De Jade en het IJ
In de welkome studie van Dr. F. Claes S.J., Friese woorden in de zestiende eeuw, Groningen: Frysk Ynstitút oan de Ryksuniversiteit te Grins, 1979 (= Estrikken nr. 57) is een foutieve vertaling van een plaatsnaam ingeslopen, die bij latere citering tot ernstig misverstand aanleiding kan geven.
Het betreft hier een plaats bij Cornelius Kempius, De origine, situ, qualitate et quantitate Frisiae, et rebus a Frisiis olim praeclare gestis, Keulen 1588, p. 177-188. Deze plaats luidt als volgt: Frisiones... ab Oriente incipiendo ab Albi fluuio vulgari idiomate, Strantvreesen & VVorstvvreesen nominantur, atque postea ad Occidentem declinando, vltra Iadam fluuium habitantes Butientervriesen. (Claes p. 52). Hiervan wordt de volgende vertaling gegeven: ‘De Friezen... worden te beginnen in het oosten bij de Elbe in de volkstaal Strantvreesen en VVorstvreesen genoemd, en daarna naar het westen komend, die voorbij het IJ wonen Butientervriesen.’
De eerstgenoemden zijn de Strandfriezen, bij de trechtermond van de Elbe; de tweede groep vormen de Friezen in het land Wursten, dit land ligt op de rechteroever van de monding van de Wezer; de derde groep woonde buten Jade, ‘over de rivier de Jade’ (gezien vanuit het Westen) en heette daarom, evenals hun woongebied, de Butjadingen (Duits: Butjadinger). Deze rivier Jade (bij Kempius gelatiniseerd en vanwege het voorzetsel in de accusatief gezet: Iadam) heeft dus niets met het IJ bij Amsterdam te maken. Hopelijk voorkomt deze rechtzetting, dat Kempius' tekst een rol gaat spelen in de aloude discussie, of en zo ja wanneer en hoeveel Friezen ten Zuiden van het IJ gewoond hebben.
Utrecht
j.a. huisman.