| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche warande en Belfort 123 (1978), nr. 10.
Lieven Rens heeft de Klassieken hertoetst onder de titel Die paradoxale Lucifer. Het is de eerste van een reeks bijdragen die in de loop van de komende jaargang zullen verschijnen. ‘Het is de bedoeling dat moderne “lezers” vanuit de huidige literaire sensibiliteit maar met zin voor het historisch perspectief, reflecteren op meesterwerken uit de Nederlandse literatuur van de Reynaert tot de Oostakkerse gedichten.’- Marcel Janssens schrijft over Paul Lebeau die 70 jaar geworden is.
| |
124 (1979), nr. 1
Gerard Walschap en Anton van Wilderode herdenken Jan Hammenecker (1878-1932).- Hugo Brems recenseert de jongste dichtbundel van Hugo Claus onder de titel Simili modo, of ‘De Wangebeden’ van Hugo Claus.
| |
Forum der letteren 19 (1978), nr. 4
In De humanisering van de vertelinstantie gaat W. Bronzwaer uitvoerig in op het boek van Jacques Kruithof Vertellen is menselijk: essay over Koolhaas.- Vervolgens Louk Wijsen over De synthetische tekst.- Naar aanleiding van S.C. Dik Functional Grammar publiceert Teun Hoekstra Funktionele grammatica.- J.J.A. Mooij bespreekt Methoden in de literatuurwetenschap (red. C. Grivel) en W.J.J. Pijnenburg het Leerboek voor de historische grammatica van het Nederlands door C. van Bree.
| |
Glot 1 (1978), nr. 4
C.F.P. Stutterheim opent met Enkele grepen uit de sjwa-problematiek. - In defense of NEG van P.J.M. de Haan is een reactie op Hoekstra's artikel ‘Waarom niet niet NEG is’. - Louis J.M. Smit schrijft Over de Tsjechisch-Duitse tweetaligheid.- Michael Moortgat over de Lexicale decompositie en EST.- C. van Bree schenkt aandacht aan Syntactische oost-west-tegenstellingen binnen het Nederlandse taalgebied.- Willy Pijnenburg geeft Een herinterpretatie van de germaanse hw en A. Ollongren stelt een Recursieve verzamelingenleer op voor linguisten.
| |
Leuvense bijdragen 67 (1978), nr. 4
K. Deprez, G. Geerts en L. Delahaye leveren een uitvoerig verslag van Het standaardizatie-onderzoek in Vlaanderen: teoretische en metodologische toelichting, en een replikatie-onderzoek bij zeventig vrouwen in Ieper.- Mark Debrok stelt de vraag Is the fortis-lenis feature really redundant in Dutch?. - C.B. van Haeringen bespreekt en geeft aanvullingen op Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde (red. D.M. Bakker en G.R.W. Dibbets). - J. de Rooij bespreekt La langue néerlandaise: essai de présentation van P. Brachin.
| |
Levende talen 336
De nascholing (Nederlands) bevindt zich in een stroomversnelling aldus Emile Nielen en Willem Mooijman. - Marleen Wijma-van der Laan besteedt uitvoerig aandacht aan Indianen in jeugdboeken 1, over de Indianen in Noord-Amerika.- Verder boekbespreking door Willem G. Weststeijn van W.J.M. Bronzwaer, D.W. Fokkema en Elrud Kunne-Ibsch Tekstboek Algemene Literatuurwetenschap; van Charles Grivel Metho- | |
| |
den in de literatuurwetenschap en van Ann Shukman Literature and semiotics. A study of the writings of Yu. M. Lotman.
| |
nr. 337
J. Griffioen doet mee aan de discussie over het ontleden met Grammatica in het VWO? III.- Marleen Wijma-van der Laan geeft informatie over de bekroonde boeken, de activiteiten van de kinderjury en de thema's van de genoemde boeken van de Kinderboekenweek 1978.- In Enig inzicht... en enige kennis... doen Josien Anker en Lodewijk de Groot verslag van een onderzoek naar Nederlands op de Pedagogische Akademie.
| |
Maatstaf 26 (1978), nr. 12.
In dit nummer een keuze uit de brieven van Gustave Flaubert, gekozen en vertaald door E. Borger.
| |
27 (1979), nr. 1.
Louis Paul Boon publiceert een fragment uit Het Geuzenboek onder de titel Jan Camerlinck en de Bosgeuzen in 1567. - Wat zag Byron en wat zag hij niet? vraagt P.M. Reinders zich af n.a.v. de waarnemingen van een romanticus in brieven en dagboeken.
| |
Moer 1979, nr. 1.
Een vervolg op het artikel in Moer 1978, nr. 5, van Truus van den Heuvel met adviezen voor beginnende leraren. Dana Constandse geeft nu adviezen voor gevorderde leraren. - Vier bijdragen over grammatica-onderwijs. - Een Tien voor Taal. Dit educatieve tv-programma kreeg in het algemeen allesbehalve een zakelijke discussie. Twee bijdragen in dit nummer, waarbij vooral argumenten worden aangevoerd van onderwijskundige en taalkundige aard. - Het gaat niet goed met de Open School. Deze dreigt een schoolse school te worden.
| |
Naamkunde 10 (1978), nr. 1/2
Maurits Gysseling opent deze aflevering met een Inleiding tot de toponymie, vooral van Oost- Vlaanderen. - De Wikingen in Friesland is de tekst van een lezing gehouden door D.P. Blok. - Van Dublin naar Dokkum is een uitvoerige studie van H.T.J. Miedema over Oudnoors Jarl ‘dux’, Oudfries Jarla en de mogelijkheid van Oudnoorse relicten in het Oudfries. - W. van Langendonck publiceert het eerste deel van een studie over De persoonsnaamgeving in een Zuidbrabants dialekt. - Is Het voorzetsel inherent deel van het toponiem? vraagt F. Verbiest zich af. - W. Beele over Bruggestraat contra Brugse straat in West-Vlaanderen.- F. Debrabandere maakt Kritische aantekeningen bij Brugse straatnamen en V. Mennen Toponymische kanttekeningen bij de twee abdijhoeven van Averbode in Lommel.- D.A. Tamminga vult met Een ‘Elve’ in Friesland? een artikel aan; hetzelfde doet K.A.H.W. Leenders in Nogmaals Eeuwsels. -Verder de volgende recensies: J. Huisman bespreekt Die rechten Nebenflüsse des Rheins zwischen Lippe und Kromme Rijn van N.L. Zelders. - R. van Passen Oorkondenboek van het Sint-Elizabethhospitaal te Antwerpen (1226-1355) uitgegeven door J. van den Nieuwenhuizen. - J. Molemans De Geul, zij-rivier van de Maas. Bijdrage tot de hydrografie van een riviertje van H. Meesman; dezelfde bespreekt ook Bijdragen tot de geschiedenis van Kempen- en Peelland van H.G.M. Hutten en J. Th. M. Melssen en Historische beschrijving van de Meierij van 's-Hertogenbosch (ca. 1825) van A.C. Broek. - F. De- | |
| |
brabandere beoordeelt Heist en de Eiesluis. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Heist met een studie over de Eiesluis, dl. II van M. Coornaert; C. Marynissen recenseert Namenforschung im ostniederländisch-westfälischen Grenzgebiet van P. Hessmann.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 31 (1978), nr. 7/8.
Een zeer uitgebreid artikel van Cyrille Offermans - waarvan het slot nog volgt - Over Sybren Polet en het absolutisme in de literatuur.
| |
Ons erfdeel 21 (1978), nr. 5
In Lof der passiviteit schrijft C.E.M. Struyker Boudier over denken en werken van Cornelis Verhoeven. - Mystiek als kreatieve ‘akt’ van G.M. Mesland gaat over aspekten van het werk van Dèr Mouw. - Ludo Simons schenkt aandacht aan Hegenscheidt of de biografie van een schrijver en Leonard M. Swennen signaleerde Een Nederlander in Wenen: Hugo Blotius (1534-1608); hij geeft een door hem in 1588 in het Nederlands geschreven brief uit.- Boekbesprekingen: Daniël de Vin bespreekt De kus van Jan Wolkers; Frans Deschoemaeker de bundel Incantatie van Leonard Nolens; Daan Cartens Turkenvespers van Louis Ferron; Ruud A.J. Kraayeveld De kat achterna van Doeschka Meijsing; Rudolf van de Perre de bundel De zon staat in de kreeft van Roger Devriendt; Hanneke van Buuren De Vossejacht van Willy Spillebeen; Hugo Bousset De dia's van Andrea van Geert van Beek. Tenslotte recenseert Carlos Tindemans Genres in het ernstige renaissancetoneel der Nederlanden tot 1625 door Lieven Rens.
| |
Onze taal 48 (1979), nr. 1
P. Brachin over Overhandigen, een unicum?- Verder Best moeilijk, Dat lastige meewerkend voorwerp, Geen boetekleed voor mr. Heidring, Roestvrijkogelvastvest, Variëteit en Economie in spreekwoorden.
| |
nr.2
In Van de redactie bezint de redactie zich op een aantal zaken betreffende dit tijdschrift. - Verder Het Nederlands in Belgische normen, Ge9heid Bot4en, Vervalst Vlaams, Varieteit en variété, Verschopperlands, Een eenhoornhoorn horen en Van nu nog naar Nederlands van nu.
| |
Septentrion 7 (1978), nr. 3
Lionel Deflo schrijft over Le poète Paul Snoek en Liliane Wouters vertaalde een aantal van zijn gedichten. - Marius François Valkhoff besteedt aandacht aan Le synode sur la Liberté de conscience de Thierry Coornhert en J.H.W. Veenstra aan Valery Larbaud et Eddy du Perron; deze bijdrage wordt gevolgd door 12 brieven van du Perron aan Larbaud. - Antonin van Elslander bekeek Les Chambres de Rhétorique aux Pays-Bas sous les ducs de Bourgogne en Jan Deloof bespreekt Les voyageurs de l'anti-temps van Hugo Raes.
| |
Spektator 8 (1978-79), nr. 3/4
Dit dubbelnummer is geheel gewijd aan de 18de eeuw. - Anton Bossers schrijft over
| |
| |
Nil volentibus arduum en Vondel.- In Wat moet ik voor mijn neus betalen? Behandelt A.J. Schuur Twee achttiende-eeuwse ‘neusboekjes’.- Barbara Sierman stelt een onderzoek in naar De doorluchtige comedianten en hun manager. - K.G. Lenstra plaatst Een noot bij een vertoog van Van Effen. - Thomas Matthey onderzocht De ontvangst van Richardson in Nederland (1750-1800).- Danielle Besançon over Carlo Goldoni in en over Nederland. - In De ondeugd beloond behandelt L.P. Pol Verteltechnische aspecten van de briefroman ‘Zephire’ (1788) en Adèle Nieuweboer onderzocht Een verlichtingsroman in brieven ‘De zegepraal der menschlievenheid’.
| |
Spiegel historiael 14 (1979), nr. 1
W. Jappe Alberts wijdt een artikel aan Publiciteit en publiciteitsorganen in de middeleeuwen.
| |
Taal en tongval 30 (1978), nr. 3/4
Dubbel genus II is een dialectgeografische studie van J. de Rooij.- T. van Veen bekeek de woorden Jus, doop, stip.- Ludger Kremer hield een lezing over Standaardtaalinterferenties in de woordgeografie aan weerskanten van de Nederlandse oostgrens.- T. de Vries schrijft over De duivel in het dialect en R. Willemsen over Kleur bekennen; M. de Vries over de uitdrukking Ik heb er mert an en F. Debrabandere over Het woord ‘Wijngaardsnijder’. - J.L. Pauwels vraagt zich af Wat is ‘een straatje zonder einde(e)’?.- Tenslotte bespreekt Hans Heestermans Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde (red. D.M. Bakker en G.W. Dibbets).
| |
Tijdschrift voor geschiedenis 91 (1978), nr. 4
S. Groenveld bespreekt deel I en II van De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft ed. H.W. van Tricht. - C.S.M. Rademaker recenseert Caspar Barlaeus. From the correspondence of a melancholic door F.F. Blok; Nicolette Mout bespreekt Langs kermissen en hoven. Ontstaan en kroniek van een Nederlands toneelgezelschap in de 17de eeuw door B. Albach.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 94 (1978), nr. 1/2
B.C. Damsteegt belicht in T'samenvoeghing in de Hertspiegel enkele facetten van Spiegels taalgebruik, beschouwd in samenhang met de ideeën die hij heeft ontwikkeld in de Twe-spraack.- M. Devos doet een onderzoek naar de woorden Raket, reket, roket, riket, rinket.- Maria A. Schenkeveld-van der Dussen schrijft over Tasso in Bilderdijks ‘Mijn verlustiging’.- In Sonnetten en pseudosonnetten bij Vondel en anderen door C.F.P. Stutterheim wordt ‘ “sonnet” als Prokrustes-begrip, logisch en psychologisch geïnterpreteerd’. - Het gedicht uit ‘Den Nederduytschen Helicon’.: ‘Bauw-heers welleven’ als voorbeeld van dissimulatieve imitatio is het onderwerp van een studie door W. Vermeer. - J.M. Willeumier-Schalij schenkt aandacht aan de Expositio in Psalterium Davidis van Ludolphus van Saksen in het Middelnederlands en G. Kazemier bespreekt de dissertatie De dichter Pieter Vlaming (1686-1734) van Margaretha Sara Josephine Cox-Andrau.
| |
| |
| |
Tirade 23 (1979), nr. 242.
J. de Kadt vraagt zich af Is dit Gorter? bij de lezing van de verzamelstudie Acht over Gorter. Hij besluit zijn recensie met: ‘En men blijft heel hoffelijk als men samenvattend zegt: “Neen, dit is Gorter niet”.’ - Jeroen Brouwers vervolgt zijn Kladboek. In aflevering IV moet vooral Harry Mulisch het ontgelden.
w.j. van den akker
a.g.m. vermeulen
|
|