De Nieuwe Taalgids. Jaargang 72
(1979)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 378]
| |
Bzzlletin 7 (1979), nr. 62Dit nummer is voornamelijk gewijd aan de dichter Rutger Kopland. - De tijd van het jaar; liefde in drie gedichten van Rutger Kopland wordt bekeken door Peter Berger. - Herman de Coninck stelt dat ‘de paradijselijke jeugd en tegelijk het doorzien van alle dubieusheid van die geborgenheid’ de kern is van Koplands poëzie. Dit staat in zijn bijdrage Een oefening in verder komen. - Johan van Diepstraten en Sjoerd Kuyper zijn met de dichter in gesprek, wat als motto meekreeg: ‘van een gedicht zou je willen dat het een soort ontmoetingsplek was... kijk hier ben ik, ga je gang.’ - Aldert Walrecht heeft het over Brahman zonder meid. | |
nr. 63Het meesterwerk komt door de achterdeur: Frans de Rover is in gesprek met De Meester Harry Mulisch. - In dit nummer ook de toespraak van W.L. Brugsma Mulisch bijgezet, over de politieke denkbeelden van de schrijver. - Hans van de Waarsenburg bespreekt het nieuwe proza in Vlaanderen. - Johan van Diepstraten en Sjoerd Kuyper hebben hun maandelijks gesprek dit keer met Hans Tentije. - Aandacht ook voor de Latijns-Amerikaanse literatuur. | |
nr. 64Dit is een themanummer dat de Schoolmeester veelzijdig in het licht stelt. Bijdragen o.a. van Marita Mathijsen, Tom van Deel en Anton Korteweg. | |
Dietsche warande & Belfort 124 (1979), nr.2A. Demedts bespreekt werk van Rudolf Geel. - Marcel Janssens vindt dat Paul Snoek op de hondsdolle toer is. | |
nr. 3Albert Westerlinck beziet in dit nummer Karel van de Woestijne als lyricus. - Marcel Janssens bespreekt Het verlangen van Hugo Claus. | |
Forum der letteren 20 (1979), nr.1D.W. Fokkema opent met Het modernisme: overwegingen bij de beschrijving van een periodecode.- A. Feitsma's bijdrage gaat over Keerpunten in de beoefening van het fries, vroeger en nu: tussen tijdgeest en eigen traditie.- In Recente ontwikkelingen in de receptie-esthetika geeft Rien T. Segers een overzicht van de publicaties die op dat gebied van 1974 tot en met 1978 zijn verschenen.- S.C. Dik komt in Discussie en reactie terug op Teun Hoekstra's artikel over Functionele grammatica.- M.F. Fresco bespreekt onder de titel Spinoza of meer? het boek Wijsheidsgestalten in dichterwoord, onderzoek naar de invloed van Spinoza op de Nederlandse literatuur van Roger Hernrard. -In Hoe toepasbaar is de toegepaste taalkunde bespreken A.J. van Essen e.a. het Handboek voor Toegepaste Taalkunde, het leren en onderwijzen van moderne vreemde talen door T. van Els e.a., - A. Braet en J. Vos bespreken Taalbeheersing. Handboek voor taalhantering van W. Drop en J.H.L. de Vries. | |
[pagina 379]
| |
De gids 142 (1979), nr. 2Pim Lukkenaar wijdt een artikel aan Nescio, de maatschappij en de literatuurwetenschap. | |
Glot 2(1979), nr.1Jan Voorhoeve bespreekt Het logoforisch pronomen in Ngwo. - Jan Kooij houdt zich bezig met Het ‘Romaanse vokabularium’ van het Nederlands: Hoe relateer ik ‘relatie’ aan ‘relatief’?. - Willy Pijnenburg bespreekt Enige kwantitatieve aspekten van het Nederlands en het Middelnederlands. - Is klankverandering regelgebonden of lexicaat diffuus? vraagt Harry van der Hulst zich af.- Teun Hoekstra over Het freezing principle en gestrande preposities.-Camiel Hamans toont aan Waarom ‘piel’ geen ‘pijl’ is geworden en Frank Jansen schrijft over een probleem uit de theorie van de syntaktische verandering: De ontwikkeling van de linksdislokatiekonstruktie in het Nederlands en de verb-second beperking. | |
Levende talen nr.338/339Dit themanummer is geheel gewijd aan de functioneel-notionele aanpak in het moderne vreemde talenonderwijs. | |
nr.340A. Braet schrijft een verantwoording voor het boek Taaldaden, een retorischpragmatische leergang schriftelijke taalbeheersing voor de bovenbouw.-Grammatica als deel van taalbeschouwing is een artikel van W.I.M. Van Calcar. | |
nr. 341Wanneer komt er duidelijkheid over het examen tekstbegrip? vraagt de K.P.C.-Mavostuurgroep Nederlands zet zich af.- Leo Prick laat zien Hoe de leraar Nederlands zichzelf dreigt weg te cijferen. - Onder de titel Nederlands als vreemde taal bespreek Jan Hulstijn Eerste- en tweede-taalverwerving:de ontwikkeling van morfologische vaardigheden van G. Extra.- Helge Bonset bespreekt Gerichte taalbeschouwing van P.M. Nieuwenhuijsen. | |
Maatstaf 27 (1979), nr. 2Paul van 't Veer schrijft over De liefdesbrieven van Multatuli en wat Mimi ermee deed. Uit de conclusie: ‘Zo is de werkelijke Eduard Douwes Dekker van ná 1860 menselijker en dus sympathieker dan de wat opgepoetste figuur die Mimi zo hoog wilde houden.’ - F.L. Bastet volgt Reizigers naar Griekenland. | |
Moer 1979, nr. 2Aandacht voor het spellingonderwijs met voorstellen voor een leerplan. - H. Lammers en L. Lentz vatten de draad weer op van de discussie over het beoordelen van taalvaardigheid. - Gespreksvoering in het voortgezet onderwijs. Als je het niet eens bent met wat de handboeken zeggen, wat dan? | |
Naamkunde 10 (1978), nr. 3/4J. Goossens opent met Naar een Nederlandse familienaamgeografie; kaarten completeren deze bijdrage.- W. van Langendonck besluit zijn studie over De persoonsnaamge- | |
[pagina 380]
| |
ving in een Zuidbrabants dlalekt. Deel II. - W. Beele bekijkt De familienaam Seyna(e)ve. - J. Molenaar de Toponymie van Wijchmaal (Limburg) en R. Rentenaar de Topografische structuur en toponymische ontwikkelingen in middeleeuws Egmond. - J. Devleeschouwer vervolgt zijn studie over Oudbelgische hydroniemen (II). - H.T.J. Miedema onderzocht De voornamen in de familie-advertenties van drie Friese kranten. - Boekbesprekingen: J. de Grauwe Prosopographia cartusiana belgica (door H. Draye). - J. Buntinx en M. Gysseling Het oudste goederenregister van Oudenbiezen II. Woordindices door F. de Tollenaere, W. Pijnenburg e.a. (door R. Rentenaar). -M. Gysseling De geschiedenis van onze taal (door H. Draye). - L. Voet, A. Verhulst, G. Asaert e.a. De stad Antwerpen van de Romeinse tijd tot de 17de eeuw (door R. van Passen). - D.P. Blok Toponymische verkenningen in het land van Woerden (door H. Draye). - L. Visser De straatnamen van Zeist (door L.H. Maar). - R. Smit e.a. Graofwark. Hulpmiddel bij het genealogisch en regionaal-historisch onderzoek in Drenthe (door R. Rentenaar). | |
Nederlands archief voor kerkgeschiedenis 58 (1978), nr. 2Twee bijdragen van C.C. de Bruin: Middeleeuwse levens van Jesus als leidraad voor meditatie en contemplatie en Een dietse bewerking van het Excercitium monachale; de laatste studie wordt gevolgd door de uitgave van een aantal teksten. | |
Neophilologus 63 (1979), nr. 2In Semantisch-pragmatische Kategorien als linguïstische Hilfen bei der Textanalyse tracht H.H. Westheide de linguistiek en literatuurbeoefening dichter bij elkaar te brengen. - ‘Particularly interesting is Dante's theory of the relatedness of European languages. One might say that the historical treatment of languages began with him’, stelt P. Robert Paustian in Dante's conception of the genetic relationship of European languages. - R.N. Walpole ontdekte dat de codex BPL. no. 57 uit Leiden een copie is van MS 10.233-36 uit de Belgische K.B. | |
Nieuw Vlaams tijdschrift 31 (1978), nr. 9-10Jean Marie Maes analyseert zeer uitvoerig De ruimte in Jacques Hamelinks ‘Ranonkel’. - In dit nummer het slot van de bespreking van Cyrille Offermans over Onverwerkt/verwerkt van Sybren Polet. | |
Onze taal 48 (1979), nr.4Dit nummer opent met Spelling(s)probleem. - Vervolgens Woorden uit het oude ongeloof, Op zoek naar woorden uit het oude geloof, Hetzelfde, Kogelvrij, Variëteit en variété en ‘Man’lijk en vrouw ‘lijk’: een eenvoudige oplossing? | |
Orbis litterarum 34 (1979), nr. 1Twee artikelen over Flaubert. L.R. Furst schrijft over The role of food in Madame Bovary, waarbij ze tot de conclusie komt dat ‘through its patterns of recurrent imagery the organization of the narrative in Madame Bovary is essentially poetic.’ - D.A. Williams stelt de vraag Flaubert - ‘le premier des non-figuratifs du roman moderne’? | |
[pagina 381]
| |
De Revisor 6 (1979), nr. 1Het eerste lustrum van dit tijdschrift wordt gepast gevierd met een dubbeldik nummer, waarin bijna iedereen, die iets met het blad te maken heeft, een bijdrage levert. - Tom van Deel voert zijn gesprek dit keer met Willem Brakman onder de titel De troost van de vorm. - F. Bastet neemt Couperus en zijn mysterieuze Italiaanse vriend onder de loep en constateert: Orlando... zeker, die heeft gelééfd... - Piet Paaltjens' wederpoets heet het artikel van Marita Mathijsen, waarin zij het gedicht ‘Liefdewraak’ neemt en zich afvraagt ‘of HaverSchmidt Van der Vliet eigenlijk wel aanvalt en of hij niet in feite een dubbelganger van Paaltjens in huis gehaald heeft.’ - Willem J. van der Paardt schrijft een zeer uitvoerige en o.i. afdoende reactie op de Huizinga-lezing van Karel het Reve. De titel van zijn stuk Het raadsel der onwetendheid doet al vermoeden in hoeverre hij er waardering voor heeft. Hij toetst een drietal door Van het Reve aangeroerde kwesties op hun waarde: ‘de kritiek op Sötemann, het symbolische truitje van Mc Carthy en tenslotte, kernpunt van Van het Reves betoog, het probleem van de literaire evaluatie, zeg maar: de vraag waarom een boek mooi is.’ | |
Spektator 8 (1978-1979), nr. 5In Reacties op ‘stress clash’, bespreekt H. Schultink de accentuering van samenstellende afleidingen, afleidingen van composita en composita in het Nederlands. - Hans Bennis houdt zich bezig met Appositie en de interne struktuur van de N.P. - A. Braet bespreekt van F.H. van Eemeren e.a. Argumentatietheorie onder de titel De rationaliteit en de effectiviteit van het betoog. - Verder twee besprekingen van Over zinnen gesproken van Th. Pollman en A. Sturm, door F. Balk-Smit Duyzentkunst en door G.E. Booij, T. van Haaften en R. van Hogen. - En recensies van G. Nuchelmans Taalfilosofie, een inleiding door E.C. Schermer-Vermeer, van W.E. Mc Mahon-Hans Reichenbach's Philosophy of grammar door E. Elffers en van J.P.A. Stroop Molenaarstermen en molengeschiedenis door P.J. Verkruysse. | |
Spiegel historiael 14 (1979), nr.3J. Reynaert schrijft over Mystiek en alchemie by Hadewijch. | |
Tijdschrift voor geschiedenis 92 (1979), nr. 1W. Otterspeer bespreekt Wijsheidsgestalten in dichterwoord. Onderzoek naar de invloed van Spinoza op de Nederlandse literatuur door Roger Henrard. | |
Tirade 23 (1979), nr. 244Het verplichte nummer ‘schelden met Jeroen Brouwers’ wordt dit keer gespeeld door D. van Tol. Ook Jeroen zelf laat zich natuurlijk niet onbetuigd. | |
Tydskrif vir geesteswetenskappe 18 (1978), nr. 3-4Réna Pretorius schrijft een huldebetoon aan de dichter A.G. Visser. | |
Tydskrif vir letterkunde 16 (1978), nr. 3A.P. Grové schrijft eveneens over A.G. Visser: groeipunte in sy poësie. - H. Lieben- | |
[pagina 382]
| |
berg voert de Afrikaanse woordenschat terug tot de antieke Griekse en Romeinse geschiedenis. | |
nr. 4Dorothea van Zijl publiceert A.G. Visser, die kind en die poësie. - C.N. van der Merwe geeft 'n Analise van Dagboek van 'n verraaier van J.C. Steyn. - H. Ohlhoff schrijft over harpe, trompette en kettings - beelde en beeldspraak in ‘Lucifer’ van Vondel. | |
Vestdijkkroniek 1978, nr. 22In het essay Was het allemaal wel zo vriendschappelijk van D. Vriesman, wordt de vraag aan de orde gesteld of de instelling van Ter Braak en Du Perron niet fundamenteel contrasteerde met die van Vestdijk. - In De dichter als barok plaatst P. Barendregt het gedicht ‘De dichter’ in het licht van Vestdijks esthetische opvattingen zoals die worden uitgewerkt in Prolegomena ener aesthetiek en Rilke als barokkunstenaar. - De erotische gedachtenwereld van Anton Wachter, een commentaar en een pleidooi is een reactie van W.M. Schouten op het artikel van F.W. Botzen. - Schering en inslag van M. van Dalfsen beoogt een aanzet te geven tot een studie van de bundelstructuur der ‘Grieksche sonnetten’ en tracht aan te tonen dat de bouw aan een tot in details uitgewerkt weefselpatroon beantwoordt. | |
nr. 23De vreemde droom van meneer Visser wordt geheel begrijpelijk wanneer we deze toetsen aan Vestdijk's theorieën over de angst, stelt L.G. Abell-van Soest. - H. Noordermeer vindt dat er in 's Konings poppen nogal wat dingen staan, die niet overeenstemmen met historische gegevens. M. Boks-Schoute geeft op dit artikel meteen een reactie. - Een fantasia van R.A. Cornets de Groot, gaat uit van de hypothese dat de verhalen in De fantasia onderling samenhangen door een gezamenlijk thema: kan men zijn lot beminnen? - Ik zie sterretjes, zegt E. van Dompselaar en hij probeert een inzicht te geven in de manieren waarop Vestdijk de astrologie gebruikt in Het vijfde zegel. - In dit nummer het slot van de artikelenreeks over de ‘Grieksche sonnetten’ van M. van Dalfsen. | |
Werkgroep 18e eeuw. Documentatieblad 1979, nr. 41-42In dit dubbelnummer zijn een aantal lezingen opgenomen die gehouden werden op het congres, dat als thema had ‘De Nederlanders buitengaats’. - Een bijdrage van P.H. Pott betreft De Nederlanders en de vreemde medemens in de 18e eeuw, beeldvorming en beeldvastlegging. - ‘Als men de proporties niet uit het oog verliest, mag men constateren dat hier achtereenvolgens de werkelijkheid de literatuur beïnvloed heeft, en de literatuur de werkelijkheid’, zo schrijft A.N. Paasman over Reinhart van Elisabeth Maria Post. | |
Werkgroep 19e eeuw. Documentatieblad 2 (1978), nr. 4R.J. van der Wiel schrijft een stuk Bij de dood van Anna Agnes Witsen in 1889. | |
Wetenschappelijke tijdingen 37 (1978), nr. 4M. Somer ving Een glimp uit de correspondentie Pol de Mont-Albrecht Rodenbach op. | |
[pagina 383]
| |
- P. de Loore bekijkt De toneelopvattingen van J.O. de Gruyter. - G. Hendrix schreef een artikel n.a.v. het feit dat Ruusbroecs Spiegel der eeuwigher salicheit door L. Moereels is ‘hertaald’. W.J. VAN DEN AKKER A.G.M. VERMEULEN |
|