boeiende tekst. Voor een identificatie van het verhaal echter bevatten de kleine fragmenten voldoende informatie. Het lijdt geen twijfel of Gheraert, die de stad Viane verdedigt tegen Karel, correspondeert met de Franse Girart en de Oudnoorse Geirarđr, die hun Vienne resp. Viana verdedigen tegen Charlemagne resp. Karlamagnús. Bij de niet-Nederlandse middeleeuwse bronnen die ons vertellen over deze parallelfiguren van Gheraert, zullen we te rade moeten gaan, willen we ons een beeld kunnen vormen van | |||||||
[pagina 98]
| |||||||
de mogelijke inhoud van de Middelnederlandse Gheraert van Viane-tekst. Welke zijn die bronnen? De bekendste vertegenwoordiger van de Girart de Vienne-traditie is het Oudfranse chanson de geste Girart de Vienne van Bertrand de Bar-sur-AubeGa naar voetnoot2. Daarnaast vertellen ons in het Oud- of Middelfrans over Girart de Vienne: de Chronique rimée van Philippe Mousket, de tekst-in-verzen in hs. Cheltenham 26.092 van de U.L. te Oregon, de grotendeels in proza geschreven tekst in hs. 3351 van de Bibl. de l'Arsenal te Parijs, de Croniques et conquestes de Charlemaine van David Aubert (proza), de (proza)tekst van hs. Dresden, K.B., Oc81 en de 15e- en 16e-eeuwse Guerin de Montglave-(proza)drukkenGa naar voetnoot3. In de Oudnoorse Karlamagnús Saga tenslotte is een ge- | |||||||
[pagina 99]
| |||||||
deelte van de eerste branche gewijd aan Geirarđr van VianaGa naar voetnoot4. In elk van deze bronnen, die ik van nu af ‘de Girart-bronnen’ zal noemen, kan men het volgende verhaalschema terugvinden: er breekt een oorlog uit tussen Girart en Charlemagne - Olivier, een neef van Girart, gaat als bode naar de vijandelijke legerplaats om te onderhandelen (alleen de beknopte versie van Mousket vermeldt dit niet) - deze missie loopt uit op een afspraak tussen Olivier en Rollant voor een tweegevecht, hetwelk (behalve in de Saga) inderdaad plaatsvindt - de partijen verzoenen zich. Uit de bewaard gebleven Middelnederlandse verzen blijkt niet dat Gheraert van Viane van dit schema afweek. In de uitwerking van het globale verhaalschema vertonen de Girart-bronnen dusdanige verschillen ten opzichte van elkaar, dat ik zou willen spreken van vijf versies van het Girart-verhaal: de versie van Bertrand de Bar-sur-Aube, die van Mousket, de versie die ik als ‘versie-Cheltenham’ zal aanduiden (hs. Cheltenham, hs. 3351 en de drukken), die van Aubert (en hs. Dresden, dat min of meer een uittreksel van Auberts kroniek geeftGa naar voetnoot5) en die van de Karlamagnús Saga. Omdat het aangeven van de verschillen tussen deze versies het eenvoudigst is door tegen de versie van Bertrand elk van de andere versies af te zetten, èn omdat hetgeen ik hieronder zal uiteenzetten gemakkelijker te volgen is, wanneer men de inhoud van zijn chanson de geste globaal in het hoofd heeft, vat ik nu eerst de inhoud daarvan samen. Daarna noem ik de meest essentiële verschillen die de andere versies ten opzichte van de versie-Bertrand vertonen. De vier zonen van Garin de Monglane trekken de wereld in om ieder voor zich land of een stad te verwerven. De jongste, Girart, wordt door Charlemagne als schildknaap in dienst genomen. Op een dag ontvangt de koning bericht van het overlijden van de hertog van Bourgondië. De weduwe en haar land belooft hij aan Girart, die hij van schildknaap tot ridder maakt. Nauwelijks echter heeft hij de vrouw verteld dat hij haar wil uithuwelijken aan Girart, of hij wordt zozeer getroffen door haar bekoorlijkheid, dat hij van gedachten verandert en haar te kennen geeft dat hijzelf graag met haar zou willen trouwen. Met dit aanzoek is de weduwe allerminst gelukkig; ze voelt zich meer aangetrokken tot Girart en vraagt deze daarom op de man af haar tot vrouw te nemen. Beledigd door dit initiatief van vrouwelijke zijde, wijst Girart haar af. Ze trouwt nu met Charlemagne, die Girart - aan wiens neus mèt de hertogin Bourgondië voorbijgaat - Vienne schenkt. Wanneer Girart hem als blijk van dank voor dit geschenk de voet wil kussen, steekt de versmade weduwe hem uit wraak de hare toe en zonder zich ervan bewust te zijn dat het Charlemagnes voet niet is (het koninklijk paar ligt in bed), kust hij deze. | |||||||
[pagina 100]
| |||||||
lemagne Girart verwijt in zijn verplichtingen jegens hem tekort te schieten. Een oorlog volgt. Na zeven jaar begeeft Olivier, een andere neef van Girart, zich naar de legerplaats van de vijand om over vrede te onderhandelen. Deze missie resulteert in een afspraak tussen Olivier en Rollant voor een tweegevecht. Nadat dit gevecht geruime tijd heeft geduurd, grijpt God in. Op Zijn bevel sluiten de twee een wapenbroederschap, maar de oorlog duurt voort. Tot een algemene verzoening komt het pas, nadat Charlemagne tijdens een jachtpartij door zijn tegenstanders is verrast. Rollant en Oliviers zuster Aude, tijdens de oorlog op elkaar verliefd geworden, verloven zich. Wanneer men de vier andere versies inhoudelijk vergelijkt met die van Bertrand, kan men het volgende constateren:
| |||||||
[pagina 101]
| |||||||
Welke plaats neemt nu de Middelnederlandse tekst in deze internationale Girart-overlevering in? Het beantwoorden van deze vraag zou niet problematisch zijn, indien we Gheraert van Viane zouden kunnen (moeten) kwalificeren als een vertaling die de tekst in één der Girart-bronnen op de voet volgt. Dat blijkt echter niet het geval te zijn; we kunnen meerdere afwijkingen t.o.v. de bewaarde Girart-bronnen aanwijzen. Moeten we die afwijkingen verklaren door aan te nemen dat de Middelnederlandse dichter zich baseerde op een mondelinge Gheraert-overlevering in de Lage Landen, die het verhaal in de loop der jaren een eigen gestalte had gegeven? Deze mogelijkheid mag niet worden uitgesloten. Niettemin wil ik haar in dit artikel buiten beschouwing laten en uitgaan van een andere, zeer voor de hand liggende mogelijkheid, nl. de mogelijkheid dat de Middelnederlandse dichter het verhaal heeft leren kennen uit Franse bron, zij het dat ik daarvoor in Gheraert van Viane geen onomstotelijke bewijzen kan vinden. De vraag is dan: uit welke Franse bron? Kan deze worden gerekend tot één der vijf hierboven onderscheiden versies en zo ja welke? Laten we bij het zoeken naar een antwoord op die vragen beginnen met te onderzoeken met welke van deze versies Gheraert van Viane de grootste mate van verwantschap vertoont. Voor het aantonen van een verwantschapsrelatie zijn gemeenschappelijke fouten nodig: gemeenschappelijke afwijkingen van het oorspronkelijke Girart-verhaal. Dit allervroegste verhaal echter is verloren gegaan en naar de inhoud ervan kunnen we slechts gissen. Daarom kunnen we bij het zoeken naar een verwantschapsbetrekking niets anders doen dan een minder trefzekere methode volgen, nl. overeenkomsten opsporen. Dat zullen we hieronder doen. Tot de meest opvallende verzen van Gheraert van Viane behoren vs. 179-82: ‘dinct het u gedaen goet / dat de coninginne haren voet / cussen dede minen oem / Gheraerde?’ Zij zijn het die onmiddellijk een identificatie van de fragmenten als deeltjes van een Gheraert van Viane mogelijk maken. Te oordelen naar deze verzen speelde in Ghe- | |||||||
[pagina 102]
| |||||||
raert de voetkus een rol als casus belli. Hierin komt de Middelnederlandse tekst overeen met de versie-Bertrand en de versie-Cheltenham, de enige versies die dit element kennen. Voor de situering van de Middelnederlandse tekst in de Girart-overlevering is deze constatering van zeer veel belang. Eén van de communes opiniones in het internationale Girart-onderzoek is nl. dat het Bertrand is die de belangrijke rol van de koningin en de voetkus als casus belli in het Girart-verhaal heeft gebracht; de Karlamagnús Saga en Mouskets kroniek bevatten, van elkaar verschillende, representanten van een vroeger stadium van het verhaalGa naar voetnoot8. Hieruit moet men wel de conclusie trekken dat alle bronnen waarin de voetkus voorkomt, direct of indirect teruggaan op Bertrands versie. Het stemma hieronder, dat zo eenvoudig mogelijk is gehouden, visualiseert deze algemeen aanvaarde ideeën omtrent de afhankelijkheidsrelaties tussen de Girart-bronnenGa naar voetnoot9. Met ‘late versies’ duid ik de versies-Cheltenham en -Aubert aan. Deze communis opinio volgend, kan men Gheraert van Viane in het stemma uitsluitend onder de versie-Bertrand lokaliseren. Daarom is er juist voor de neerlandicus veel aan gelegen haar op haar houdbaarheid te toetsen. Indien ze niet onwankelbaar zou blijken, zouden er voor de plaats die Gheraert in de internationale Girart-overlevering inneemt, mogelijkheden openstaan die nu pertinent afgesloten zijn. G. Kalffs uitspraak dat de Middelnederlandse dichter zich naar het schijnt niet heeft gebaseerd op Bertrands chanson de geste maar op ‘eene veel oudere bewerking’ zou weer serieus in overweging genomen kunnen wordenGa naar voetnoot10. Bovendien zou de vroege datering die J. van | |||||||
[pagina 103]
| |||||||
Mierlo voor Gheraert voorstaat, er interessanter op wordenGa naar voetnoot11. Laten we daarom eens nagaan op welke argumenten deze gangbare mening berust. Men wijst op vs. 84-87 van Bertrands chanson de geste, waarin hij zegt dat zijn voorgangers het mooiste van het verhaal, nl. het begin, hebben overgeslagen, doordat ze het niet kendenGa naar voetnoot12. Gewoonlijk interpreteert men deze verzen als een getuigenis van de dichter dat hij dit begin heeft verzonnen. In feite leest men er dan meer in dan er staat. Het belangrijkste en het meest te berde gebrachte argument is, dat Bertrands gedicht inhoudelijk geen tot in de kleinste details onberispelijk geheel vormt: er bestaan discrepanties tussen het middendeel en de restGa naar voetnoot13. Deze discrepanties verklaart men door aan te nemen dat Bertrand het traditionele verhaal (i.e. het middendeel van zijn gedicht, waarin de oorlog lijkt te zijn voortgesproten uit niets anders dan een weigeren van Girart Charlemagne vazallendiensten te bewijzen - vgl. Mouskets kroniek en de Saga) heeft voorzien van een nieuwe, zelfbedachte casus belli (het begin) en een nieuw slot. Noodzakelijk is het echter niet ze op deze wijze te verklaren. Men vergelijke vs. 102-09, waarin de dichter meedeelt het begindeel te hebben gehoord van een pelgrimGa naar voetnoot14. Waarom neemt men vs. 84-87 wèl serieus, maar doet men de mededeling in vs. 102-09 af als een verzinseltje?Ga naar voetnoot15 Zou het niet mogelijk zijn dat de dichter uit Champagne dit begindeel ontleent aan een ouder en/of elders circulerend verhaal? Ook met behulp van deze ontstaanshypothese, volgens welke de voetkus reeds vóór Bertrand in de Girart-traditie voorkwam, kan men de discrepanties verklaren. Voor deze hypothese vinden we steun bij K. Wais. In een in 1952 gepubliceerd artikel betoogt deze dat reeds het oudste Girart-gedicht vertelde dat Charlemagne trouwde met een aan Girart beloofde vrouw en dat de wraakactie van de koningin geen vinding van Bertrand isGa naar voetnoot16. Wais voert twee argumenten aan. Het eerste is, dat zowel in Girart de | |||||||
[pagina 104]
| |||||||
Vienne en Girart de Roussillon (die in feite over dezelfde persoon handelenGa naar voetnoot17) als in de historische werkelijkheid m.b.t. Boso, van wie de literaire Girart trekken heeft aangenomen, sprake is van een vrouw die aan de één is beloofd maar door de ander ten huwelijk wordt genomen. Het tweede is, dat de voetkus historisch gezien niet meer in Bertrands tijd past; het ontbreken ervan in de Saga bewijst niet dat Bertrand hem heeft geïntroduceerd, veeleer dat hij in de Saga is weggelaten, omdat hij als archaïsch werd ervaren of omdat de Skandinaviërs dit feodale gebruik niet aanstondGa naar voetnoot18. Houdt men rekening met de mogelijkheid dat de voetkus al vóór Bertrand in de Girart-traditie voorkwam, of dat nu sinds het vroegste Girart-verhaal was of niet, dan vervalt de noodzaak zijn dichtwerk aan te merken als terminus post quem voor alle bronnen die dit verhaalelement bevatten en is het theoretisch mogelijk dat Bertrands chanson de geste en andere bronnen met voetkus teruggaan op een gemeenschappelijke bron, een Girart-verhaal met voetkus dat ouder is dan Bertrands gedicht. Uitgedrukt in een stemma:In de top van het stemma is enerzijds de mogelijkheid uitgedrukt dat reeds het oudste Girart-gedicht (k) de voetkus bevatte, anderzijds de mogelijkheid dat de kus in dat gedicht (q) nog niet voorkwam, maar pas in rGa naar voetnoot19.
Zijn er in de bewaarde Girart-bronnen aanwijzingen te vinden voor zo'n gemeenschappelijke bron van de versie-Betrand en de late visies? Wellicht kan een argument daarvoor worden ontleend aan de episode ‘Olivier in Charlemagnes legerplaats’, die in alle | |||||||
[pagina 105]
| |||||||
versies voorkomt, behalve in de beknopte van MousketGa naar voetnoot20. In deze episode begeeft Olivier zich na jarenlange strijd als onderhandelaar naar Charlemagnes kamp. Met hem mee gaat Lambert, een vooraanstaand man van de tegenpartij die door Olivier krijgsgevangen is gemaakt en nu zijn vrijheid herkrijgt. Resultaat van deze missie: Rollant en Olivier maken een afspraak voor een tweegevecht. In de Saga slagen Lambert en Namlun erin dit gevecht te voorkomen. In de versie-Bertrand zoekt men in deze episode tevergeefs naar een vermelding van Naimon of naar bezwaren tegen het gevecht. In de late versies pogen Naimon en enkele andere vooraanstaanden - zonder resultaat - Olivier ertoe te bewegen het tweegevecht uit te stellen, opdat er eerst onderhandeld kan worden. Is het niet opmerkelijk dat in zowel de Saga als de late versies Naimon poogt het tweegevecht te verhinderen/uit te stellen, terwijl de versie-Bertrand in deze episode noch van Naimon noch van bezwaren tegen het gevecht melding maakt? Hoe verklaart men dit, als de late versies teruggaan op die versie-Bertrand? Natuurlijk kan er sprake zijn van polygenese van dit verhaalelement; het is mogelijk dat meerdere bewerkers, onafhankelijk van elkaar, bedachten dat de wijze raadsheer wel bezwaar moest maken tegen een gevecht tussen Rollant en Olivier. Ook correspondeert de gang van zaken in de Saga niet exact met die in de late versies. Men zou daarom bovenvermelde feiten onder handhaving van stemma I kunnen verklaren door een beroep te doen op de mogelijkheid van polygenese. Ook zou men de tekst in de late versies kunnen beschouwen als een ‘Mischtext’, gebaseerd op een bron van de versie-Betrand en een bron van de Saga. Wil men zijn toevlucht echter niet nemen tot één van deze mogelijkheden, dan ziet men zich bij het zoeken naar een verklaring voor deze feiten geplaatst voor een groot probleem, wanneer men vasthoudt aan stemma I. Accepteert men daarentegen stemma II, dan kan men ze op eenvoudige wijze verklaren door te stellen dat de late versies en de Saga het verhaalelement van Naimons bemoeienissen met het gevecht uit de traditie overnamen, terwijl Bertrand dit niet deed. Terug nu naar de Middelnederlandse tekst. Aanvaarden van de communis opinio en derhalve van stemma I, zou ons verplichten deze te plaatsen onder de versie-Bertrand. Indien we daarentegen rekening houden met een bron met voetkus vóór Bertrand en met stemma II, moeten we onderzoeken of Gheraert onder deze versie dient te worden geplaatst dan wel ernaast, afhangende van r of zelfs van k. Laten we eens zien of een vergelijking van de Middelnederlandse tekstfragmenten met de andere bronnen met voetkus ons kan helpen bij het vinden van de juiste plaats. Opgemerkt zij, dat we hierbij ook van Auberts kroniek gebruik kunnen maken. Dit immers is een verkapte bronmet-voetkus; wanneer we alle reminiscenties aan de voetkus terugdenken op de plaatsen waar zij zijn geschrapt, lezen we hierin een verhaal over de oorlog tussen Girart en | |||||||
[pagina 106]
| |||||||
Charlemagne dat niet belangrijk afwijkt van dat in de versie-CheltenhamGa naar voetnoot21. Uit een gedetailleerde vergelijking van de Middelnederlandse tekst met de bronnen van de versie-Bertrand en de late versies blijkt dat hij qua toon en sfeer dichter bij Bertrands versie staat dan bij de andere. Inhoudelijk komt hij nu eens overeen met de versie-Bertrand, dan weer met de late versies. Twee voorbeelden op inhoudelijk gebied: 1. In het tweede Middelnederlandse tekstfragment (een gedeelte uit de episode ‘Olivier in Charlemagnes legerplaats’) en in de versie-Bertrand is het de koning die als eerste het woord richt tot Olivier. In de late versies spreekt Rollant hem als eerste aan en krijgt Charlemagne - i.t.t. in de versie-Bertrand en Gheraert - in deze hele episode nauwelijks of geen kans iets te zeggen. 2. Aymerijn zegt dat er niet veel voedsel in de stad is. In de late versies heerst hongersnood, maar in de versie-Bertrand beschikt men over een de vijand niet bekende onderaardse gang via welke men Vienne kan verlaten om zich van proviand te voorzienGa naar voetnoot22.Welke conclusies kan men uit deze observaties trekken voor de plaats van Gheraert van Viane in ‘het’ stemma? Als men kiest voor stemma I, kan men het feit dat de Middelnederlandse tekst deels met de versie-Bertrand, deels met de late versies overeenkomt, verklaren door hem ergens op de ontwikkelingslijn van de versie-Bertrand naar die late versies te situeren. Beschouwt men de in stemma II gevisualiseerde situatie als een reële mogelijkheid, dan kan men het verklaren door niet alleen de versie-Bertrand en de late versies maar ook Gheraert te laten teruggaan op r; in dat geval nam de Middelnederlandse dichter uit zijn bron nu eens dezelfde elementen over als Bertrand, dan weer dezelfde als de auteurs der late versies. Stemmatisch uitgedrukt: Hierboven werd in de episode ‘Olivier in Charlemagnes legerplaats’ in de Girart-versies een argument gevonden voor stemma II. Hoewel de grootste voorzichtigheid geboden is (de Middelnederlandse tekst telt helaas maar zo weinig verzen), lijkt aan dezelfde episode in Gheraert van Viane een argument voor de stemma's II en IIa te kunnen worden ontleend. Evenals in de Saga en de late versies treedt daarin nl. ‘die hertoghe van Bayvier’ verzoenend op: wanneer Karel de bode Olivier de verschrikkelijkste dreigementen naar het hoofd slingert, kalmeert de hertog hem. Weliswaar is deze verzoeningspoging niet dezelfde als die in de Saga en de late versies (daar gaat het om een poging het twee- | |||||||
[pagina 107]
| |||||||
gevecht met Rollant te verhinderen resp. uit te stellen) en ook is het begrijpelijk dat, gegeven de situatie dat de woedende koning gekalmeerd moet worden, deze zware taak wordt toevertrouwd aan niemand anders dan de wijze raadsheer, maar een feit is dat Naimon in Bertrands chanson de geste in deze episode niet optreedt, ja zelfs niet wordt genoemd, terwijl hij dat in de Saga, de late versies èn Gheraert van Viane wel doet, en wel steeds als verzoener. Een element dat Gheraert van Viane, de Saga en de late versies gemeen hebben en dat in Bertrands chanson de geste ontbreekt; een inhoudelijk overeenkomen van Gheraert met nu eens Bertrands gedicht, dan weer de late versies, terwijl toon en sfeer ervan meer lijken op die van Bertrands chanson de geste; een veronderstelde hoge ouderdom van de Middelnederlandse tekst - mogen we deze combinatie van factoren beschouwen als een argument voor de stemma's II en IIa?
Tot nu toe hebben we onze aandacht gericht op overeenkomsten tussen Gheraert van Viane en andere bronnen van de Girart-overlevering. In de Middelnederlandse tekst kan men echter ook elementen aanwijzen die in geen van de andere bronnen van de Girart-traditie voorkomen. Zo zijn daar Aymerijns pleidooi in het eerste tekstfragment en het zwijgmotief in de episode ‘Olivier in Charlemagnes legerplaats’ (vgl. de samenvatting van het tweede tekstfragment)Ga naar voetnoot23. Juist deze elementen die men in geen andere Girart-loot dan Gheraert aantreft, wekken onze belangstelling voor de vraag die ik tot slot aan de orde wil stellen: vertaalde de Middelnederlandse dichter, zonder zich daarbij enige vrijheid te veroorloven, de tekst van een nu verloren Franse bron of vervaardigde hij van de tekst van zijn bron een vrije bewerking? (Zoals gezegd, veronderstel ik, bij gebrek aan tegenbewijzen, dàt er een Franse bron aan Gheraert van Viane ten grondslag ligt.) Indien hij het eerste deed, kunnen we deze bron in een stemma van de totale Girart-overlevering de plaats toekennen die zoëven voor Gheraert is bepaald. De voor de verloren bron en haar Middelnederlandse vertaling unieke elementen zijn dan op Franse bodem in het verhaal gekomen. Mogelijk is het, dat de Middelnederlandse dichter letterlijk vertaalde, noodzakelijk allerminst: waarom zouden we alle blijken van creatief omgaan met een voorbeeldtekst moeten toeschrijven aan een Franse dichter? De dichters in de Lage Landen waren toch niet zo weinig inventief dat ze alleen maar nauwkeurig vertaalden?Ga naar voetnoot24 Nooit zullen we met volledige zekerheid kunnen zeggen of een voor Gheraert van Viane uniek element is geïntroduceerd door de Middelnederlandse dichter dan wel door een Franse voorganger. Er is echter één element ten aanzien waarvan ik de kans dat het door de Middelnederlandse dichter in het verhaal is gebracht, groot acht. Dat is het bovengenoemde zwijgmotief. Ditzelfde motief komt men nl. tegen in de scène in Renout van Montal- | |||||||
[pagina 108]
| |||||||
baen waarin vier door Karel gezonden boden voor Aymijn verschijnenGa naar voetnoot25. Deze scène komt elders in de Renaut de Montauban-traditie niet voor, behalve in de Duitse representant, die echter op goede gronden wordt beschouwd als een vertaling van een Middelnederlandse Renout. Wel vertoont ze overeenkomsten met een scène uit het Beuve d'Aigremont-gedeelte van Franse Renaut-vertegenwoordigers, maar voor zover ik weet is er geen enkele Franse bron waarin men in de bedoelde scène het zwijgmotief aantreft. De Duitse vertaling buiten beschouwing gelaten, is dus de Middelnederlandse Renout van Montalbaen (voor wat deze scène betreft) evenals de Middelnederlandse Gheraert van Viane de enige vertegenwoordiger van zijn traditie die dit motief kent. Ontleende één van beide Middelnederlandse dichters dit motief aan het werk van de ander of maakten zij onafhankelijk van elkaar gebruik van een motief dat deel uitmaakte van die enorme schat aan motieven, epische formules en structuren die zich in het brein van zovele vertellers in de Lage Landen moet hebben bevonden?Ga naar voetnoot26 Was dit motief in deze streken misschien erg geliefd in de dagen waarin Gheraert van Viane en Renout van Montalbaen in de vorm waarin wij ze nu kennen, ontstonden? Boeiende vragen, waarop (nog?) geen antwoord kan worden gegeven. In ieder geval lijkt me het bestaan van twee Middelnederlandse teksten die beide als enige vertegenwoordiger van hun traditie het zwijgmotief kennen, te pleiten voor de gedachte dat het de Middelnederlandse dichter is geweest, en niet een Franse collega, die hier zijn voorbeeldtekst vrij heeft bewerkt. Indien we de introductie van dit motief in de Girart-traditie aan de Gheraert-dichter durven toeschrijven en ons realiseren welk een knap gebruik hij ervan heeft gemaakt, is het verleidelijk ook Aymerijns pleidooi op zijn naam te stellen, evenals andere elementen die uitsluitend in de Middelnederlandse tekst voorkomen. Het is niet onmogelijk dat we in deze fragmenten een zeer creatieve Middelnederlandse dichter ontmoeten - te bewijzen valt het helaas niet. Hoeveel vragen m.b.t. het stemma en de eigen inbreng van de Middelnederlandse dichter ook onbeantwoord moeten blijven, vast staat dat we in Gheraert van Viane een weergave van het Girart de Vienne-verhaal bezitten die in geen enkele andere bron is overgeleverd en reeds daarom internationale aandacht verdient.
Nieuwegein, 25 februari 1982 |
|