De Nieuwe Taalgids. Jaargang 74
(1981)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De tussenklank in samenstellingen waarvan het eerste lid een afleiding isM.C. van den ToornHet al dan niet optreden van een tussenklank in samenstellingen is in de Nederlandse grammatica een bekend en tegelijk angstvallig vermeden probleem. Wanneer het voor taalkundigen onoplosbaar lijkt, hoe komt het dan dat de onbevangen taalgebruiker niet aarzelt en dagelijks nieuwe samenstellingen kan maken? Het ziet ernaar uit dat die taalgebruiker op dit gebied toch zeker bepaalde intuïties heeft en/of naar modellen of voorbeelden van bestaande composita te werk gaat. Wanneer die intuïties uiteenlopen en naast elkaar geluidhinder en geluidshinder, woordgroepleer en woordgroepsleer, bijwoordgroep en bijwoordsgroep voor kunnen komen, dienen de op te stellen regels in beide mogelijkheden te voorzien. Er lijkt in veel gevallen meer dan één tussenklank geoorloofd te zijn, en ook zoiets moet in de regels verantwoord worden. Terwijl men het nu vanzelfsprekend vindt dat een grammatica regels geeft voor het vormen van zinnen - men ziet terecht af van het opsommen van alle mogelijke zinnen en wil verantwoorden hoe nieuwe zinnen gegenereerd kunnen worden -, berust men er anderzijds in dat een grammatica bij de behandeling van samenstellingen wèl tot een opsomming van een aantal bestaande voorbeelden beperkt blijft, zonder dat er regels voorgesteld worden hoe nieuwe formaties gemaakt kunnen worden. Zo althans is de praktijk.Ga naar voetnoot1 De redenen daarvan zijn wel duidelijk: er lijkt een chaos te heersen bij de bestaande, gelexicaliseerde samenstellingen. Naast elkaar vinden we schaapherder, schaapskop en schapekaas, zonwering, zonsverduistering en zonnescherm, om slechts een paar bekende voorbeelden te noemen. Geen wonder dat men is gaan menen dat de verbindingsklank onvoorspelbaar is. Dat althans is de mening van Botha (1969) en Mattens (1970). De laatste toont zich zelfs zeer somber wanneer hij stelt: ‘Een dergelijk gesystematiseerd geheel van regels voor de vorming van de composita zal naar onze mening nooit kunnen worden opgesteld, niet in de eerste plaats omdat de taal dit niet toestaat, maar omdat de keuze van de taalgebruiker, van de taalgemeenschap uit de in de taal gegeven mogelijkheden tot vorming van composita volledig ongemotiveerd kan zijn’ (Mattens 1970, 189). Dat laatste gaat heel ver; het zou kunnen betekenen dat we het onderzoek maar moeten staken en daarbij is niemand gebaat. Trouwens, Mattens heeft te zelfder plaatse zelf al gewezen op morfonologische beperkingen die uiteraard die ongemotiveerdheid van de formatie remmen: wanneer het eerste lid van een samenstelling een substantief is dat alleen door -s gepluraliseerd kan worden (bijv. jongen: jongens), kan dat eerste lid geen bindfoneem -e(n)- krijgen (*jongenebroek). Dit soort beperkingen zijn er meer: het bindmorfeem -er- kan alleen maar optreden wanneer het eerste lid één van de weinige substantiva is, die een meervoud op -eren hebben (kinderwagen, raderboot). Dit bindmorfeem is echter niet verplicht, getuige rundvlees, volksvertegenwoordiging, e.a. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dit alles kan moeilijk betekenen dat er een totale ongemotiveerdheid zou heersen bij de regels voor de bindfonemen. Naast morfonologische restricties zullen er misschien semantische motieven een rol spelen en dat alles ligt dan voor een deel vast in gelexicaliseerde composita die als model gaan werken. Een groot aantal samenstellingen nu waarmee te experimenteren valt, d.w.z. dat men nieuwe samenstellingen kan beproeven, vormen de composita waarvan het eerste lid een afleiding is. De bindfonemen die kunnen optreden, zijn -ø-, -s- en -ə- (gespeld met e of en). We begeven ons niet in de problematiek of de -s- te begrijpen is uit een meervouds-s dan wel een genitief-s, en bij de -ə- abstraheren we van de spelling. Er bestaan artificiële regels die voorschrijven wanneer e of en gespeld moet worden; wat de taalgebruiker hoort en zelf spreekt is een sjwa. Ons motief te gaan experimenteren met een afleiding in het eerste lid is gelegen in het feit dat de meeste afleidingen nog produktieve categorieën vormen die dagelijks gehanteerd worden: niet alleen zijn er steeds nieuwe afleidingen te vormen, maar met die afleidingen kan iedereen weer nieuwe samenstellingen maken. Gelexicaliseerde afleidingen die als uitgangspunt voor ons onderzoek dienen, zijn bovendien heel gemakkelijk bijeen te zoeken via een retrograde woordenboek (Nieuwborg 1969). Men heeft trouwens al eerder oog gehad voor een zekere regelmaat die zich hier voordoet: Van Lessen (1928, 5) heeft erop gewezen dat na de suffixen -ing, -heid, -schap en -teil ‘bijna altijd’ de s voorkomt in samenstellingen, een observatie die ook opgaat voor het Afrikaans (Kempen 1968). Beide auteurs - er ligt een verschil van 40 jaar tussen hun publikaties - drukken zich overigens erg voorzichtig uit (‘'n Voorskrif durf ons daarvan nie maak nie’, Kempen 1968, 84) en het loont de moeite na te gaan of achter de schijnbare ordeloosheid toch enige systematiek schuilt. We beschouwen daartoe twee groepen afleidingen, I en II. | |||||||||||||||||||||||||||||||
I. Afleidingen die individualiserende betekenis hebben, resp. het feature <+ menselijk> hebben.-er Na afleidingen op -er treedt -s- als tussenklank op: bevelhebberstent, zonnebadersgebied, arbeiderskrant, wielrijdersroute, stoffeerderslinnen, waarzeggersgepraat alsmede honderden andere voorbeelden. Het doet er niet toe of het een afleiding van een verbum (leidersgedrag, boekbindersberoep) of van een nomen (plattelanderspraatjes, schippershondje) betreft. Al deze afleidingen hebben het feature <+ menselijk>. Wanneer de afleiding op -er daarentegen <- levend> vertoont, ontbreekt bij een samenstelling het bindfoneem, bijv.: roestkrabberhandvat, oliebrander-spruitstuk, spaarbrandervlammetje, steunzenderpositie. Het ziet ernaar uit dat de taalgebruiker zich van deze features dermate bewust is dat er systematisch onderscheid in de samenstellingen is waar te nemen. Men vergelijke:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Geen tegenvoorbeeld is partnerruil, want partner is geen Nederlandse afleiding. Woorden op -er die geen afleiding zijn, krijgen geen verbindingsklank, ongeacht hun features: zoldervloer, kalenderblad, bufferstaat, hamersteel, filterkoffie, vaderdag. De weinige namen van dieren krijgen een -s-: strandlopersei, steltlopersnest, tuinfluitersgedrag.
-eur Na afleidingen op -eur treedt -s- op wanneer ze het feature <+ menselijk> dragen: ambassadeurspost, fraudeurskwestie, ingenieursbureau, souffleurshokje, regisseursopvatting, taxateursrapport, monteurskleding, installateurswerk. Woorden op -eur die <- levend> zijn, vaak geen afleidingen, krijgen geen bindfoneem: ventilateurriem, interieurverlichting, mitrailleurknop, derailleurtandrad. In plaats van de -s- schijnt ook de -e- niet uitgesloten, maar het ziet ernaar uit dat hier stilistische nuances een rol gaan spelen. De verbindingsklank -e- schijnt gebruikt te kunnen worden om een minder gunstige gevoelswaarde uit te drukken: Dat is van dat ambassadeure-gedoe! Wat heb jij nou voor een souteneure-auto!
-ier Na afleidingen op -ier die het feature <+ menselijk> dragen, treedt -s- op: officierscasino, financiersbeleid, passagiersverblijf, bankiershandtekening, koetsierscognac, griffiersplaats. Woorden op -ier die <- levend> zijn, vaak geen afleidingen, krijgen geen bindfoneem: kohierartikel, formulierstrookje, scharnierpin. Bevestigingen van deze regel vormen de volgende paren:
Een portierskruk kan alleen maar betekenen ‘kruk waarop een portier zit’. De enige uitzondering in deze groep vormt scholier: scholierenkaart, scholierenabonnement, scholierengedrag. Dit is onverklaarbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ist Na afleidingen op -ist, die altijd <+ menselijk> zijn, treedt -e- op: fascistehemd, methodistekerk, drogistezaak, automobilistegedrag, marconistehut, journalistencafé. We abstraheren hier weer van de spellingkwestie: òf bindings-e- òf pluralisuitgang -en-.
-erik Na afleidingen op -erik, weinig in getal, verschijnt -e-: vuilerikegedoe, slimmerikestreek, lomperikegedrag, flauwerikegelach.
-es Na afleidingen op -es treedt -e- op: bedelaressehand, eigenaressehouding, leraressestem, zangeressecursus, princessehouding, regentesseperiode, onderwijzeressestem.
-ette Na afleidingen op -ette treedt geen bindfoneem op: suffragettewerk, modinetteberoep, majorette-optocht, brunettekleur. Ook woorden op -ette die <- levend> zijn, vaak geen afleidingen, vertonen ø: recette-afdracht, couchetterijtuig, cassette-recorder, etiquetteboek.
-in Na afleidingen op -in treedt -e- op: heldinnestrijd, godinnebeeld, herderinnespel, boerinnejurk, vorstinnebeleid, ezelinnemelk, koninginnedag. Een uitzondering is koninginsverjaardag, dat naar het ons voorkomt geen grote verbreiding heeft, resp. verouderd is.
-aard. -erd Na afleidingen op -aard of -erd treedt -s- op; na -aard kan bovendien nog -e- verschijnen. Het is echter nogal moeilijk voorbeelden te bedenken: gierigaardsgedrag, gulzigaardsgedrag, sufferdswerk, luiaardegedoe.
-aar Na afleidingen op -aar (waarbij ook -naar, -enaar, -raar, elaar) die het feature <+ menselijk> hebben, treedt -s- op: zondaarsgeloof, bemiddelaarswerk, pendelaarsbus, goochelaarspak, makelaarskantoor, metselaarsknecht, molenaarsrekening, overwinnaarsroes, leraarsvergadering, taalzuiveraarsonzin, tovenaarsleerling. Bij afleidingen op -aar die <- levend> zijn, treedt geen bindfoneem op: schakelaarknop, evenaarlanden, lessenaarblad, rammelaargeluid. Deze systematiek wordt bevestigd door de volgende paren:
Namen van bomen op -aar gedragen zich als de groep met het feature <- levend>: vijgelaartak, eikelaartop, hazelaarwortels. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
-aan, -iaan Na afleidingen op -aan of iaan verschijnt -e: partisanenstrijd, Corsikanenvete, Hegelianenbijeenkomst, Kantiane-opvatting; zwinglianegeloof.
-ling, -eling Na afleidingen op -ing, -eling verschijnt -e: zuigelingenzorg, jongelingenvereniging, kwekelingenavond, leerlingenraad, kleurlingenbeleid, slappelingegedoe.
Tot zover de afleidingen met individualiserende betekenis. Alle tot hiertoe besproken samenstellingen zijn tot de determinativa te rekenen. Bij copulatieve samenstellingen treedt nooit een bindfoneem op; gespeld worden ze met een koppelteken: behanger-stoffeerder, taxateur-makelaar, makelaar-taxateur, portier-stoker, machinist-stoker, koningin-moeder, regentes-vorstin. | |||||||||||||||||||||||||||||||
II. Afleidingen die niet-individualiserende betekenis hebben, resp. het feature <- levend> of <- concreet> hebben.-teit, -iteit Na afleidingen op -teit, -iteit treedt -s- op wanneer de afleiding het feature <- telbaar> heeft: capaciteitsberekening, electriciteitsvoorziening, nationaliteitsbesef, viscositeitsgraad, invaliditeitsrente, identiteitscrisis. Wanneer de afleiding het feature <+ telbaar> heeft, verschijnt -e- als tussenklank: stommiteitenzegger, tulpenvariëteitenshow, formaliteitengedoe, specialiteitenrestaurant. Bevestigingen van deze regel vormen:
Niet altijd ligt de keuze van het bindfoneem vast: naast annuïteitenbasis komt ook voor annuïteitsbasis.
-isme Na afleidingen op -isme treedt geen bindfoneem op wanneer de afleiding het feature <- telbaar> heeft: racismeprobleem, fascismebestrijding, petrarcismestudie, vitalisme-belijder, botulisme-epidemie. Wanneer de afleiding het feature <+ telbaar> heeft, verschijnt -n- in de spelling, m.a.w. het eerste lid is kennelijk als pluralis gedacht: aforismenverzameling, eufemismenlijst. In de uitspraak is het verschil niet hoorbaar.
-schap Na afleidingen op -schap treedt -s- op wanneer de afleiding in een bepaalde betekenis het feature <- telbaar> heeft: gereedschapskist, vriendschapsbetuiging, bedrijfschapsverordening, gezelschapstafel, wetenschapsbeleid. Wanneer de afleiding het feature <+ telbaar> heeft, verschijnt -e- als tussenklank: rij-eigenschappentest, postagent-schappenlijstje, assistentschappenregeling, boodschappentas. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
-heid Na afleidingen op -heid treedt -s- op: bevoegdheidsproblemen, hardheidsgraad, eenheidsworst, aaibaarheidsfactor, snelheidsduivel. Indien het eerste lid in objectsrelatie staat tot het tweede, is ook ∅ mogelijk: naast elkaar komen voor waarheidszoeker en waarheidzoeker, werkeloosheidsbestrijding en werkeloosheidbestrijding.
-ing Na afleidingen op -ing treedt -s- op wanneer de afleiding het feature <- telbaar> heeft; meestal betreft het hier nomina actionis: bestratingswerkzaamheden, aftakelingsproces, aanslibbingsproces, boogontladingslamp, zinsontledingsdrama, vergeldingsmaatregelen, uittredingsregeling. Wanneer de afleiding het feature <+ telbaar> heeft, treedt geen bindfoneem op: leidingbreuk, tandingmetertje, ladingmeester, leuningstoel, morgenwijdingprogramma, hellingbaas. Bevestigingen van deze regel vormen:
Doordat niet altijd duidelijk is of een -ing-afleiding concreet of abstract is, ontstaan aarzelingen bij de taalgebruiker; naast elkaar komen voor: spellingdrama en spellingsdrama, verwarminginstallateur en verwarmingsradiateur en er zijn meer voorbeelden te bedenken die de systematiek verstoren. Dat moet wel samenhangen met de ondoorzichtigheid van sommige -ing-woorden wat betreft hun telbaarheidsfeature. Opvallend is dat woorden op -ing die geen afleiding zijn, nooit een tussenklank krijgen: ringband, kringhuis, penningverzamelaar, haringhandel, puddingpoeder (maar seringestruik met -e-, misschien door de accentuering op -ing). Hoezeer de taalgebruiker een gevoel voor morfologische systematiek moet bezitten, blijkt uit een vergelijking met afleidingen op -ling (zie hierboven). Wanneer de afleiding op -(e)ling individualiserende betekenis heeft, verschijnt de -e-, waneer er sprake is van een nomen actionis verschijnt de -s-:
Niettemin horen tot deze groep ook gevestigde samenstellingen die niet in deze regels passen zoals kledingmagazijn naast reddingmaatschappij.
-dom Na afleidingen op -dom treedt -s- op: Christendomsverkondiging, eigendomsrecht, jodendomsproblematiek. Afleidingen op -dom hebben doorgaans het feature <- telbaar>; in de enkele gevallen waar het feature <+ telbaar> toepasselijk is, kan -e- verschijnen: vorstendommenoorlog, eigendommenstrijd.
-nis Na afleidingen op -nis verschijnt geen bindfoneem wanneer de afleiding het feature | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
<- telbaar> heeft: geschiedenisstudie, betekenisleer, gevangenisbeleid, vuilnisauto, grafschennisproces. Wanneer de afleiding het feature <+ telbaar> heeft, kan -e- optreden, kennelijk als pluralismorfeem: verbintenissenrecht, beeltenissengalerij, erfenissenkwestie (naast erfeniskwestie). Bevestiging vindt deze regel in de volgende paren:
-ij, -erij, -arij Na afleidingen op -ij, -erij, -arij verschijnt geen bindfoneem: maatschappijleer, afgoderijbestrijding, visserijwet, landloperijverordening, rederijpersoneel. Doorgaans hebben deze afleidingen het feature <- telbaar>. Wanneer ze echter <+ telbaar> vertonen is een bindfoneem -e- mogelijk: boerderijentype, slagerijepui, stomerij(en)aanbieding, boekbinderij(en)werk. Het woord schilderij dat altijd <+ concreet> en <+ telbaar> is, komt in samenstellingen alleen met -e- (als pluralismorfeem) voor: schilderijententoonstelling.
-sel Na afleidingen op -sel verschijnt geen bindfoneem, ongeacht het feature telbaarheid: raadselrubriek, voedselvoorziening, weefselschade, bijvoegselblad, uittrekselcahier, beginselverklaring, behangselpapier.
-sie, -tie Na afleidingen op -sie en -tie verschijnt geen bindfoneem, ongeacht het feature telbaarheid; ook de accentuering speelt geen rol: invàsiestrand naast fantasíebehang, adhésielocomotief naast euthanasíewetgeving. Andere voorbeelden: precisiewerktuig, expansietheorie, declaratieformulier, organisatie-comité, prestatiedrift, demonstratieoptocht, advertentiepagina.
-ade, -ide, -ode Na afleidingen op -ade, -ide, -ode verschijnt geen bindfoneem: brigadecommandant, ambassadegebouw, herbicidefabriek, solenoïde-rem, kathodebuis, synodevergadering. Wanneer genoemde afleidingen het feature <+ telbaar> bezitten, kan in de spelling een n worden toegevoegd wanneer het eerste lid van de samenstelling evident meervoudige betekenis heeft: kariatidengalerij, methodenleer.
-te, -de Na afleidingen op -te, -de verschijnt geen bindfoneem: breedteverschil, hoogtetabel, oppervlakteverschijnsel, gewoonterecht, snedeberekening, waardebepaling. Hetzelfde geldt voor woorden op -te, -de die geen afleiding zijn of waarvan de afleidingsherkomst de taalgebruiker waarschijnlijk niet meer bewust is: geboorte-overschot, haltebord, gilde-slager, bendevorming, lindeboom. Tegenvoorbeelden zijn vredesbeweging, liefdesverdriet. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
-(t)je Tot slot vragen we aandacht voor de wellicht grootste groep afleidingen, de diminutiva. Na een diminutief als eerste lid verschijnt altijd -s: bloemetjesbehang, koekjestrommel, zuurtjespapiertje, zwijntjesjager, kopjesdoek, sardientjesblik, omaatjesgepraat. Alleen wanneer het tweede lid een verbum is, treedt geen bindfoneem op: kurkje-breien, pootje-baden, touwtje-springen, ezeltje-rijden, agentje-pesten.
Het markante van de tussenklank in samenstellingen waarvan het eerste lid een afleiding is, is dat de taalgebruiker een opvallend gevoel voor morfologisch-semantische systematiek vertoont. Dat blijkt het duidelijkst wanneer de tegenstelling <+ levend> resp. <+ menselijk> versus <- levend> een rol speelt:
en bij de tegenstelling <- telbaar> tegenover <+ telbaar>:
Dat de regels niet blind-morfonologisch werken blijkt uit de tegenstelling bij de uitgangen op -eling: bij <+ telbaar>: -e- (verstekelingeplek), bij <- telbaar>: -s- (handelingsaspect). Wanneer we een poging doen tot formalisering van de regels kunnen we aan het volgende voorstel denken:Ga naar voetnoot2 het eerste lid van de samenstelling, de afleiding in dit geval, noteren we als [X + suffix], waarbij X staat voor N, V of A; het tweede lid noemen we [Y]. Samenstellingen zonder tussenklank bestaan dus uit [[X + suffix] [Y]]N. Wanneer als tussenklank -s-, resp. -e- optreedt, noteren we, betrekkelijk informeel, twee regels: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de gevallen zonder tussenklank kan de regel achterwege blijven: het betreft alle overige gevallen die niet onder (1) en (2) vallen. De regels (1) en (2) hebben alleen betrekking op determinatieve samenstellingen, niet op copulatieve (type portier-stoker). Tenslotte nog een kanttekening. Het is allerminst zeker dat de hier voorgestelde regels voor iedere taalgebruiker acceptabel zijn. Er bestaan gevestigde uitzonderingen - er zijn er hierboven enkele genoemd en ik kan ze niet verklaren - en er bestaan zeker ook individuele afwijkingen. Waarschijnlijk laten regels voor de tussenklank in samenstellingen nogal wat speelruimte open. Dat is niet zo erg vreemd; ook in de syntaxis kennen we variabele regels. Een heel oud en bekend voorbeeld levert de plaats van het hulpwerkwoord in afhankelijke zinnen (bekend als rode en groene volgorde):... dat hij is gekomen /... dat hij gekomen is. Een ander voorbeeld is PP over V (Koster 1973): ... dat hij met de voorzitter overlegde /... dat hij overlegde met de voorzitter. Ook hier treffen we regels aan die twee constructies toelaten zonder verschil in betekenis. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|