De Nieuwe Taalgids. Jaargang 68
(1975)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 249]
| |
Dietsche warande & Belfort 120 (1975), nr. 1In de Kroniek bespreekt Albert Westerlinck Gezelle: Katholiek vrijmetselaar van R. Reniers, en Marcel Janssens Hugo Claus of Oedipus in het paradijs door Georges Wildemeersch en Gerard Kornelis van het Reve & de groene anjelier door Hedwig Speliers. nr. 2 André Demedts recenseert Verhalend proza (Egbert Aerts, De afspraak; Claude Van De Berge, Het licht op de stenen; Rose Gronon, Ishtar) en Albert Westerlinck Marnix Gijsen's De kroeg van groot verdriet. - In De dichteres en haar worgengel bekijkt Hugo Brems het boekje Over Ida Gerhardt van M.H. van der Zeyde, De hand van de dichter. | |
Etudes Germaniques 29 (1974), nr. 4Louis Fessard wijdt een artikel aan het werk van Van het Reve: Gerard (Kornelis van het) Reve: contestataire ou provocateur? J. Zajicek bespreekt Le zeugme dan la phrase elliptique néerlandaise. Uit het artikel van Leo Simoens: R.M. Rilke et Guido Gezelle blijkt dat Rilke Gezelle's werk las en er vertalingen van had willen leveren. Onder de titel Un problème de variantes bespreekt Mathieu Rutten R.L.K. Fokkema's dissertatie. In La Hollande et l'édition en allemand au xviie siècle vestigt Bernard Corceix de aandacht op een onlangs over dit onderwerp verschenen bibliografie. Verder boekbesprekingen van Pierre Brachin Anthologie de la prose néerlandaise, van een Engelse vertaling van gedichten van Guido Gezelle door Christine D'Haen, van Jacques Zajicek Etudes stylistique comparatives: néerlandais-français en van Anne Marie Musschoot Het Judiththema in de Nederlandse letterkunde. | |
Foundations of Language 12 (1974-1975), nr. 3Östen Dahl wijdt een beschouwing aan H.J. Verkuyl, On the compositional nature of the aspects. | |
De gids 137 (1974) nr. 9/10In dit nummer van De gids zijn een aantal essays rondom het thema ‘Tijd’ bijeengebracht. - Van Norbert Elias verschijnt het eerste deel van Een essay over Tijd. - D. van Arkel heeft het Over ontwikkeling en gevolgen van het westers tijdsbewustzijn. - De verlandschapte tijd van Claude Lévi-Strauss is een opstel van E.C.P. van Waalwijk van Doorn. - R.F. Beerling noemt zijn bijdrage De tijd, ons een zorg. - W.F. Wertheim vraagt: Gaan wij (nog) vooruit? (evolutie en revolutie opnieuw bezien). - Het einde der tijden is dat een vlucht uit de eeuwig- | |
[pagina 250]
| |
heid of... uit de tijd? overweegt J.H. Kamstra. - Tijd en tragiek is de titel van de beschouwingen die Anton Blok wijdt aan begrip en waardering van literair werk uit andere tijden en culturen, waarbij de aanzet geboden wordt door De relatieve autonomie van klassieke romans en drama's. | |
It beaken 36 (1974), nr. 4/5G. Bakker, Sosiale aftergrounen, 1813-1850. - J.S. Postma, De Dissenters yn en sûnt de Frânske tiid (oant 1840). - Y.N. Ypma, De earmesoarch yn Fryslân yn de 19de ieu. - K. De Vries, It ûntstean fan de kristlike skoallen yn Fryslân (1860-1870). | |
Leuvense bijdragen 63 (1974), nr. 4Onder de titel: Seuse-, Ruusbroec- und Schoonhoven-Texte in einer mystischascetischen Sammelhandschrift aus dem Benediktinerinnenkloster Kortenberg in Brabant, bespreekt H. Beckers een onlangs in Düsseldorf gevonden handschrift. In Over de waarde van teoretische constructies: de competentie-performantie dichotomie doet Herman Parret een poging de motieven die aan het dichotomiseren ten grondslag liggen te ordenen en de hiërarchisering van de dominante tendensen die aan het Chomskyaanse dichotomiseren ten basis liggen, op te stellen. Harmut Beckers prijst de door C. Minis uitgegeven beschrijvende bibliografieen: Bibliographie zum Karlmeinet en Bibliographie zu den Altmittel- und Altniederfränkischen Psalmen und Glossen. Gabriele Schieb geeft een uitvoerige bespreking van Neue Arbeiten zum mittelalterlichen Lied, een bundel die 17 studies bevat. G. van Dievoet noemt F.R. Jacoby's proefschrift: Van den Vos Reinaerde. Legal elements in a Netherlands epic of the thirteenth century een waardevolle bijdrage tot de studie van de juridische elementen in het laat-middeleeuwse dierenepos. J. IJsewijn heeft naast waardering ook enige kritiek op Meulenbroeks uitgave: De dichtwerken van Hugo Grotius. Lieven Rens bespreekt Anne Marie Musschoots door de Vlaamse Academie bekroonde Gentse dissertatie: Het Judiththema in de Nederlandse letterkunde, terwijl G.R.W. Dibbets dit doet voor Klank en teken. Verzamelde taalkundige studies van W.J.H. Caron. G. Geerts heeft veel waardering voor P.G.J. van Sterkenburgs editie van Het Glossarium Harlemense (circa 1440). | |
Maatstaf 23 (1975), nr. 1Mario Praz zegt o.a. Over Louis Couperus: ‘De recente Italiaanse geschiedenis bood voldoende stof tot een tragi-comedie, en het is te betreuren dat Couperus, begaafd als hij was om de dramatische gebeurtenissen in het bestaan van de bourgeoisie aan te voelen, het oog liet vallen op Heliogabalus, dat hoerenjong uit de Oudheid.’ - Fens is een groot criticus meent Tymen Trolsky n.a.v. een afbrekende kritiek van Fens op Trolsky. | |
[pagina 251]
| |
nr. 2
Jaap Goedegebuure schrijft over Huysmans aan Prins, of een dekadent spiegelt zich in zijn brieven. | |
Moer 1975, nr. 1De VON-konferentie van dit jaar zal als thema hebben: emancipatorisch taalonderwijs. Om de lezers vast vertrouwd te maken met dit begrip een artikel van Johan Eimers: Emancipatorisch taalonderwijs. Wat er in West-Duitsland van terecht kwam. - Albert van de Berg heeft het over Dokumentatiecentra en informatieverwerving en -verwerking door leerlingen in het L.B.O. - ‘Proberen de buurt goed te begrijpen en hun daar ook mee te helpen’ is een artikel van Marijke Baars waarin ze vertelt over haar ervaringen met projekten moedertaal op de mavo. - Letteren leren lezen, moet dat nou? vraagt Hans Vergeer zich af n.a.v. het DCN-cahier over literatuuronderwijs, Letteren leren lezen, ingeleid en samengesteld door Jan Sturm; Vergeer concludeert dat de man die morgen weer voor de klas moet er zeker iets van zijn gading zal vinden, hoewel het boekje op hem een tweeslachtige indruk maakt. - Als laatste artikel Leren door praten. De L.W.G. opnieuw op pad van Jan Sturm. Hij bespreekt taakgericht en persoonsgericht groepswerk. Wat kom je door analyse van taalmateriaal ontleend aan reële onderwijsleersituaties te weten over het onderwijsleerproces en wat voor invloed kan dat hebben op je manier van onderwijzen, is de centrale vraag van dit artikel. | |
Nederlands 1 (1975), nr. 1Dit is het eerste nummer van Nederlands, ‘een vaktijdschrift voor moedertaalonderwijs’, dat als doel heeft te informeren over de vakspecifieke en vakdidactische ontwikkelingen die van belang zijn voor het onderwijs in de moedertaal, op het gebied van letterkunde, taalkunde en taalbeheersing. De kern van het tijdschrift bestaat uit informatie over de onderzoeksactiviteiten aan de opleidings-instituten en de effecten daarvan in de praktijk voor het voortgezet onderwijs. - G.J. Lubbers introduceert Het beeld in het moedertaalonderwijs: Integratie van de t.v. en geeft vier invalshoeken voor een wat meer gespecificeerde TV-behandeling: de algemeenvormende, de maatschappij-kritische, de filmisch-technische en de semiologische. - J.J. Vos waagt Een poging tot systematisering in Het lezen van fictionele teksten in de onderbouw. - R.M. Van Zonneveld geeft in Taalkunde en tekstanalyse. Enkele suggesties om de taalkunde te betrekken bij het onderwijs in de tekstinterpretatie. Bij het lezen van deze artikelen kan men zich afvragen of de theoretische verantwoording die voor de voorgestelde methoden wordt gegeven niet enigszins van pseudo-wetenschappelijke aard is en wat al te veel pretenties heeft. | |
Nederlands archief voor kerkgeschiedenis 54 (1974), nr. 2D. Nauta doet Drie brieven van Marnix uit 1570 het licht zien; in één ervan laat Marnix zich uit over zijn Biëncorf die in het eerste jaar na zijn verschijnen wei- | |
[pagina 252]
| |
nig aftrek vond. In een andere vraagt hij om weerlegging van geschriften van Coornhert. In Dirk Camphuysen en de expressionistische geschiedschrijving vestigt Karel Porteman de aandacht op een studie van de Poolse Spinoza-specialist en hoogleraar in de geschiedenis van de wijsbegeerte Lezek Kolakowski over het religieus bewustzijn en de konfessionele bindingen in de 17e eeuw. Dit boek handelt o.m. over figuren als D. Coornhert, D. Camphuysen, Labadie e.a. Portemans conclusie: ‘de Poolse geleerde is er o.i. in geslaagd de diepste grondtrekken van Camphuysens werk bloot te leggen’. | |
Nieuw Vlaams tijdschrift 27 (1974), nr. 10Dit nummer is een ‘werkschrift’ gewijd aan het maniërisme. - Gustav René Hocke (de man van Die Welt als Labyrinth en Manierismus in der Literatur) opent met een fragment, Tiefenästhetik, uit zijn binnenkort te verschijnen studie Verzweiflung und Zuversicht. - Jan Struelens heeft het uitgebreid over Oidipous Oidipous van Mulisch.
28 (1975), nr. 1
In deze aflevering het slot van Gustav René Hocke's Tiefenästhetik. nr. 2 Helmut Gaus schrift over de Kleikale reactie tegen de democratisering van de literatuur (Gent 1836-1860). Hij staaft de hypothese van de godsdienst en de literatuur als concurrentiële vormen van fictioneel gedrag; de fictie werd niet alleen veroordeeld omdat de kerkelijke normen niet werden gerespecteerd, maar omdat het appèl aan de verbeelding principiële veroordeling verdiende. | |
Ons erfdeel 18 (1975), nr. 1In Sowjetse neerlandistiek als kompleks van wetenschappen behandelt Wladimir Osjis achtereenvolgens de fiologie, vertalingen, de filosofie, de geschiedkunde, de beeldende kunst en het toneel zoals die door de neerlandistiek in de Sowjet-Unie worden beoefend. Twee beschouwingen over Lucebert: Hans Redeker Over de schilder-tekenaar Lucebert en In den beginne was er een gat... (Lucebert) door Aldert Walrecht. Gerd de Ley schrijft over Het aforisme in de naoorlogse Nederlandse literatuur: zijn artikel besluit met een uitvoerige bibliografie. Hans Combecher kan de vraag: Komt het Nederlands als vak aan Duitse middelbare scholen van de grond? met een overtuigend ‘ja’ beantwoorden. Ruud Kraayeveld vindt de Nederlandse vertaling van Theorie der literatuur van Wellek en Warren 25 jaar na de eerste druk bijzonder laat. Hugo Bousset bespreekt Ward Ruyslincks nieuwe verhalenbundel De verliefde akela en Jan van der Vegt de poëzie van Hans van de Waarsenburg. | |
[pagina 253]
| |
Onze taal 44 (1975), nr. 1-2Dit nummer bevat een artikel over het suffix -baar: Vruchtbaar, over Het suffix -i en het Britse imperium en over Woor-daf-bre-kin-gen. Andere titels zijn: Varieteit en Varieté, Op de grens van Nederlands, Grieks en anatomie, Het spel van het woord, Voetangels en klemmen. In Voorgestelde vertalingen tenslotte volgen een aantal voorstellen betreffende vertalingen van Engelse bedrijfstermen. | |
Orbis litterarum 29 (1974), nr. 3Zum Lied der Wächter im ‘Wiener Osterspiel’. Zugleich Bemerkungen zum Refrain in mittelhochdeutscher Lyrik is een artikel van Hans Blosen. nr. 4 The death of King Arthur and the waning of the feudal age ‘contains a discussion of La Mort Artu in terms of the rapidly changing social and philosophical ethos of thirtheenth century France.’ - In Rezeptionsformalismus maakt Dietmar Hübner enkele opmerkingen n.a.v. Lüthes ‘Fiktionalität als konstitutives Element literarischer Rezeption’; hij vindt dat Lüthe's artikel een symptoom is ‘eines verbreiteten Abstrahierens von der sozialen Literaturtheorie’ en hij besluit met een evaluerende bibliografie. Rudolf Lüthe geeft hierop Argumente gegen D. Hübners Bemerkungen zum Rezeptionsformalismus (Zur Notwendigkeit einer philosophischen Fundierung literaturwissenschaftlicher Rezeptionsanalyse und eines kritischen Pluralismus). | |
Quaerendo 4 (1974), nr. 4H. de la Fontaine Verwey schrijft een In Memoriam Luc Indestege. Aan een werk van twee zeventiende-eeuwse schoolmeesters: Samuel de Swaef en Hendrik Lancel, getiteld: Gedichten van verscheijde poëten besteed Anthony R.A. Croiset van Uchelen uitvoerig aandacht. Dora van Velden maakt enige opmerkingen over het vroege werk van Jan van Krimpen. | |
Raam 1974, nr. 105‘Hermans neemt met deze boeken [sc. De god denkbaar en Het evangelie van O. Dapper Dapper] de lezers, in het bijzonder de critici etc, onder hen, en De Litteratuur in de maling’ zegt J.J. Wesselo. - Jacques Kruithof schrijft over Karl May, Een Übermensch in Amerika. - In de Nieuwe boeken worden Oude Vlaamse nieuwe besproken door J.J. Wesselo (Ruyslinck, De verliefde akela; Boon, Blauwbaardje in de ruimte; Boon, De meisjes van Jesses; Jos Vandeloo, De muggen; Marnix Gijsen, De grote god Pan.) | |
De revisor 1 (1974), nr. 9/10De laatste aflevering van 1974 heeft als thema Literatuur en film. Er worden Acht vragen aan twaalf schijvers gesteld, aangaande hun ervaringen met de film. ‘Ach, en zo moddert men maar voort...’ is de slotzin van Remco Cam- | |
[pagina 254]
| |
pert, exemplarisch voor heel het samenspel film-literatuur in Nederland. - Bob Delvigne geeft een verslag van wat er zoal om en in de verfilming van De donkere kamer van Damocles gebeurde, waarbij blijkt dat de film niet Als twee druppels water op het boek lijkt. - Anton Haakman gaat Langs omwegen naar het einde bij het bepalen van de Grondvormen van het filmverhaal. - Ton Anbeek vergelijkt De scenario's van Pinter met de boeken en signaleert daarbij enkele duidelijke constanten (toevoegingen van absurde dialoogjes, weglatingen van verklaringen van later gedrag uit jeugdervaringen). - Literatuur en film is een gesprek van Paul Verhoeven, Jan Wolkers, Dirk Kooiman, Jan Blokker en Ron Kaal, geleid door Peter van Bueren. - Philo Bregstein vertelt Waarom hij schrijft en filmt. - Ook Rein Bloem heeft het Over schrijven en filmen in Hoe de poëzie op verhaal wou komen. - Philo Bregstein heeft een Gesprek met Marguérite Duras, iemand die nu eens echt wat te vertellen heeft. - Daarna volgen vier vertaalde essays, van Alexandre Astruc (De schrijvende camera (1948). Geboorte van een nieuwe avant-garde), van André Bazin (De evolutie van de filmtaal (1950), van Pier Paolo Pasolini (De poëtische film (1965)) en Christian Metz (Aantekeningen voor een fenomenologie van de vertelling (1968)). H. Verdaasdonk handelt over Semiotiek en film waarin hij Het begrip ‘kode’ bij Christian Metz belicht ‘Een kode is een repertoire waaruit men kan kiezen en vormt een systeem waarin variaties in het uitdrukkingsaspekt van tekens overeenkomen met variaties in het inhoudsaspekt’) - In Leve de democratie bespreekt Frans A. Jansen het tv-spel van Hermans, Periander en merkt op dat Hermans in het verhaal dat hij in de bronnen vond zijn eigen thematiek heeft geschoven. - Rein Bloem is niet tevreden over J.M. Peters, Roman en film; de verhaaltheorie wordt onsamenhangend samengevat, waardoor verderop de meest ongeloofwaardige uitspraken gedaan worden. - Het nummer sluit met een Verklarende woordenlijst van filmtermen (van ‘close shot’ tot ‘zoom’) samengesteld door Anton Haakman. | |
Spektator 4 (1974-1975), nr. 4In On extraposition vergelijkt Ger J. de Haan de theorieën van Rosenbaum en Emonds aangaande geëxtraponeerde zinnen, daarna geeft hij zelf de hoofdlijnen voor een nieuwe benadering aan. In Je weet niet wat je weet geeft W.G. Klooster een verantwoording van het binnenkort te verschijnen schoolboek met deze titel. H.J. Verkuyl geeft met Een interpretatieve beschrijving van aspecten een reactie op een artikel van Saskia Daalder uit nr. 1 van deze jaargang. Wim Zonneveld gaat met A reanalysis of D-deletion in Dutch in op een analyse over dit onderwerp door N.S.H. Smith in jaargang 2, nr. 7. nr. 5 Met de studie De boodschap van de vent achter de vorm gaat Frans de Rover in op enkele mogelijkheden van literatuurbenadering. Hij bespreekt globaal een aantal problemen die volgens hem vastzitten aan de strukturele analyse en de receptie-esthetika. P.J. de Jong behandelt Laatmiddeleeuwse rijmprenten; begripsomschrijving en stand van het onderzoek. Frans A. Janssen komt in Notities bij de aanduiding van herdrukken, in het bijzonder betrekking hebbend op de | |
[pagina 255]
| |
bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken van W.F. Hermans tot de slotsom dat het wenselijk zou zijn dat de Nederlandse uitgevers meer aandacht zouden schenken aan een nauwkeurige bibliografische aanduiding in de door hen uitgegeven teksten. G.J. van Bork behandelt Enkele sociale aspekten van ‘de familie Kegge’. Notities: A.J. Hanon en Wa. R.D. van Oostrum: Cornelis Heyligert: Apekees, en het faillisement van een Leidse boekdrukkerij in 1792 en A. van den Bergh: Gerretson als Geerten Gossaert n.a.v.G. Puchingers uitgave van Gerretsons Verzamelde werken. | |
Standpunte 28 (1974/75), nr. 1 (115)H.E.J. Van Vuuren neemt Verskillende interpretaties van ‘Het uur u’ onder die loep (voornamelijk die van Meeuwesse en Lulofs). | |
Streven 28 (1974/1975), nr. 5In Forum een korte bespreking van Abel J. Herzberg's De memoires van koning Herodes, door M.v. Tijn. | |
Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel 17 (1974-1975), nr. 1R. Rennenberg vervolgt zijn beschouwingen uit jrg. 16 nr. 4: Het labyrint in de poëzie van Cees Nooteboom. Roland Willemyns geeft Commentaar bij een boek van W.H. Veith en F. Beersmans onder de titel: Spellinghervorming en grafeologie. | |
Tirade 19 (1975), nr. 201Dit nummer is gewijd aan Belle van Zuylen - Isabelle de Charrière. G.A. van Oorschot geeft een verslag van wat er gebeuren gaat aan de volledige en critische uitgave van de werken (2 à 3 delen dundruk) en de brieven (7 à 8 delen dundruk) van Madame de Charrière. - Hierna volgen de referaten die werden uitgesproken tijdens het door de Werkgroep 18e eeuw georganiseerde internationale symposium over Belle van Zuylen: C.P. Courtney, Belle van Zuylen en de verlichting; P. Spigt, Tragiek der redelijkheid en Pierre H. Dubois, Dubbelzinnigheid als vorm van leven. De briefwisseling van Belle van Zuylen en Constant d'Hermenches. - De aflevering eindigt met enkele door A. Alberts vertaalde Pensées choisies van Madame de Charrière. | |
Tydskrif vir letterkunde 12 (1974), nr. 4T.T. Cloete vergelijkt Opperman se ‘Kerstliedjie’ Nijhoff se ‘Kinderkruistocht.’ - Lettie Pretorius bekijkt Die Yslandse Sagas. | |
Volkskunde 75 (1974), nr. 4Deze aflevering opent met een nieuwe bijdrage in de serie Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlandse taalgebied. F. Roeck schrijft over De duivel in | |
[pagina 256]
| |
‘Mariken van Nieumeghen’ en de hedendaagse volkssagen: parallellen en constanten; zijn conclusie luidt dat onze sagen zich aan de tijdsomstandigheden hebben aangepast. | |
Wetenschappelijke tijdingen 33 (1974), nr. 6Elisabeth Cramer-Peeters poneert in Crétien-Reynaert II - Het gedicht van Claes van Aken de stelling dat in de epiloog van ‘Reynaert II’ de naam van Crétien de Troyes verborgen zit. Verder een bijdrage van W. Martin getiteld: Wat is computerlinguïstiek? | |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik 41 (1974), nr. 3Alfred Wollman bekijkt Das Vokalsytem des Reichenberger Dialekts um 1900 met behulp van het Chomsky/Halle-model. - In de Rezensionen o.a. een bespreking van J. De Rooij's en J.B. Berns' Zuidelijk Nederlands in het algemeen en in het bijzonder door Jan-Peter Ponten; volgens deze is het werk een waardevolle bijdrage tot de Nederlandse dialectologie, maar is het betreurenswaardig dat een taaltheoretisch kader ontbreekt. G.J. Dorleijn A.G.M. Vermeulen |
|