De Nieuwe Taalgids. Jaargang 70
(1977)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0. InleidingEr zijn een stel opvallend gebouwde syntagma's met met:
In type 1 en 2 is het eerste zinsdeel een beknopte bijzin, in 3, 4 en 5 lijkt het een zn-patroon. We koncentreren onze aandacht op 5: een wat vriendelijker variant van de filmtitel die ik als blikvanger gebruikt heb. De ontleding daarvan verdient juist speciale aandacht omdat die verschilt van die van het zn-patroon met die mooie jas van je broer: met die mooie jas van je broer met die mooie jas over z'n arm Als met die mooie jas over z'n arm een gewoon zn-patroon was, zou over z'n arm nabep. moeten zijn (en dus afsplitsbaar), maar dat is het niet. Bovendien zou over z'n arm niet verwisselbaar moeten zijn met die mooie jas en dat is het wel: met over z'n arm die mooie jas. De eerste indruk is dus dat ons syntagma uit de volgende drie delen bestaat: met die mooie jas over zijn arm We gaan de verhouding tussen die drie elementen onderzoeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Buitenbouw1.1. Ons syntagma als ww-patroondeelZeldzaam en soms twijfelachtig zijn gevallen waarin ons type ond., lv of niet-ww rest is: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ond. : (met die wind zo recht in je gezicht), (dat) (lijkt) me [niet zo prettig] Vv kan ons type waarschijnlijk niet zijn: de zn-patronen blijken dan onverwisselbaar: (bemoei) (jij) [je] nou met die hoed in m'n hand, (met in m'n hand die hoed, (uitg.)) De vv's bestaan hier dus uit ‘gewone’ zn-patronen (al zal de verwisselbaarheid binnen ons type straks nog een regel met uitzonderingen blijken te zijn). In verreweg de meeste gevallen is ons syntagma bw bep. Is het aanloop, dan krijgt het zo, dan en - soms - daarmeeGa naar voetnoot5 als verwijswoord: met de hele dag al die kleine kinderen om me heen, zó (kan) (ik) toch niet werken De die/dat-par. van de twee zn-patronen na met kunnen (bv. voor namen van lichaamsdelen) soms geen bepaald en/of onbepaald lidwoord bevatten (met de handen in de zij is geen ABN); een onbeklemtoonbaar bez. vn beperkt soms de persoon waarnaar ond. of lv verwijzen (Jan loopt met z'n handen in z'n zij). Vooral die laatste beperking maakt het natuurlijk moeilijk om ons syntagma een gewone bw bep. te noemen. Ook uit andere feiten blijkt die ongewone betrekking met het ond. of het lv; ik bespreek die niet, maar geef enkel een paar voorbeelden, telkens voorafgegaan door een wél mogelijke parafrase d.m.v. een bw bijzin:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.1. Beperkingen binnen twee die/dat-par.De beperkingen zijn af en toe ingewikkeld en wat subtiel; ik moet dus het risiko nemen dat m'n formuleringen wat botsen met sommige ABN-idiolekten en dat ik me - dat is erger - in de feiten uit m'n eigen idiolekt vergis. Ik begin met de lidwoord-beperkingen (type 1 hieronder); daarna komen die van het bez. vn aan de beurt: eerst die bij één bez. vn (type 2 en 3 hieronder), daarna die bij twee bez. vn's: twee dezelfde (type 4a) of twee verschillende (type 4b):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.1.1. Met een voet op de stoel: beperkingen bij de/het en een/ - (nulteken)A. De/het past niet voor namen van lichaamsdelen
Voor een aantal zn's is de/het in allebei de zn-patronen in het ABN uitg.Ga naar voetnoot6: met de voet op een stoel (zat) (moeder) [voor het raam] (uitg.) De zn's waarvóór de/het uitg. is betekenen ‘lichaamsdeel’. Ongetwijfeld is de frekwentie van de/het voor een reeks andere zn's (broekzak, mouw enz.) erg klein: met een hand in de zak (liep) (ie) [over straat] (uitg) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder de kledingstukken die je aan hebt en onder de delen daarvan vinden we dus eveneens veel gevallen waarin de/het uitg. is: broek, rechterschoen, zak, mouw enz. Maar van een jas die in de kast hangt kun je gerust zeggen: met dat gat in de rechtermouw (is) (die jas) [goed voor de voddenman] Bij de wandelaar die z'n hoed even afgezet heeft lijkt z'n me vrijwel verplicht in bv.: met z'n hoed in z'n hand (liep) (ie) [tegen de wind in] B. Een past niet voor namen van sommige lichaamsdelen, het nulteken niet voor die van andere met een voet op een stoel (zat) (moeder) [voor het raam] met een hoofd in een zwachtel ... (uitg.) Voor namen van sommige lichaamsdelen (bv: voet, arm, vinger) kan een in ons syntagma staan; voor namen van andere niet (bv. hoofd, hals). De betekenis van lichaamsdelen van het eerste type is ‘er zijn meer eksemplaren van’, die van het tweede type betekenen ‘er is maar één eksemplaar van’.
Ook het nulteken ‘onbep. lidwoord voor meervouden’ is soms uitg.: met - handen op de stoelleuningen (zat) (ik) [te kijken} (uitg.) De betekenis van die zn's is ‘lichaamsdelen waarvan elk mens er meer heeft’. De bijpassende kledingstukken (sokken, kousen, handschoenen enz.) vertonen die beperking - dacht ik - niet, zelfs niet op het ogenblik dat iemand ze draagt: met - sokken aan z'n voeten (liep) (ie) [de zee in] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.1.2. Met z'n voet op die stoel en met die stoel onder z'n voet: beperkingen bij z'n enz.Als een van de zn-patronen van ons syntagma, als voorbep. een bez. vn bevat dat onbeklemtoond is en niet te vervangen is door een beklemtoond (z'n maar niet zijn bv.), dan duidt dat vn persoon aan, meestal ook getal en bij de 3e pers. ev bovendien ook sekse van de persoon(en) in de werkelijkheid waarnaar de kern van het ond. of die van het lv verwijst (over verwijzing naar zaken spreken we straks nog): met d'r voet op een stoel (zat) (moeder) [voor het raam] (ond.) (ik) (zag) jullie Jan met z'n been in het gips (lv) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier vinden we bij de zn-par. de lichaamsdelen terug (voet, been); enkele voorbeelden van bijbehorende kledingstukken (op het ogenblik dat ze gedragen worden) zijn: met een torn in z'n mouw (liep) (Jan) [over straat] Is een bez. vn beklemtoonbaar, dan vervalt de beperking: met jouw voeten onder m'n lessenaar (kan) (ik) [geen les] {geven} | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.1.3. Met z'n voet op m'n stoel/met z'n voet op z'n stoel: beperkingen bij z'n enz.A. Twee verschillende bez. vn's Hier zijn - meen ik - beklemtoonde vormen nooit uitg., zoals soms in de vorige afdeling. Daarmee hangt de afwezigheid van beperkingen wel samen: met jouw voeten op m'n buro (kan) (Jan) toch niet {werken} (ond. = 3e pers.) Ook kan het ond. mv zijn i.p.v. ev zoals in de voorbeelden hierboven. In het volgende voorbeeld vinden we een ander soort beperking: met z'n arm om d'r nek (stonden) (ze) gezellig [te kletsen} Hier kun je onmogelijk zeggen: met Jan z'n arm om Fientje d'r nek (stonden) (Kees en Piet) gezellig [te kletsen} (uitg.) M.a.w.: ook in de voorlaatste zin verwijzen z'n + d'r naar de kletsers! - Ik laat dit soort gevallen nu verder rusten.
B. Twee dezelfde bez. vn's
Waarschijnlijk is hier weer persoonsbeperking enz. als de bez. vn's per se onbeklemtoond zijn en niet door beklemtoonde te vervangen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1.1.4. Besluit van de beperkingen binnen de twee die/dat-par.A. Schematisch overzicht
Bij de twee die/dat-par. binnen ons syntagma hebben we twee soorten beperkingen leren kennen (ik varieer de formulering nu): a. beperkingen bij lidwoorden in verband met de zn's erachter; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. beperkingen bij bez. vn's in verband met de zn's erachter en met de ond. of lv's. In het volgende schema betekent + ‘kent een verbinding met’ en - ‘kent geen verbinding met’ (buiten het schema betekent - ‘nulteken onbep. lw voor mv’, zoals gezegd):
D'r vertegenwoordigt in dit schema de per se onbeklemtoonde bez. vn's in de types 1. één bez. vn in het hele syntagma (1.1.1.2); 2. twee dezelfde bez. vn's (1.1.1.3, type B). Daarbij hoort nog een toevoeging: soms duiden z'n/d'r geen sekse aan van het element waarnaar ond. of lv verwijzen, nl. als die elementen geen levende wezens zijn (geen mensen zijn?): met die tekening op z'n omslag (zag) (jouw boek) [er] [erg fris] [uit] Maar die eerste beschrijving vergt nog preciseringen op minstens twee punten: bij het lidwoord voor namen van lichaamsdelen (B) en bij het onbeklemtoonbare bez. vn voor namen van lichaamsdelen (C).
B. Preciseringen bij lidwoord-beperkingen
a. Het bep. lidwoord
Met een bankje onder de voet was dus uitg. (de + naam van lichaamsdeel); toevoeging van een bv. bep. als bv. ópgezwollen maakt die zin evenwel toch mogelijk:
Bij het enkelvoud voet kan een bv bep. onderscheidend zijn, bij het meervoud voeten niet, zolang het om die van één mens gaat; dat spreekt vanzelf. Ik varieer nu de voorlaatste zin door voet in voeten te veranderen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met een bankje onder de opgezwollen voeten (zát) (moeder) daar (uitg.; wel: d'r opgezw.) De beklemtoning ópgezwollen (die onderscheiding aangeeft) is nu ook uitg. Maar én die beklemtoning en het gebruik van de (naast d'r) zijn weer wél mogelijk bij vingers; daarvan heeft elk mens er meer als twee: met een doekje om de ópgezwollen vingers (zát) (moeder) daar (per se onderscheidend) Persoonlijk zou ik de laatste zin - dacht ik - niet kunnen gebruiken als álle vingers opgezwollen waren; daar is m.i. d'r vereist. De is voor mij enkel mogelijk bij een onderscheidende bv bep. De zaak is zelfs voor mensen uit het westen van ons taalgebied wat subtiel, omdat er een teksttraditie is die de/het i.p.v. d'r enz. voorschreefGa naar voetnoot9: met het smalle hoofd op een kussen (lag) (ze) [in bed] (in taal: met d'r...) Ik meen dat zwaarbeklemtoond en stijgend smálle resp. slánke hier vrijwel uitg. zijn en dat die twee bn's dan ook niet-onderscheidend zijnGa naar voetnoot10. Konklusie: de verbinding de/het + bv bep. + zn ‘naam van lichaamsdeel’ is binnen ons syntagma in bepaalde gevallen mogelijk. De betekenis van de bv bep. is dan ‘onderscheidend’.
b. Het onbep. lidwoord
Een vinger, een voet enz. leverden geen probleem, hebben we gezien; een hoofd wél. Maar een mooi gekapt hoofd gaat m.i. weer vlot: met een mooi gekapt hoofd in een verband (zat) (moeder) [in bed] Ook mooi gekapt, ontvelde en die vuurrood zag hebben een onderscheidende betekenis bij de ene persoon waar het over gaat. In springlevende taal lijken me op een kleine neus, op een kromme neus enz. weer uitg.; kleine, kromme enz. zijn bij één persoon vanzelfsprekend hier niet-onderscheidend.
Heel terloops stel ik de vraag of ook een krullenkop (samenstelling met onderscheidend woorddéél) mogelijk is: met een krullenkop in een grote zwachtel (zat) (Mieke) [in bed] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de pendant ‘nulteken voor zn's in het meervoud’ krijgen we weer gevallen als: met een bankje onder - opgezwollen voeten (zat) (moeder) [buiten] (uitg.: niet-onders.) Ook hier zijn opgezwollen en dikke niet-onderscheidend, omdat een mens maar twee voeten en twee handen heeft. Daartegenover staan gevallen als: met zulke ringen om - hele dikke vingers (loop) (je) [voor gek] Hele dikke, vuile en kleine zijn hier onderscheidend.
Eén voorbeeld met roetvingertjes (samenstelling met onderscheidend woorddeel): met - roetvingertjes naast de suikerpot (zat) (ze) [te snoepen} Konklusie: kombinaties als een hoofd en - vingers die anders binnen ons syntagma onmogelijk zijn, geven wél mogelijkheden als we ze uitbreiden met een bep. als mooi gekapt of opgezwollen. De betekenis van die bv bep. is waarschijnlijk ‘onderscheidend’.
Een deel van het schema onder A ziet er dus met de zojuist gevonden preciseringen als volgt uit:
C. Preciseringen bij de bez.-vn-beperkingen
Naar allerlei richtingen zijn hier verdere doorkijkjes mogelijk: er zijn er binnen de binnen- en binnen de buitenbouw van ons syntagma.
1. Doorkijkjes binnen de binnenbouw van ons syntagma
a. D'r been enz. beperkt dus ond. of lv, als been enz. kern is van een van de twee zn-patronen na met: d'r been enz. doet het evenwel ook als been enz. kern is van een nabep. binnen een van die twee zn-patronen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met een deel van d'r been in het gips (zat) (moeder) [buiten] (van d'r been is nabep.) b. Ook van d'r (d'r enz. is pers. vn) als nabep. bij been enz. veroorzaakt die beperking: met dat been van d'r in het gips (zat) (moeder) [buiten] II. Doorkijkjes binnen de buitenbouw van ons syntagma
Ons syntagma kan behalve deel van een zin met een ond., ook om-zinsdeel zijn: door met d'r been op een bankje, voor het raam te zitten (zág) (moeder) nog es wat Hier duidt d'r persoon, getal en sekse aan van degene waarnaar het ond. verwijst (moeder). Het kan ook anders: (het) (valt) [mee] (om de hele dag met je been op een bankje, voor het raam te moeten zitten) Nu beperkt je niet het ond. (of het lv) van de hoofdzin, maar is er - laten we het tenminste zo maar zeggen - geen beperking. Een variant met voor me laat evenwel een korrelatie met me zien: (het) (valt) [mee] voor me (om met m'n been op een bankje, voor het raam te moeten zitten) Waarschijnlijk legt m'n been aan dezelfde elementen beperkingen op als m'n best enz. als om-zinsdeel. Ik verwijs daarvoor naar de BeknopteGa naar voetnoot11. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. Ons syntagma als zn-patroondeelWe bespreken hier en in 1.3 twee buitenbouwen van ons type die buiten de titel van dit artikel vallen en enkel dienen als achtergrond voor de bw bep. Ons type kan bv. nabep. zijn binnen alle zinsdelen, dacht ik: (een jongen met een meisjes-horloge om z'n pols) (ziet) [er] maar [raar] [uit] Al zijn er dus vrij zeker geen beperkingen buiten het zn-patroon waarvan ons type nabep. is, daarbinnen is de kern waarschijnlijk op eenzelfde manier beperkt als ond. en lv het waren in zinnen met ons type als bw bep.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Z'n (hoofd) enz. duidt hier dus persoon, getal en - binnen de 3e pers. ev - bovendien de sekse aan van de persoon(en) waarnaar het zn verwijst dat kern is (Beknopte 3.6.2.1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. Ons syntagma als bwbn-patroondeelHet zou dan nabep. moeten zijn bij een bwbn dat het ‘vaste’ vzaz met heeft: [erg blij met een armband om d'r pols] (was) (ze) De omzettingen leveren dus problemen op, terwijl ze dat bij de gelijkluidende bw bep. helemaal niet doen: met om d'r hals die ketting (liep) (ze) door de slaapkamer Ook de vervanging van met door zonder (die in de bw bep. heel normaal is), is uiteraard bij de ‘bw’ nabep. uitg.: [erg blij zonder een armband om d'r pols] (was) (ze) (uitg.) Voorlopig moet de konklusie dus zijn dat ons syntagma geen bwbn-patroondeel kan zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4. NevenschikkingUit de onoverzienbare massa van het materiaal nemen we alleen hier en daar een paar steekproeven. Allereerst beperken we ons tot gevallen met of die in het algemeen minder twijfelgevallen opleveren als die met en enz. Verder geef ik per patroontype maar een paar zinnen. Daarbij zal blijken dat vrij veel patroontypes zo'n nevenschikking kennen met ons syntagma. Dat maakt het waarschijnlijk dat het ‘tussen allerlei patronen in staat’ en een vrij uniek geval is waarvan het naaste familielid niet makkelijk aan te wijzen is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4.1. Zn-patronen
In beginsel zijn nevenschikkingen met een ander zn-patroon met met voorop dus soms uitg., zijn die met een zn-patroon met een ander vzaz dus soms wel mogelijk, en zijn die met het vzaz zonder heel frekwent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4.2. Bwbn-patronenHier zijn in het algemeen weinig mogelijkheden: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(zat) (ie) met de riem om z'n schouders of klaar om uit de wagen te springen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4.3. Ww-patronenZonder dat en het vw zonder zijn hier favoriet, maar ook terwijl kan vw zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4.4. Zo enz.Bij zo hoort normaal in dit soort gevallen óf een situatie-element (een gebaar) of een nabep., dacht ik:
Omdat zo een van de verwijswoorden kon zijn (zie 1.1) na ons syntagma, verbaast deze mogelijkheid bij de nevenschikking ons niet. Daar staat tegenover dat de twee andere verwijswoorden (dan en daarmee) zelden of nooit een nevenschikking met ons syntagma kunnen vormen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4.5. Andere elementen(je) (gaat) óf met een muts op je hoofd of helemaal niet [naar school] We hebben hier dus een groep met niet (helemaal niet) die ons erg weinig zegt omdat die nog erg slecht bestudeerd is (de eenzinsdeelproef gaat met de bw bep. in dat voorbeeld bv. niet op). Blootshoofds, wijdbeens, staandebeens (tekst) en barrevoets (tekst) zijn morfologisch beter verkend als syntaktisch, en leveren dus eveneens weinig aanwijzingen. Van het td-patroon (hard fluitend, vrolijk lachend, scherp rondkijkend) weten we dat het ‘tussen allerlei patronen in staat’Ga naar voetnoot12, juist ook doordat het in nevenschikkingen een gedrag laat zien zoals ons syntagma: hiermee komen we dus ook niet veel verder. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4.6. Besluit van de nevenschikkingDie met zn-patronen heeft vooral mogelijkheden opgeleverd bij zonder, maar hier wacht alles op een uitgebreid onderzoek van allerlei ondertypes met met en zonder (vzaz) die immers tussen de vzaz's een vrij apartstaand groepje vormen. Nevenschikking met bwbn-patronen (stell. trap!) gaf hele sterke beperkingen te zien: gevallen met vergr. of overtr. trap of met te + stell. trap lijken helemaal uitg. Daarentegen gaven de ww-patronen hele vlotte gevallen, al was er weer een sterke beperking binnen het verbindende woord: opnieuw zonder (nu als vw) en zonder dat en daarbij terwijl. Hoezeer altans de eerste twee een aparte plaats innemen tussen de vw's hebben we bij een vroegere gelegenheid gezienGa naar voetnoot13. Het zou dus kunnen dat ons syntagma in staat tussen zn-patronen met met en zonder en ww-patronen met zonder, zonder dat en terwijl. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Binnenbouw2.1. SyntagmatiekWe hebben in eerste instantie aangenomen dat ons syntagma drieledig is en bestaat uit met + zn-patroon zonder vzaz als deel + zn-patroon met vzaz als deel. Die opvatting was gebaseerd op voorbeelden waarin de twee zn-patronen verwisselbaar waren en waarin het zn-patroon met het vzaz onafsplitsbaar was:
(Vollédig onmogelijk is: (hij) (kwam) met over z'n arm [tuis] een nieuwe jás (uitg.)) Nu zijn de twee zn-patronen binnen bepaalde varianten evenwel ónverwisselbaar: (hij) (ging) ineens met z'n arm om d'r heen {zitten} ([met ... heen]?) Bovendien is bij bepaalde varianten het tweede zn-patroon wél afsplitsbaar: (ik) (heb) hem met een ring {gezien} om z'n vinger Het begrenzingsprobleem is voor een aantal gevallen dus nog niet opgelost.
Een aparte komplikatie levert het verwante type met als; de verwisselbaarheid is er wel:
Afsplitsing kent het evenwel weer meestal niet: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(het orkest) (heeft) een suite van Bach met Jan z'n broer {gespeeld} als dirigent (uitg.) Als dirigent kan als ww-patroondeel wél uitloop zijn: (het orkest) (heeft) [Jan z'n broer] {gehad} [als dirigent] Binnen ons syntagma kan als dirigent twee dingen doen: 1. het zn-patroon met vzaz vervangen (zie de voorbeelden van zoëven); 2. als vierde element náást dat zn-patroon met vzaz komen: met op de kateder Jan z'n broer als dirigent (speelde) (het orkest) die suite Ik gebruik hier ekspres volgordes waarbij geen van de drie zn-patronen nabep. lijkt te kunnen zijn binnen een groter, zodat de vierledigheid van dit type boven alle twijfel staat. - Als dirigent is natuurlijk in geen geval een paradigmatische variant van op de kateder. Zoals de twee zn-patronen - uiteraard - elk onmisbaar zijn, zo is met het ook, al spreekt dát niet vanzelf. Die jas over z'n arm kan ond. enz. zijn, maar nu zijn de twee z'n patronen onverwisselbaar buiten het gezelschap van met: (die jas over z'n arm) (is) nou [al drie jaar oud] Tot zover de weglaatbaarheid; bij de toevoegbaarheid vinden we - na die van als dirigent die geen problemen gaf - grote moeilijkheden: met z'n nieuwe jas heel triomfantelijk over z'n arm (bwbn-patronen) De schuin gedrukte toevoegingen kunnen we - dacht ik - nergens opvatten als nabep. binnen een groter patroon: het zijn dus echt aparte delen van ons syntagma. Enkele van die toevoegingen maken het geheel flink stroef: iets vroeger als ik verwacht had en om ons te verrassen bv. Meer als één toevoeging per voorbeeld durf ik nauwelijks aan. We kunnen dus konkluderen dat ook de binnenbouw van ons syntagma duidelijke beperkingen laat zien, en wel vooral in de toevoegbaarheid binnen de drie minimum-leden. Ook daarbuiten is er weinig ruimte voor toevoegingen: samen noch tegelijk kan voor met staan, ofschoon dat in de meeste andere types met met (in de zn-patronen tenminste) heel normaal is: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na arm kan - meen ik - ook geen ‘uitloop-achtig’ element komen als bv. gisteravond:
Tot zover de toevoegbaarheid. Die heeft weinig gegevens verschaft over het karakter van het syntagma dat we beschrijven. Doen met + de twee zn-patronen het wel? Allereerst met, dat zn- en ww-patroondeel kan zijn en in allerbei de gevallen een van de eerste plaatsen bezet, -net als in ons type. Is met ww-patroondeel, dan is te + ow onmisbaar en dan kunnen onbeklemtoonde vn's meteen na met komen; die twee dingen kunnen in ons syntagma niet:
Dus verschilt ons syntagma sterk van om-zinnen met met; dat betekent evenwel niet dat het geen ww-patroon zou zijn. Ook bij dat patroon zijn immers ondertypes die voorop per se een beklemtoond element eisen:
Die noodzaak van een beklemtoond element benadrukt de verplichte tweeledigheid van het stuk na met; in 3.2 kom ik op die zaak terug. - Met die klemtoonkwestie hangt een duidelijk verschil samen tussen ons type en een zn-patroon met samentrekking dat daarop lijkt: dat lint aan je móúw kan er nog mee door maar met dat op je hóófd loop je voor gek met dat op je hoofd (loop) (je) werkelijk [voor gek] (ons syntagma) Een zwaar argument tégen de benaming ww-patroon is de onmogelijkheid van welke ww-vorm ook als deel van ons syntagma: met z'n nieuwe jas over z'n arm gehangen (uitg.) De plááts van zn-patronen enz. als deel van ons type heeft meer gemeen met die van zn-patronen als ww-patroondeel: zn-patronen met vzaz als deel en ww-patronen zijn als zn-patroondeel altijd nabep., en hebben dus de laatste plaats; in ons type is die plaats helemaal niet verplicht zoals uit de voorbeelden blijkt. Tot zover de drie minimum-leden van ons syntagma. Dat nergens en nooit es op deze plaats (direkt na met) deel kunnen zijn van ons syntagma, heeft het eveneens weer met ww-patronen gemeen en niet met zn-patronen; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gedrag van niet en geen binnen ons syntagma en binnen het zn- en het ww-patroon bespreek ik maar niet: het vergt hier te veel ruimte en ik krijg de indruk dat de resultaten weinig aanwijzingen geven voor de aard van ons type. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Paradigmatiek van en binnen de delen2.2.1. De paradigmatiek van metIn een aantal gevallen kunnen we met door zonder vervangen, maar áls er na met twee volgordes mogelijk waren blijft er na zonder meestal maar één over: zonder zo'n horloge om m'n pols (kan) (ik) slecht {werken} Van het eerste, nu volgend type met zonder bestaat niet eens een letterlijke pendant met met: zonder ook maar één boeketje in z'n hele huis (vierde) (die) z'n jubileum Die paar voorbeelden met zonder geven enkel een hele voorlopige peiling van een pendant waarvan een korte beschrijving even veel ruimte zal vergen als nu die van het type met met (en die is al zo beknopt!). De voorlopige indruk is: zonder geeft minder vaak als met twee volgordes van de zn-patronen, zonder heeft enkele eigenaardigheden als ontkennend woord, het kent eveneens de pendant met als doelman en heeft in een aantal gevallen een onafsplitsbaar tweede zn-patroon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.2. De paradigmatiek van en binnen het eerste zn-patroonBij dat eerste zn-patroon gaat het in eerste instantie om vervangbaarheid door vn's (vanuit het abstrakte zn-patroon is dat natuurlijk eigenlijk geen paradigmatiek, maar een kwestie van versmeltingen). - We weten al dat dat eerste zn-patroon niet door onbeklemtoonde woorden te vervangen is; bovendien kan een vn bijna nooit het laatste element in ons syntagma zijn; tenslotte zijn ond.-vormen er uitg.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat is alles bij mekaar een redelijk grote oogst: alleen het wkg. vn lijkt in beginsel uitg., de onbeklemtoonde vormen van pers. en wkd. vn zijn het (me, je, 'm, zich enz.), bij de onbep. vn's zijn er wat stroeve voorbeelden, en in het algemeen is er maar één volgorde: het vn komt meteen na met.
De paradigmatiek binnen het eerste zn-patroon laat - dacht ik - geen of vrijwel geen beperkingen zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3. De paradigmatiek van en binnen het tweede zn-patroonA. ‘Vn's’
‘Vn's’ als hier of daar kunnen makkelijk nabep. zijn bij een zn (die boeken daar enz.); hier is de plaats meteen na met dus bewijskrachtig. Overigens doet zich het wat opvallende feit voor dat die plaats hier meestal niks stroefs heeft:
B. Vn-bw's
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het algemeen hebben de ongesplitste vn-bw's als laatste element de voorkeur, maar niet altijd. De hele zaak vergt weer een uitvoerig onderzoekGa naar voetnoot14.
C. Vn's
Hier moeten we opnieuw de omgekeerde volgorde gebruiken, om uit te sluiten dat bij je e.d. gewoon nabep. is:
D. Bwbn's
Die zijn vrijwel uitg.: open, dicht e.d. geven nog een enkele mogelijkheid: met alle ramen wijd open (slaap) (je) heerlijk E. Het par. aan
Het par. aanGa naar voetnoot17 blokkeert inderdaad het hele tweede zn-patroon: ze zijn niet te kombineren en je kunt ze wat moeizaam in nevenschikking zetten: met over z'n schouders die nieuwe jas aan ... (uitg.) Wel is het eerste zn-patroon absoluut niet met aan enz. te verwisselen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met áán die nieuwe jas (liep) (ie) [op straat] (uitg.) Buiten nevenschikking zijn aan enz. ook niet te beklemtonen, maar zelfs mét nevenschikking is die volgorde onmogelijk:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. BesluitBij onderdeel 1 (buitenbouw) heb ik vrij veel aandacht besteed aan een kwestie die een sterk verband laat zien met de binnenbouw: de beperkingen nl. van de twee die/dat-par. i.v.m. ond. of Iv, in het biezonder bij namen van lichaamsdelen: lidwoorden en bez. vn's waren daarbij betrokken. Voor zover het de bez. vn's betreft vertoonden die beperkingen een overeenkomst met die bij vaste uitdrukkingen als in z'n knollentuin zijn, z'n best doen enz., en op wat grotere afstand met die bij zich(zelf), mekaar enz. Maar de hele zaak van die beperkingen vinden we ook buiten ons syntagma:
De beperktheid ervan gaf een goeie basis voor een wat uitvoeriger beschrijving, maar we mogen niet vergeten dat het verschijnsel op zich niet wezenlijk is voor ons type: het komt trouwens helemaal niet in elk voorbeeld ervan voor, zoals we weten. Wat is dan wél wezenlijk ervoor? Uit de nevenschikking (buitenbouw) en uit de binnenbouw blijkt dat ons type ‘tussen allerlei patronen in staat’, zodat z'n inpassing binnen de abstrakte patronen voorlopig nog een probleem blijft. Bij het zoeken naar dat wezenlijke, de begrenzing dus, zijn we voorlopig even uitgegaan van de onafsplitsbaarheid van het tweede zn-patroon en van de verwisselbaarheid van de twee zn-patronen. Maar we hebben ontdekt dat die twee kenmerken niet algemeen waren; andere faktoren bemoeilijkten de voortgang van het onderzoek: we weten bijna niks van allerlei types zn- en ww-patronen met met (en zonder!), en met name zijn we nog erg slecht ingelicht over syntagma's die heel sterk met het onze verwant zijn zoals met de lamp aan, met z'n hoed op en een kastje met opzij twee zilveren handvaten die ik enkel terloops even genoemd heb. Daarbinnen bleek bv. de verwisselbaarheid van de twee elementen soms totaal afwezig (met áán de lamp!) en soms heel normaal (met twee zilveren handvaten opzij). En zelfs binnen het nu beschreven type vergt de beschrijving van de voorwaardes voor verwisselbaarheid weer een aparte studie; wat is daarbij bv. de rol van de voorbep.? Vgl.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. De speciale verwantschap met types met hebbenEen andere studie moet parallellen zoeken tussen ons type en types met hebben:
Maar de ‘richting’ van het vergelijken is waarschijnlijk niet: eerst de types met hebben, daarna die met ons syntagma. Want zo is de parallel beslist niet algemeen:
Wel is er een goeie kans dat - omgekeerd - veel of alle types van ons syntagma een pendant bij hebben hebben; om dat wat te detailleren spits ik de zaak eens te meer toe op een paar volgorde-kwesties:
Bij de linker pendanten vormen de twee zn-patronen (of wat daaraan beantwoordt) telkens in de ‘plezierigste’ volgorde één zinsdeel: [een paar boeken in m'n tas] (heb) (ik) Verder onderzoek kán aannemelijk maken dat dus ook de twee zn-patronen in ons syntagma in de ‘plezierigste’ volgorde samen één patroondeel vormen. In dat geval zou dat in eerste instantie niet uit drie delen bestaan (zoals we tot dusver aangenomen hebben), maar uit twee: met + een paar boeken in m'n tas | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanzelfsprekend zou dat aan de meeste feiten van onze beschrijving niks veranderen, maar het kan ons inzicht in de aard van ons type beïnvloeden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Verwantschap met twee teksttypes: de zaken zo staande (absolute konstruktie) en de hoed in de handHet valt op hoe vaak latijnse spraakkunsten een absolute konstruktie zonder ww-vorm, met behulp van ons syntagma vertalen: met Titus Labienus als konsul, met alle vijanden in het rond enz. Inderdaad hebben Tito Labieno consule en met Titus Labienus als konsul het feit gemeen dat het bw bep. zijn met een verplichte tweeledigheid, die een omstandigheid aanduiden, een soort achtergrond van het centrale feit, van de belangrijke gebeurtenissen. De hoed in de hand (met ‘weggelaten’ met) is een tekst-gallicisme met soortgelijke eigenaardigheden, dat uiteraard dichter bij ons type staatGa naar voetnoot19. Het vaak voorkomende de/het (i.p.v. z'n enz.) benadrukt eens te meer z'n ‘vreemdheid’.
Eindhoven, A. van Engelandstr. 27, aug. '76. p.c. paardekooper |
|