| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche warande & Belfort 119 (1974) nr. 6
Joos Florquin heeft Ten huize van Hubert Lampo een vraaggesprek met de magisch-realist. - In Belgo-Dutch? maakt Marcel Janssens zich nogal druk over de verwarring die heerst bij de benamingen van de Vlaamse (?), Belgische (?), niet-Noordnederlandse maar wel Nederlandstalige letterkunde. - In de Boekbesprekingen o.a. een korte recensie door Hugo Brems van Enkele gedichten van Van Geel (Als stem heeft wat nu zwijgt).
nr. 7
André Demedts, Luc Indestege ter nagedachtenis. - Joos Florquin continueert zijn aanwezigheid Ten huize van Hubert Lampo - De Kroniek van Marcel Janssens gaat Over Clem Schouwenaars, die van Lieve Scheer over Kain, waar is je broeder van Walter Roland (Gekwetste muziekdoos), die van Willy Spillebeen over Willem M. Roggeman, een collage dichter. - Hugo Brems is ontgoocheld over de bloemlezing Vijftig na '50 van Roggeman en Van De Waarsenburg. - Dirk Coignea repliceert en Gilbert Degroote dupliceert in de zaak Zotheid bij Erasmus en rederijkers.
| |
Dokumentaal 3 (1974), nr. 3
Uit Overbruggingskrediet van W.A. Hendriks blijkt, dat het tijdschrift duidelijk in een bestaande behoefte voorziet, maar ook dat het ideaal van een allesomvattend informatie- en communicatiebulletin nog niet bereikt is. - De rubriek Vakgenootschap biedt weer allerhande nieuws. - De nieuwe rubriek Inventarisatie sluit aan op het rapport ‘Systematisch overzicht van onderzoek-in-uitvoering aangemeld tijdens de eerste inventarisatieronde’ en bevat uitgaven in voorbereiding die de ‘pure neerlandistiek’ betreffen, terwijl de Uitgaven in voorbereiding, eveneens verzorgd door Sj. van Faassen, een breder terrein bestrijken. - B. van Selm wijdt een uitvoerige bespreking aan Een nieuw filologisch hulpmiddel: Lijst van Nederlandse woordenlijsten en woordenboeken gedrukt tot 1600 door F. Claes S.J.
| |
Forum der letteren 15 (1974), nr. 3
J.G. Kooij onderzoekt De semantische struktuur van het Ned. blind: een terreinverkenning. De werkwoorden zien en kijken, en niet zijn, vormen de onderliggende strukturen. De door Kooij voorgestelde regels zijn slechts ten dele identiek met de gebruikelijke transformationele regels. - H.J. Brinkman en T.A. van Dijk diskussiëren over de konceptie tekstgrammatika. Brinkman probeert De ongeloofwaardigheid van tekstgrammatika aan te tonen. Zijn kritiek berust vooral op methodologische gronden. Van Dijk wijst op De noodzaak van (kon-)tekstgrammatika's.
| |
De gids 137 (1974), nr. 6/7
Het grootste deel van dit dubbelnummer is gevuld met beschouwingen over de terugkeer van de romantiek, die daarom neoromantiek genoemd wordt. - In De
| |
| |
romantische Christus vergelijkt A.L. Constandse de Jezusaanbidding van de romantiek met de nu herleefde Jezus-romantiek. - R.A. Cornets De Groot beschouwt enkele neo-romantische dichters (Van windsels bevrijd). - De verbeelding aan de macht noemt Laurens Vancrevel Enkele aantekeningen over de relatie tussen surrealisme, romantiek en marxisme. - Anton Haakman vraagt zich al wat de ‘neo-romantische trend’ in de film is in De ‘neo-romantische’ verkleedpartij. - Jan Stroop bekijkt Popmuziek als romantisch fenomeen, een interessante bijdrage. - Jacob Israël De Haan als decadent romanticus heet een artikel waarin Leo Ross de Pathologieën bekijkt en het in bescherming neemt tegen de plompheid van Jaap Meijer en de sophisticated wijsneuzigheid van Van Eyck. - Hans Plomp en Gerben Hellinga hebben als neo-Diocles en neo-Charinus Een samenspraak over neo-romantiek (Gesprek op de drakenvel).
| |
Leuvense bijdragen 63 (1974), nr. 2
G.R.W. Dibbets geeft een overzicht van De benamingen van de woordsoorten in oude Nederlandse grammatica's tot 1805. - J. Reynaert stelt een taalkundig onderzoek in naar De 10de Brief van Hadewijch en het 41ste der Limburgse Sermoenen. Een van zijn konklusies luidt, dat Hadewijch als schrijfster van de brief gehandhaafd kan blijven. - M. Joye behandelt De Middelnederlandse Graalromans: overzicht en enkele vaststellingen. Aan de orde komen de Jozefroman, de Lancelot-romans en de Perchevael-romans. - M.A. Schenkeveld-van der Dussen bespreekt P.J. Buijnsters, Hiëronymus van Alphen (1946-1803). De uitgave van deze biografie is ‘een gebeurtenis van de eerste rang’. - Marius F. Valkhoff, New light on Afrikaans and ‘Malayo-Portuguese’ wordt beoordeeld door J.L. Pauwels.
nr. 3
Vanuit een historisch-taalkundige gezichtshoek besteedt W. Jungandreas aandacht aan de Nord-, Ost- und Westgermanen im 1. Jahrhundert nach Chr. Geb. Zijn artikel gaat vergezeld aan twee kaarten. - H.K.J. Cowan vervolgt zijn studie van de Pre-indo-europese relicten in de Nederlanden (zie ook LB 60 (1971), p. 159-198). Het woordmateriaal is alfabetisch gerangschikt. - R. van den Broeck bespreekt drie Duitse studies over de vertaaltheorie: Deskriptief en theoretisch onderzoek van de vertaling. Perikelen van een discipline in wording. - De volgende publikaties worden besproken: F.L. Zwaan, Dag-werck van Constantijn Huygens door H.M. Hermkens; J. de Rooij en J.B. Berns, Zuidelijk Nederlands in het algemeen en in het bijzonder door R. Willemyns; W. de Vries, Iets over woordvorming door L. Beheydt; W.J.M. Levelt, Formele grammatica's in linguistiek en taalpsychologie II door F.G. Droste en deel I door W. Skalmowski.
| |
Levende talen nr. 308
Het trio S.E. Arts, H.J. van Dijk en J.K.G. Bakker schrijft een uitvoerig artikel over Schrijfvaardigheid door middel van strips. Voordat de strip in het betoog wordt betrokken, behandelen zij het probleem van de schrijfvaardigheid. Het
| |
| |
omvat vier facetten: 1. Wat is schrijfvaardigheid? 2. Hoe toetsen we deze vaardigheid? 3. Hoe bereiden we onze leerlingen voor op de gekozen toetsvorm? 4. Hoe beoordelen we de leerlingen op hun schrijfvaardigheid? In een bijlage worden de ontvouwde ideeën gekonkretiseerd met de Ferdinand-strip. - In LT nr. 297 verscheen Tromps artikel Stripverhaal en literatuur. Een ‘Werkgroep stripverhalen’ van het Nederlands seminarie te Münster denkt door op de daarin aangesneden problematiek over Het stripverhaal in het literatuuronderwijs. - H. Wesdorp diskussieert met H. Bonset over Objectieve schrijfvaardigheidstoetsen voor basis- en voortgezet onderwijs. - Het opstel blijft een heet hangijzer, waaraan menige docent en leerling zich de vingers branden. Wat mot ik met dat opstel?, vraagt Heim Meijerink. Het is zijn bedoeling ‘om via wat praktische tips de lezer te laten zien dat men ook met de huidige stelopdracht “maak een opstel over een van de volgende onderwerpen” nog wel wat meer kanten op kan dan het bekende, weinig communicatieve geleuter’. - Anton Korteweg reageert op W.M. Visser in LT nr. 307. Visser schreef pretentieuze onzin over het lezen van hedendaagse poëzie. Korteweg adviseert hem een kursus dominee te gaan volgen. En LT moet geen Minkukelig dagsluitersproza meer opnemen. - C. Kostelijk stelt, dat Marx bewust foutief vertaald is in de Van Dale. Is godsdienst opium voor of van het volk?
| |
Maatstaf 22 (1974), nr. 10
Bij de heruitgave van de eerste druk van Lodewijk van Deyssels Een liefde is de titel van een artikel van Harry G.M. Prick, die vertelt wat er zo allemaal gebeurde voor en na het verschijnen van deze toen zo geruchtmakende roman. De tekst is identiek aan Prick's nawoord in de ongekuiste herdruk van de oorspronkelijke uitgave van 1887, die in oktober is verschenen. - In Ober, afrekenen!!! veegt Tymen Trolsky zonder haat, maar met weinig zachtzinnigheid (gelukkig maar) de vloer aan met de Nederlandse pëzie en haar poëten, en geeft daarna een programma in z'n onstuimig antwoord op de vraag: ‘Wat is poëzie?’ - De plastic zak is deze keer gevuld met een brief van W.F. Hermans, waarin een aan twee zijner ‘spookschrijvers’ ontwrongen gedicht en opmerkingen over Leautaud die volgens W.F.H. de haat vertegenwoordigt ‘van de kleine zeurkous tegen echte litteratuur, haat die in Nederland inheems is bij mensen met litteraire ambities die geen fantasie hebben en dat zijn er nogal wat in Nederland’.
| |
Moer 1974, nr. 5
Wat er in concrete lessituaties gebeurt, wordt door Steven Ten Brinke bekeken vanuit de toegepaste taalkunde en de onderwijskunde, hiermee enkele punten uit een artikel van de Landelijke Werkgroep Moedertaalonderwijs en toch geen Nederlands uitwerkend en illustrerend. - Een beschrijving van Zo werken met oudere teksten dat er werkelijk iets aan is door Gerda Erné. - ‘Register’, ‘vaktaal’, ‘onderwijstaal’, ‘schooltaal’ worden door Jan Sturm tegen elkaar afgezet. Ter beantwoording van (o.a.) de vraag: waarom gebruiken we eigenlijk vaktaal op
| |
| |
school?, wordt eerst, aan de hand van de nodige literatuur, bekeken wat vaktaal nu eigenlijk is (taalkundig zowel als taalgedragskundig). Sturm eindigt het eerste deel van zijn verhelderend artikel met enkele praktische wenken (Vaktaal op school).
| |
Neophilologus 58 (1974), nr. 3
Uitgaande van de hypothese dat interpretatie en evaluatie van elkaar gescheiden kunnen worden poogt D.W. Fokkema een methode te ontwikkelen ‘in order to distinguish between the various literary theories, in particular with reference to their organization and priorities, or their underlying value systems.’ (The Problem of Generalization and the Procedure of Literary Evaluation). - John M. Lipski bekijkt, voorbordurend op een o.a. door Halle, Kiparski en King ontwikkelde hypothese, de Rule Interaction and Rule Loss. - Guillaume De Lorris ou La Multiplication des Cadres is de titel van een interpretatie van de Roman de la Rose door Paul Verhuyck. - Peter Erdmann beschouwt Die Strukturierung von Synonymen in enkele woordenboeken.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 27 (1974), nr. 7
In Translating in modern times een kort verslag van de Workshop Poëzievertalen Amsterdam aangaande vijf verschillende vertalingen van een gedicht van William Carlos Williams.
| |
Ons erfdeel 17 (1974), nr. 4
In het openingsartikel Minder Europa, meer Afrika kan men lezen, dat de blanke schrijver, i.c. Jan S. Rabie, heen en weer geslingerd wordt tussen zijn loyaliteit tegenover eigen taal, kultuur en volksgroep aan de ene kant, en anderzijds zijn onvrede met de behandeling van de niet-blanken. Het stuk is geschreven in het Afrikaans. - Met Het mooiste leeft in doodsgevaar probleert Jan van der Vegt de poëzie van Chr. J. van Geel te karakteriseren. - Erik Slagter gaat in op ‘Holland Dada’ (van K. Schippers) en de rol van het dadaïsme voor experimentele en konkrete poëzie. - Willy Spillebeen schrijft een In memoriam bij het overlijden van Emmanuel Looten (1908-1974), ‘de laatste belangrijke vertegenwoordiger van een generatie Vlaamse, maar in het Frans schrijvende literaire geweldenaars: Emile Verhaeren, Georges Rodenbach, Michel de Ghelderode o.a.’. - Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling XXXV. - Drie nieuwe realisten: Lionel Deflo bespreekt Het museum van de zomer van Roland Jooris, Een teken met een ander vergeleken van Hedwig Verlinde en Een vierkante meter paradijs van Deniël van Rijssel. - Hugo Bousset bespreekt Het lieve leven van Gerard Reve, dat uitloopt op Niet meer willen leven. - Van zijn hand is eveneens een bespreking van Fernand Auwera, Zelfportret met gesloten ogen. - Voor Ruud Kraayeveld is Kritisch akkoord 1973 zowel wat de soort uitgave betreft, als de keuze, een teleurstellend boekje. - Voor Gerrit Komrij, Daar is het gat van de
| |
| |
deur heeft hij evenmin een goed woord over: ‘dat deze waardeloze kritieken van zo'n prul van een kritikus in een weekblad verschijnen, geeft al te denken; dat ze ook nog gebundeld werden is een beschamende en onverteerbare zaak’. - Walter Thys wijdt Een nabeschouwing aan Albert Verwey in Amerika (zie ook Ons erfdeel 1973, nr. 3).
| |
Ons geestelijk erf 48 (1974), nr. 3
L. Moereels schrijft over Herp en Jordaens over de hoogste schouwing op aarde - De ‘handschriften’ en uitgaven van Juul Valckenaere († 1930) worden door A. Ampe onderzocht. De drie hss. zijn Der sielen bogaert, Passiebloemen en Het gheestelijck harpenspel. - J. Andriessen bespreekt Een zeldzame Canisius-druk uit 1559; J.P. Gumbert Een Engels Imitatio-handschrift bij de Brugse Kartuizers in reactie op een artikel van F. Hendrickx, die zelf wederom enige Reflecties over Brux., Cod. 15138 meent te moeten geven, waarna de redactie het debat sluit.
| |
Onze taal 43 (1974), nr. 9-10
Dit nummer wordt voor een groot deel in beslag genomen door een stuk van J. Veering over ambtenarentaal: Knelpunten van procedurele aard. - Andere kopjes luiden: Wie is de gijzelaar?, Bal, Nederlands in België, Indien Wolff en Deken nog leefden, Minister, Nederlandse verfwoorden en Lings.
| |
Septentrion 3 (1974), nr. 2
E. Cockx-Indestege schrijft een overvloedig geïllustreerd artikel bij gelegenheid van Le cinquième centenaire de l'imprimerie dans les anciens Pays-Bas. - Marcel Janssens publiceert een artikel over Marnix Gijsen, die de Prijs der Nederlandse Letteren heeft gekregen. - S. de Gorter noemt Pierre Brachin, professeur de neérlandais à la Sorbonne: Un Français pas comme les autres.
| |
Spektator 3 (1973-1974), nr. 8
In Een [+ FANTASTISCHE] macrostructuur geven E.H.C. Elffers-van Ketel, S. de Haan en W.G. Klooster een aantal reakties op het proefschrift van T.A. van Dijk, Some aspects of text grammar. - In Het werkwoord als spiegelcentrum herziet Jan Koster de regel, die voorzetselconstituenten naar rechts verplaatst (PP over V). - G.E. Booij bespreekt in Zinsbepalingen in het Nederlands, na een beschrijving van het verschil tussen zinsbepaling en predikaatsbepaling, twee hypotheses over zinsbepalingen. De voorkeur wordt gegeven aan een niet transformationele boven een transformationele. - De staart van de duivel is een fiets: Camiel Hamans bestrijdt de oude misvatting, dat taal- en letterkunde noodzakelijk tezamen bestudeerd en onderwezen dienen te worden.
| |
| |
nr. 9
E. Oey-de Vita vervolgt de uiteenzetting betreffende Problemen van kopijonderzoek voor toneelstukken uit de zeventiende eeuw. Allereerst wordt de vraag gesteld naar opvoering en regie van Rodenburghs Vrou Jacoba. In de tweede paragraaf wordt de herkomst der toneelaanwijzingen onderzocht. - Herman Pleij publiceert het derde deel van zijn Materiaal voor een interpretatie van het gedicht over de Blauwe Schuit (1413). Hierin staat de standensatire centraal. De standenideologie en de daarmee samenhangende teksten in de Middelnederlandse literatuur vormen een nog vrijwel onontgonnen gebied. - Aandacht voor Van Mander: E.K. Grootes bespreekt de recente tekstuitgaven van Den grondt der edel vry schilderconst en De kerck der deucht.
| |
4 (1974-1975), nr. 1
Tjeenk Willink is de nieuwe uitgever van Spektator, dat tevens in een ander formaat overschijnt. Dit dubbelnummer opent met Uniformering of differentiatie in de taalbeschrijving door Saskia Daalder. Zij betoogt, dat het niet zinvol is om semantische verschijnselen met voor de syntaxis ontworpen beschrijvingsmiddelen te benaderen. - Gerard Verhoeven wijst op Onregelmatigheid van klankveranderingen, als gevolg van lexicale geleidelijkheid. Hij trekt twee konklusies: 1. Klankveranderingen verbreiden zich lexicaal geleidelijk, 2. Vermijding van homonymie heeft invloed op klankveranderingen. - J.B.M. van Rijen schrijft over Transformationeel generatieve grammatika's als verklarende theorieën. - E.H.C. Elffersvan Ketel, S. de Haan en W.G. Klooster besluiten hun kritiek op Van Dijks dissertatie. Aan het slot van Een [+ FANTASTISCHE] macrostructuur verdenken zij Van Dijk ervan, ‘dat hij ergens een tekstgrammatica op zolder heeft staan die al zijn teksten voor hem genereert. Als dat werkelijk zo is, dan zou hij toch nog eens geduldig alle verbindingen moeten nalopen, want er lijkt hier en daar nog iets niet helemaal in orde te zijn.’
| |
Spiegel der letteren 16 (1974/1975), nr. 2
Garmt Stuiveling beweert dat de Max Havelaar en Gorter's Verzen van 1890 de grens tussen traditionele en moderne literatuur markeren, waarna hij wat uitvoeriger op beide werken ingaat (De inzet van de moderne literatuur in Nederland). - De lacune die L. Rens in de overigens voortreffelijke editie van Bredero's Griane (door F. Veenstra) signaleerde wordt nu door hemzelf opgevuld: De opbouw van Bredero's ‘Griane’ in het licht van de Palmerijn-roman. In het eerste deel analyseert hij het spel en vergelijkt het stap voor stap met de romangegevens, in deel 2 gaat hij na volgens welke technische methodes Bredero de roman heeft gedramatiseerd en welke bedoelingen hij daarmee telkens had. - In Verteller en gezichtshoek. Een benadering aan de hand van Couperus' Eline Vere wil Jan De Piere de bruikbaarheid van point of view-theorieën toetsen aan de analyse van een concrete roman, waarbij termen als auctorieel, interiorisering, perspektivische concentratie e.d. gebruikt worden. Tenslotte bekijkt De Piere Eline Vere ‘vanuit de romanexperimentele hoek van Zola.’ - In margine geeft Paul Claus wat com- | |
| |
mentaar bij de muze Thalia in de Rijmbrief van Hooft aan ‘De Eglantier’ (Hooft en Thalia). - L. Rens beoordeelt uitvoerig C. Kruyskamp's editie van Bredero's Stommen ridder, Rens' instemming weegt ruim op tegen zijn kritiek. - ‘In deze tekstuitgave en commentaar is dit veelzijdig geschrift nu op schitterende wijze tot nieuw leven gewekt’ zo besluit K. Porteman zijn bespreking van Karel Van Mander's Den grondt der edel vry schilder-const, uitgegeven door Hessel Miedema. - Jan De Piere recenseert het proefschrift van R.L.K. Fokkema; hij ziet nog tal van mogelijkheden voor verder onderzoek vanuit andere gezichtspunten, maar hij concludeert: ‘Met Varianten bij Achterberg heeft de Achterbergstudie in elk
geval een grote stap vooruit gezet.’ - De Anthologie de la Prose néerlandaise van P. Brachin wordt geprezen door R. Henrard.
| |
Standpunte 27 (1974), nr. 6 (114)
Henning Snyman bespreekt een gedicht van Van Wyk Louw (Oor taal en motiewe in ‘Karoo-dorp: Somermaand’), Lina Spies Kruis of munt van Elisabeth Eybers en Domus van Marlise Joubert (Die poësie as voortreis en tuisbly). - In zijn Kroniek der Nederlandse letteren bespreekt Pierre H. Dubois Vanwege een tere huid van Koolhaas, Het sexuele bolwerk van Mulisch en In de bovenkooi en Slechte mensen van J.M.A. Biesheuvel (‘Het talent van Biesheuvel bestaat erin zichzelf als personage een sympathieke anti-held te maken.’)
| |
Streven 27 (1973/1974), nr. 11/12
Leo Geerts bespreekt Arbeidersliteratuur uit de Bondsrepubliek en geeft als voorafje enkele beschouwingen over engagement (dat volgens hem afgedaan heeft in de mode-literatuur, vgl. bijv. Mulisch, maar dat boven de culturele modes zeker nog leeft).
28 (1974/1975), nr. 1
In Kinder- en jeugdlectuur wil Staf Loots Van inhouds- naar opvoedingsvernieuwing gaan. - Frans Boenders heeft Een gesprek met Chaïm Perelman (de man van ‘la nouvelle rhétorique’), die zich o.a. afgevraagd heeft hoe men al de redeneringen ontleden kan waarbij 't gaat om waarderingen en waarde-oordelen (in de rechten, politiek, ethica, esthetica, overal waar men praktische redeneringen, overweging, discussie enz. aantreft).
| |
Tirade 18 (1974), nr. 199
‘Hij was in staat twee etmalen lang door te gaan met drinken, eten, roken. Als zijn medefeestgenoten het uitgeput af lieten weten zette hij het festijn voort als een eenzaam geworden vorst’ is een van de opmerkingen die A. Roland Holst maakt Over Lodewijk van Deijssel.
| |
Tydskrif vir geesteswetenskappe 14 (1974), nr. 2
H.J. Lubbe becritizeert Valkhoff, omdat deze de invloed van de Nederlandse erfenis op het Afrikaans onderschat en niets van T.G.G. weet (Valkhoff en die
| |
| |
ontstaan van Afrikaans [...]). - In Die mens voor die woordeboek versus die mens agter die woordeboek bekijkt A.D. de V. Cluver Kluwer's universeel technisch woordenboek en concludeert dat een lexicograaf zich niet mag afsluiten voor de algemene principes in de lexicografie en bepaalde ‘trends’ in de T.G.G. - T.T. Cloete bespreekt een menigte Nuwe digbundels.
| |
Tydskrif vir letterkunde 12 (1974), nr. 2
Rena Pretorius bespreekt de bundel van Elisabeth Eybers (Kruis of munt: skoonheid gebore uit gemis).
| |
Vestdijkkroniek 1 (1973/1974), nr. 1, 2, 3/4
Aan dit blad (een uitgave van de Vestdijkkring) zal vanaf nu regelmatig in deze rubriek aandacht worden geschonken; nu enkel een greep uit de eerste afleveringen en wat uitvoeriger aandacht voor nr. 5. - L.F. Abell, Een interpretatie van ‘De kellner en de levenden’ - Nol Gregoor, Spekmarkt. Het huis van Anton Wachter (met vele foto's). - W. Hansen. De ironie in ‘De koperen tuin’. - Een brief van Vestdijk over Aktaion en Cheiron. - Hella Haasse over De persconferentie. - Cornets De Groot over Madonna met de valken.
nr. 5
Dit nummer is geheel gewijd aan De koperen tuin, waarrond twee tentoonstellingen (in Leeuwarden en Utrecht) zijn georganiseerd, waar ook enkele bijdragen en een gedeelte van het fotomateriaal in deze aflevering betrekking op hebben (Hella S. Haasse's causerie bij de opening in Leeuwarden: ‘Tuinbeelden’; Freaerk Dam, De topografie van ‘De koperen tuin’; de openingstoespraak van minister H.W. van Doorn, Beeld en verbeelding in de roman van Simon Vestdijk). Verder een artikel over de astrologisch-, alchemistisch-, mythologisch-, kosmisch-symbolische betekenis van het koper, corresponderend met een centraal thema in het werk van Vestdijk (L. Abell-Van Soest, Het magische koper). - J. Pop bekijkt nog eens wat de muziek in Vestdijks oeuvre en vooral in De koperen tuin voor een plaats inneemt, daarbij weinig nieuws aan het reeds bekende toevoegend. - Ook weinig nieuws, althans weinig onverwachts, brengt J.J. Oversteegen, die Elf maal de koperen tuin toont via Kritische reakties bij de verschijning van een nieuwe Vestdijk. - Zeker niet het onaardigst zijn de foto's van de Tuin en de paar facsimiles van handschriften en typoscripten van gedeelten van De koperen tuin, die een tekstediteur doen watertanden en verlangen naar meer.
| |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik 41 (1974), nr. 2
Wolfgang F. Wildgen opent het nummer met een Versuch einer Sprachtheoretischen Fundierung des Variationsbegriffes. Uitgaande van een taaltheoretische conceptie van H.H. Lieb definieert Wildgen het begrip ‘variatie’ en in het licht van die definitie verwerpt hij de quantitatieve procedures van Bernstein c.s. en valt het werk van Labov bij, hoewel die minder interessant is voor de sociolinguistische theorie. - Verder veel boekbesprekingen (o.a. van H.T.J. Miedema's, Dialecten van de Friese west- en zuidkust door G. Van Der Meer). |
|