De Nieuwe Taalgids. Jaargang 75
(1982)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het beperkte type hoe kom jij zo natP.C. Paardekooper0. InleidingIn de Beknopte6 heb ik over dit type te beknopt geschreven; onafhankelijk daarvan verscheen Sassen z'n artikel Over een vergeten koppelwerkwoord: komenGa naar voetnoot1. Een uitvoeriger beschrijving van dit type is alleen al omwille van zichzelf van belang, maar bovendien ook nog omdat het een dieper inzicht kan geven in wat we traditioneel ‘koppel-ww's’ noemen. Het uitvoerigst bespreek ik het ondertype met een bwbn-patroon als niet-ww rest (zo nat uit de titelzin); daar komt o.a. de kwestie ter sprake van de zinstypes waartoe ons syntagma beperkt is; bij de andere ondertypes laat ik die kwestie achterwege; ik neem stilzwijgend aan dat die daarin geen verschillen laten zien met zo nat. Drie dingen karakteriseren ons type: 1. het is aan een vraagzin gebonden en types met hoe zijn daaronder verreweg het frekwentst; 2. hoe kun je hoogstens door een door-bep. met een ander vraagwoord vervangen (tenzij in een vra. wijs); 3. er is per se een element uit de eindgroep aanwezig, altans in eerste instantie. Punt 3 is dus iets minder belangrijk als de twee eerste. Aan die drie voorwaarde voldoen ondertypes metOp enige afstand daarvan bevinden zich nog twee andere types: Type 6 dat zelfs niet aan de eerste eigenaardigheid voldoet, is toch erg belangrijk omdat het een uitzicht geeft op een groter geheel van gevallen met komen, waarbinnen de zinnen met hoe tuis horen. Bijna helemaal buiten beschouwing blijft de parallellie tussen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Niet-ww rest: bwbn- en zn-patronen1.1. Buitenbouw van de niet-ww rest1.1.1. ZinstypesOns type is beperkt tot vraagzinnen; ik begin met een mededelende zin en geef dan zin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen met vraagwoorden:
Op de tweede plaats geeft de vra. wijs mogelijkheden: Een om-zin met het vw door is eveneens onmogelijk (door appels te eten bv.), maar straks onder 6 krijgen we wél een gewone bijzin met doordat als mogelijkheid: Op de derde plaats komen de vraagzinnen met immers en onbeklemtoond toch en zeker: Tot zover de direkte vraag; de indirekte geeft minder mogelijkheden: Bij immers, toch en zeker moeten we bedenken dat die in de indirekte rede (bv. na zei) toch al vrijwel geen mogelijkheid geven: Bij komen is het resultaat eveneens negatief: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de indirekte vraag geven de vraagwoorden dus geen problemen, terwijl de pendant van de vra. wijs nauwelijks een mogelijkheid biedt (maar dat gold ook al voor de direkte vraag). Immers, zeker en toch leveren hier in het algemeen (dus in zinnen zonder ons komen) al geen mogelijkheden. (Sassen 589 en ook anderen hebben gewezen op streekverschillen bij het gebruik van komen (zonder hoe enz.) + niet-ww rest (droog komen enz.). Behalve Zuid-Holland en Groningen leveren ook Noord-Brabant en vooral West-Vlaanderen veel materiaal. Zin 135 van de RND geeft een goed uitgangspunt voor een onderzoek: Nieuwpoort komt (wordt) nu een hele nieuwe stad. Het verschijnsel verdient een apart onderzoek; intussen moet ik bij m'n beschrijving meer als ooit op m'n idiolekt vertrouwen.) De hele rest van de beperkte wijs geeft geen enkele mogelijkheid: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.2. Niet-woorden en onjuist-woordenGa naar voetnoot3Niet-woorden lijken volledig uitg.:Misschien is de ‘botsing’ tussen hoe + niet-woord + zo een belangrijke faktor. Onjuist-woorden geven overigens geen problemen: hoe (komt) (die jongen) [zo onbetrouwbaar] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.3. De drie problemen m.b.t. dat/het/watDe waarnemingen van v.d. Toorn en de RooyGa naar voetnoot4 kunnen we samenvatten en uitbreiden; het gaat dan om de drie volgende eigenaardigheden i.v.m. zijn enz.:
1. een die-woord als kern van een aanloop-ond. krijgt bijna altijd die als verwijswoordGa naar voetnoot4a
(die jongen), (die) (lopen) me [in de weg] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar bij hoofdww's als zijn enz. + niet-ww rest beslist niet die aanloop over de keus van dat verwijswoord maar integendeel die kombinatie van hoofdww + (bv.) een grote deugniet; nu is het niet meer van belang of de kern van het aanloop-ond. een die- of een dat-woord is:
3. een bwbn-patroon als aanloop-mer-ww rest kan (behalve zo) ook dat als verwijswoord krijgen, ongeacht het ond.:
1a. een ww-patroon met wie, als aanloop-ond. krijgt bijna altijd die als verwijswoord, maar bij hoofdww's als zijn + een bepaald type niet-ww rest (een grote deugniet) is dat verwijswoord altijd dat:
2a. een ww-patroon met wie, als aanloop-niet-ww rest moet dat als verwijswoord krijgen:
In bijna alle gevallen beslist dus enkel de binnenbouw van de aanloop over de keus van het verwijswoord, maar is zijn enz. hoofdww, dan beslissen er bijna altijd twee elementen. Ik herhaal een paar voorbeelden en geef er enkele andere bij:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Altijd als er een tweede element naast zijn mee beslist, dan is dat de (binnenbouw van de) niet-ww rest, onverschillig of die aanloop is of in de niet-ww eindgroep staat. - Het en wat hebben soortgelijke mogelijkheden als dat. Ik laat die twee woorden nu buiten beschouwing. (De soms afwezige getalsaanduiding bij de pv - wat zijn dat - hoef ik na het bovenstaande niet meer te vermelden.) De vraag is nu: hoe gedraagt komen zich m.b.t. die drie - inderdaad unieke - eigenaardigheden? Eerst drie aanloop-voorbeelden:Voor alle zekerheid geef ik ook nog drie uitloop-voorbeelden: Nú kan ik bij type 1 ook die niet als verwijswoord gebruiken, bij 2 zou ik aarzelend zo als verwijswoord kiezen en bij 3 zonder enige aarzeling: ... [zo], [zo ondeugend]Van den Toorn geeft bij ‘dat als meerv. onderwerp’ bij ‘koppelww's’ voorkomen al als uitzondering (LT 1965.638); nu blijkt komen het dus ook te zijn, net als tussen haakjes raken: We wisten al dat zelfs bij zijn enz. de konkrete gevallen van dat zijn enz. niet dezelfde grenzen hadden als de konkrete gevallen van het traditionele ‘koppelww’ zijn enz.; de konstatering van zoëven in verband met komen enz. ondersteunt de stelling dat die traditionele kategorie uit de beruchte kontrastspraakkunst (Latijn-Nederlands) in onze taal niet bestaat, al is er die verwante kategorie van hoofdww's die het verwijswoord beïnvloeden. Maar tussen die beïnvloeding en de foute benoeming ondeugend als bn (hij is ondeugend) is geen enkel verband. Het is en blijft een - unieke - onderafdeling van de bwbn's, en wel van de bw's daarbinnen.
Ons komen hoort dus blijkens z'n buitenbouw duidelijk tuis bij de groep van zijn, maar de diepste eigenaardigheid daarvan lijkt eerder een tweezijdige sterke binding te zijn als een verplichte of mogelijke beïnvloeding van het verwijswoord door een tweede element, die immers maar bij een deel van die ww's aanwezig is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.4. De groep hulpww + een vorm van ons komen als hoofdwwDe oogst is hier erg klein: zijn als hulpww van het vd en enkele hulpww's van de ow:Willen heeft hier per se de betekenis ‘kunnen’. - Mogen lijkt me volledig uitg., en moeten lijkt weer enkel mogelijk in zinnen zoals die met willen van zoëven. Hulpww's van soms weglaatbaar te + ow geven geen enkele mogelijkheid: Evenmin die met onweglaatbaar te + ow: Die van aan het + ow ook bijna niet: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Binnenbouw van de niet-ww rest1.2.1. Het bwbn-patroonZo is als voorbep. bij het bwbn erg frekwent (Sassen 590 v), maar kan ook buiten het bwbn-patroon de zin versoepelen:Gevallen met een andere voorbep. zijn bijna uitg., zelfs met zo buiten het bwbn-patroon: Een aantal ‘bw’ voor- en nabep. zijn - zoals bekend - beperkt tot niet-ww resten bij zijn enz. Onder dat ‘enz.’ moeten we ook ons type komen rekenen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kwijt en rijk doen evenwel niet mee:
Van de andere trappen van vergelijking is alleen de echte overtr. trap uitg.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.2. Bwbn-achtige beperkte zn-patronenOok twee types hiervan zijn mogelijk binnen de niet-ww rest bij komen: het beperkte zn-patroon op je gemak enz. en het beperkte zn-patroon aanvoerder van de troep (enkelvoudig zn, geen stof-zn enz. en toch zonder lid van het par. die/dat):Op dreef komen, aan de slag komen enz. vallen hier natuurlijk buiten, omdat ze niet aan hoe gebonden zijn. - Het zn-par. aanvoerder heeft bij komen ongetwijfeld minder mogelijkheden als bij zijn bv., maar dat doet niks af aan het feit dat het type ook bij komen in beginsel mogelijk is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.3. Onbeperkte zn-patronenDie met vz als samenstellend deel (in de tuin komen enz.) zijn geen van alle aan hoe enz. GebondenGa naar voetnoot7; ze vallen hier dus buiten de beschrijving. Die met een az kennen twee antwoordtypes:Vgl. zonder hoe: Ik zie evenwel geen kans om de twee antwoordtypes formeel te scheiden; waarschijnlijk horen alleen de gevallen die de reden aangeven bij ons beperkte type. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geen problemen zijn er bij zn-patronen zonder vzaz als samenstellend deel:
Behalve zo blijkt dus ook zo'n (zulk/zulke) ons type te vergemakkelijken. Niet-woorden lijken ook nu uitg., behalve geen ... meer dat mooi past bij komen (‘aanduiding van een verandering’): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.4. Ww-patronenDaarover kunnen we kort zijn: om te beginnen zijn die patronen net als bij zijn enz. tekstachtig:Bovendien is dit type uiteraard een inbreuk op de voorwaarde dat hoe kom ... verbonden moest zijn met een element van de eindgroep: een ww-patroon kan daar immers per definitie nooit deel van zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Niet-ww rest: af met die jongen enz.We moeten hier scherp de beperking tot hoe enz. in de gaten houden; die is er bv. absoluut niet bij aan:Aan hoort er dus niet bij, af en uit wél. De zaak vergt evenwel op veel punten nog een detailonderzoek, zo bv. bij weg komen: Af is één van de types niet-ww rest die ons - zoals bekend - telkens weer bij de scheidbare ww's brengen: een weinig verkend, onoverzichtelijk en uitgebreid gebied. Ik citeer i.v.m. weg raken een van de weinige plaatsen uit van Dale10 waar Kruyskamp op dat punt een gradatie legt: ‘Het ww [wegkomen], toch al geen sterke samenst. [ik kursiveer], is dit zeker niet in de bet. weg raken: hoe kon die sleutel weg komen?’ (2897). Er is dus weg komen ‘zoek raken’ mét een binding aan hoe enz., en weg komen ‘los raken’, ‘verwijderd raken’ zonder zo'n binding. Daarbij moet ik het laten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Ww rest: aan het + ow / uit + owIn de Beknopte (2.10.1) heb ik uiteraard komen gerekend bij de hulpww's van aan het + ow die geen eigen lv hebben. Ik gebruik de gelegenheid om een fout in 2.10.3 recht te zetten:Alleen bij zijn zijn bepaalde eenwoordige lv's en eerste delen van scheidbare ww's tweeplaatsig; een stel voorbeelden met zo'n eerste deel zijn: Hoe gedragen boeken en in zich nu bij ons komen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. Hoe kom jij zo ineens aan het lezen + lvVóór aan het is een meerwoordig lv wel mogelijk:Maar het eenwoordige boeken heeft een voorkeur voor de plaats tussen aan het en de ow (het is dan ± niet-ww rest): Komen sluit zich hier dus opvallend sterk bij het vrijwel alleenstaande zijn aan, doordat het in beginsel bij een beperkt lv een tweede plaats toelaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Hoe kom jij zo ineens aan het + scheidbaar wwHeel sporadisch vinden we hier een mogelijkheid:Bij zijn houdt de tweede volgorde de voorkeur, maar de eerste is er aanzienlijk minder stroef: Ook hier heeft ons vinden dus meer als welk ander hulpww van aan het + ow, verwantschap met zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Hoe kom jij zo ineens uit werkenHet hoofdww-par. is hier aanzienlijk kleiner; ook het aantal kombinaties met een niet-ww rest is dus veel kleiner. Bij gaan zou ik nog kunnen krijgen:Hier is evenwel nooit een andere volgorde mogelijk: bollen uit pellen enz.Ga naar voetnoot9; komen kent eveneens enkel: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Ww rest: het vdEen voorbeeld is:Eerste probleem: is verbrand hier lid van een vd-par.? Tweede vraag: welke beperkingen heeft het par. verbrand? We zullen zien dat het inderdaad een vd-par. is en dat het beperkt is tot vd's die zijn als hulpww hebben, óf in de lvm (bv. verbrand) óf in de bvm (bv. gevallen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1. Vd's met zijn als hulpww4.1.1. Vd's van overgankelijke ww'sIk geef een stel voorbeelden van zinnen met vd's van overgankelijke ww's, die hier toch geen lv kunnen krijgen maar wel de door-bep. van de lvm (de vd's zijn schuin gedrukt):Op geknapt enz. zijn volgens onze voorlopige definitieGa naar voetnoot10 vd, want al zijn ze niet verbónden met hebben, zijn of worden, je kunt te zijn wél toevoegen: Moet je het type komen ... op geknapt (zonder te zijn dus) nu bij de gewone lvm rekenen of als een sterk ermee verwant type beschouwen? Ik kies voor het eerste, vooral ook omdat ook te worden toevoegbaar is: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Detailonderzoek zal aantonen dat je de volgende tweedeling krijgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.2. Vd's van onovergankelijke ww'sBij een aantal ww's zijn er geen problemen:Bij geweest zijn evenwel niet alle verbindingen mogelijk: Gegaan kent als hoofdww wel een verbinding met kom: Maar hulpww van twee of meer ow's kan komen niet zijn (in tegenstelling tot zijn): Hoe staat het met de vd's met hebben/zijn in aanvulling? Vgl.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toevoeging van te zijn levert bij geen enkel type met komen + vd een groot probleem:
Persoonlijk geef ik de voorkeur aan het zinstype zonder te zijn, in tegenstelling bv. tot sommige gevallen met blijken, lijken en schijnen: Daarmee loop ik even vooruit op het volgende nummer met de konstatering dat ook bij blijken enkel te zijn ‘weglaatbaar’ is en te hebben nooit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. Vd's met hebben als hulpwwMet vd's van onovergankelijke ww's kent komen om te beginnen geen verbinding:Met vd's van overgankelijke ww's + een lv kunnen we komen evenmin verbinden; het lv waarborgt natuurlijk dat we met een bvm te maken hebben hier: Toevoeging van te hebben maakt vooral de vier voorbeelden met onovergankelijke ww's probleemloos: Weglating van het lv maakt de drie voorbeelden met overgankelijke ww's eveneens aanvaardbaar: Het probleem zit hem dus helemaal in de ontoevoegbaarheid van te hebben en de toevoegbaarheid van te zijn. In het voorbijgaan wijs ik op een parallel bij vd-achtige bn's die zoals bekend hoogstens mogelijk zijn bij pendanten van vd's met zijn als hulpww: Behalve die lvm-pendanten zijn er ook van vd's met zijn in de bvm: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De parallel is hoogstens volledig als we uitgaan van de zn-patroondelen: elk vd-achtig bn heeft vrij zeker een vd met zijn als pendant; omgekeerd heeft niet elk vd met zijn een bn-achtige pendant:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Ww rest: te + owTe + ow kan om te beginnen hoofdww zijn; het heeft dan - zover ik zie - weinig beperkingen:Het laatste voorbeeld brengt ons vlak bij type 1, maar op die kwestie komen we meteen in 5.1 nog even terug. Tot dusver hebben we uitsluitend gevallen besproken met te + ow als hoofdww, maar dat type kan natuurlijk ook hulpww zijn (schuin gedrukt is het vd: het eindpunt in de volgorde van de verbindbaarheden): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier was komen dus hulpww van te + ow, en te + ow was weer hulpww van het vd dat het hoofdww bevatte. Het ging telkens om een lvm, maar ook in de bvm zijn er weer gevallen:
Naast komen + te + ow + vd bestaat ook de groep komen + te + ow + ow: Tot besluit geef ik nog een variant van komen + te + ow + niet-ww rest die eventueel als binnenbouw een vd-patroon zou kunnen hebben: Bij dat vd-patroon liggen problemen die we nu moeten laten rusten: hoe bewijs je dat het er is en waar ligt z'n eventuele begingrens? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1. Mogen we alle types ‘herleiden tot’ dat met te + ow?Terwijl type 5 dus per definitie te + ow bevat kunnen de vier eerste types (ook alle ondertypes) te zijn als toevoeging krijgen, hoe sterk ze ook uiteenlopen. (Soms heeft te zijn dan ook nog een klein par.) Zo rijst de vraag of we alle types die we tot dusver besproken hebben, niet mogen ‘herleiden tot’ één enkel type: dat met te + ow. Aan een tweede vraag zullen we evenwel niet toekomen: bevatten de vier eerste types een ‘nulteken’ te zijn? Ik geef eerst als bewijsmateriaal telkens één pendantvoorbeeld met te zijn, van elk ondertype: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is dus schijnbaar geen enkel probleem; dat bv. type 1.2.4 met en zonder te zijn tekstachtig is, bewijst eens te meer de parallel tussen de reeks met en die zonder te zijn. In werkelijkheid gooit de groep van 1.1.4 (hulpww + komen) roet in het eten:Dat waarschuwt ons eens te meer voor het gevaar van te vlug generaliseren. Op het punt van toevoegbaarheid en weglaatbaarheid van te zijn heeft komen - zoals in 4.1.2 al gekonstateerd - overeenkomsten met sommige ‘koppelww's’, nl. met blijken, lijken en schijnen. Een eerste verkenning brengt geen grote regelmaat aan het licht; in de verbinding met ziek en in die met gevallen geef ik persoonlijk de voorkeur aan: Weglating van te zijn geeft hier voor mij links tekstachtige gevallen en rechts hele duidelijke teksttypes; toevoeging van te zijn in het linker voorbeeld (middenin) geeft het ook iets licht tekstachtigs, te vergelijken met de twee laatste hoe-kom-zinnen hiervóór: 4.1.1 en 4.1.2. Behalve die verwantschap tussen komen en o.a. lijken treft ons ook hoe subtiel de overgangen zijn tussen ‘koppelww’ en de bij komen beschreven hulpww's:
Kan en moet zijn hier eveneens achtereenvolgens hoofdww en hulpww; verder is ook hier de aanvulbare ow erg beperkt en tenslotte hebben we eveneens duidelijk met verbandzinnen te maken. Bij kan en moet is er evenwel een verband met een voorafgaande zin, waarnaar dat verwijst; bij kom is er daarentegen een verband met een volgende zin waarnaar hoe verwijst:Trouwens: ook ons komen heeft nog een parallel-type, waarin de binding met hoe vervangen is door een met dat. Dat beschrijven we nu. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Geen binding aan hoe enz., maar wel een aan dat; geen eindgroep-element: dat komt: ik ben jarigEen aantal ww's kennen niet de verbinding van ond. met enkel een pv: Jan slaapt kan wél, maar Jan heeft, Jan is, Jan houdt enz. zijn uitg. Het ‘gewone’ komen hoort daar niet onder: Jan komt is althans bij enig verband heel goed mogelijk. Maar met een verwijzend dat als ond. - zoals in bv. dat moet of dat kan - kan ons beperkte komen samen met hoe wél een zin vormen:
Behalve door waardoor enz. kun je hoe ook door bv. zo vervangen:
Nou kun je in het voorlaatste voorbeeld een duidelijke pauze leggen na overspannen, en dan is er geen probleem. Maar als je het ‘in één ruk’ uitspreekt, dan ga je twijfelen: kun je hij is overspannen niet als bijzin opvatten en zo als verwijswoord, ook al vanwege z'n plaatsvastheid?
Hier kun je eveneens aarzelen tussen de opvatting hoofd- en bijzin, en pauzemogelijkheden en de oninvoegbaarheid van en (en hij is ...) een rol laten spelen. Zo is uitg. in:
Met zo vervallen die beperkingen:
Ook als dat verwijswoord is naar een aanloop, moet zo aanwezig zijn:
Ons type is dus uniek: het is een bijzin met een voor-pv (net als de direkte rede), maar in tegenstelling daarmee kan ons type geen beperkte wijs zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een onbeperkte wijs met onbeklemtoonbaar toch of zeker is hier eveneens uitg., maar een met immers bestaat wel:
Dat komt verbindt hier natuurlijk naar twee kanten, nl. tussen een gevolg en een oorzaak: Het stuk dat ... overspannen is natuurlijk heel wat ‘zelfstandiger’ als een pendant want hij was overspannen. Ik trek nog een andere parallel: die met dat/het als verwijswoord:
Bij blijken enz. vinden we zeker gedeeltelijk, opnieuw een parallel: Wat verder af ligt de parallel met vinden + bvg (biezonder sterk verwant met de ‘koppelww's’, zoals bekend): Hier is dus een lv bij de parallel betrokken (bij komen en blijken enz. was het een ond.), maar dat is de gebruikelijke verhouding tussen dit vinden en de ‘koppelww's’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Vv: eraan enz. en erbij enz. (niet erop enz. en ertoe enz.)Om met de laatste twee te beginnen: die zijn niet aan hoe gebonden:Daarentegen zijn eraan en erbij hier wél aan hoe gebonden; uitg. zijn de voorbeelden links: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met een zn- i.p.v. een ww-patroon krijgen we nog zonder hoe en met aan en bij:
We zitten hier dus midden in idiomatische details, - maar dat is óók taalbeschrijving!
Hoe eraan komen en hoe erbij komen staan semantisch heel dicht bij mekaar: ‘wat is bron van ...’, tegenover komen op ‘uit je geheugen halen’ en komen tot ‘het moeizame besluit nemen om ...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. BesluitDe types 1 t/m 5 zijn - afgezien van een klein voorbehoud onder 5.1 - allemaal te herleiden tot verbindingen met te + ow (bij 1 t/m 4: met te zijn). Type 7 (hoe kom je eraan dat ...) met z'n vv kent die mogelijkheid niet; type 6 (dat komt: ik ben jarig) staat helemaal apart van de rest door de ontbrekende binding met hoe enz., maar het verwijzende dat wijst misschien op verwante gevallen. Het toevoegbare te zijn laat ons natuurlijk met een onopgelost eventueel nultekenprobleem zitten; varianten met en zonder te zijn vinden we ook bij blijken, lijken en schijnen waarmee ons komen ongetwijfeld een apart groepje vormt. Daarbinnen staat het evenwel ook nog apart - afgezien van z'n binding aan hoe enz. - doordat het met een tweede lid van dat groepje een verbinding kent:De beschrijving van type 1 heeft overigens ondubbelzinnig laten zien dat dit komen bij de ‘koppelww's’ hoort: de binnenbouw-mogelijkheden van de niet-ww rest komen tot in details overeen met die bij zijn enz. Daarnaast is evenwel duidelijk geworden dat het kriterium van v.d. Toorn ook bij komen faalt (1.1.3): ‘Wat voor voorbeelden we ook bedenken - men kan naar verkiezing het of dit substitueren -, het voorkomen van dat met een meervoudige persoonsvorm is een typische faculteit van koppelwerkwoorden’.Ga naar voetnoot14 Om precies te zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Erg slim is en blijft hier heel duidelijk ww-patroondeel en dus een bw-patroon, en als niet-ww rest een sterk afwijkende ónderafdeling van dat bw-patroon. Helemaal los daarvan staat het feit dat bepaalde talen het type slim hier verbuigen, maar zelfs binnen die talen geeft dat geen enkel argument om slim dáár bn te noemen. Onbewijsbaar is immers dat morfologische feiten hier kriterium moeten zijn voor een woordsoort-indeling; onbewezen is dat vergr. en overtr. trap buiten de morfologie vallen, - en bw's van het type slim kennen die trappen.
Kortrijk, Saverijstraat 5 17-6-80. |
|