De Nieuwe Taalgids. Jaargang 68
(1975)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Possessieve konstruktiesO. InleidingDe cursief gedrukte konstrukties in de zinnen (1-3) worden algemeen als synoniem opgevat, al verschillen ze sterk wat hun vorm betreft:Ga naar voetnoot1
Er wordt in uitgedrukt dat twee zaken, ‘Karel’ en ‘het boek’, met elkaar in een specifieke betrekking staan. Eenzelfde betrekking, maar nu tussen ‘hij’ en ‘het boek’, treffen we aan in de cursief gedrukte konstruktie in zin (4):
Veel grammatici nemen aan dat deze konstrukties (die hier bij gebrek aan beter ‘possessieve’ konstrukties genoemd zullen worden) de uitdrukking vormen van semantisch te onderscheiden betrekkingen, zoals ‘betrekking van bezit’, ‘betrekking van verwantschap’, ‘betrekking van oorsprong’, ‘betrekking van gezegdeonderwerp’, ‘betrekking van gezegde-lijdend voorwerp’, enz. (Den Hertog 1903-4:I, 85-6; Rijpma, Schuringa 1957:161-2; WNT XVIII, 1958 s.v. van; Weijnen 1965:116-20). Over deze opvatting merkt De Groot op (1956:10): The sum total of distinctions which has been given a special name, such as the possessive, the subjective, the objective, the partitive, the predicative genitive, is surprisingly high. It amounts to more than thirty. ... Moreover, the arrangement and classifications which are made vary from one grammar to another.Ga naar voetnoot2 In het volgende wordt een onderzoek gedaan naar de betekenis die aan possessieve konstrukties kan worden toegekend. De vraag is of possessieve konstrukties één of meer betekenissen hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Meer betekenissenIn de transformationele grammatika worden possessieve konstrukties vermoedelijk vooral in het spoor van Jesperen (1924:129, 169vv., 180vv.) aan andere kon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
strukties gerelateerd.Ga naar voetnoot3 Veelal komen hiervoor konstrukties met hebben, zoals in zin (2), in aanmerking naast andere, zoals in zin (3):
De relatie tussen een possessieve konstruktie als in zin (1) en een konstruktie zoals in zin (2) zullen we eerst bezien, vervolgens de relatie tussen een possessieve konstruktie als in zin (1) en een konstruktie als in zin (3). Bij het verband dat gelegd wordt tussen konstrukties als het boek van Karel en het boek dat Karel heeft, komt bijna steeds de tussenstap voor het boek dat van Karel is. Ervan afgezien nog of het juist is konstrukties als het boek van Karel en het boek dat van Karel is transformationeel aan elkaar te relateren, is het de vraag of (althans in hoeverre) hebben en zijn van wel als synoniem beschouwd mogen worden. Benveniste (1960:122-3; vergelijk ook 1949:44-5) wijst erop dat er wel synonymie is aan te wijzen tussen est mihi liber en habeo librum, maar dat dit niet geldt voor de Franse zinnen ce livre est à moi en j'ai un livre. Etre à drukt volgens hem ‘toebehoren aan’ uit, avoir ‘bezitten’. Ditzelfde verschil dient gemaakt te worden tussen de konstrukties ‘qui se trouvent simultanément en indoeuropéen ancien: “être” avec le datif, et “être” avec le génitif ... Avec le génitif, nous avons un prédicat d'appartenance servant à définir l'objet... Mais “être” avec le datif définit un prédicat de possession’. Bakker (1972:14-8) wijst een vergelijkbaar verschil aan tussen zijn van en hebben in het Nederlands. Benveniste (1968:123) signaleert: ‘être à demande toujours un sujet déterminé; “un livre est à moi” serait impossible: il faut “ce livre...”’. Maar in de tegenhanger met avoir kan livre wel door het lidwoord van onbepaaldheid un voorafgegaan worden. Lyons is van mening dat dit verschil, dat zich ook in het Engels voordoet, ‘lies solely in the order of words in surface structure’ (1968a:392-3). ‘John has a book is the obligatory version of the ungrammatical A book is John's (1968b:498). Have heeft volgens Lyons tot taak de “possessor” te brengen into the “topic”-position in surface structure’ (1968b:498; ook 1967:391; 1968a:395). Toch is dit, voor het Nederlands althans, geen bevredigende verantwoording van het vormverschil. Vergelijk hiervoor de volgende zinnen die in hoge mate synoniem zijn:Ga naar voetnoot4Ga naar voetnoot5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We zien dat de zinnen (5-6), waarin de konstituent drie poten onbepaald is en waarin de ‘possessor’ verschillende posities kan innemen, beide grammatikaal zijn. Hiermee lijkt me de opvatting van Lyons te vallen dat de zin met hebben een ‘obligatory version’ is van een andere zin. Er zou opgeworpen kunnen worden dat deze andere zin een zin met zijn van zou moeten zijn, maar op grond waarvan dan? Immers, naast het vormverschil tussen zinnen met hebben en zijn van is er een opvallend betekenisverschil. Hierop hebben Benveniste en Bakker gewezen. Dit betekenisverschil kan verder worden toegelicht, allereerst met de zinnen (7-8):
Het antwoord in (8) is, in tegenstelling tot het antwoord in (7), inadekwaat te noemen. Een tweede geval van semantisch verschil is te vinden in de volgende zinnen:
Zin (9) bevat de onbepaalde konstituent bladeren, zin (10) de bepaalde konstituent de bladeren. Laten we aannemen dat de zinnen (9-10) zo meer voor vergelijking in aanmerking komen dan wanneer voor bladeren in zin (9) de bladeren zou staan. Zin (10) vatten we niet op in de lezing ‘de bladeren zijn van deze boom af’. Welnu, met zin (9) kan een situatie worden aangeduid waarin er ‘bladeren’ aan ‘de boom’ zitten of kunnen zitten (‘het is een loofboom’). Maar met zin (10) kan een situatie aangeduid worden waarin ‘de bladeren’ niet aan ‘de boom’ zitten, of een situatie waarin het aan ‘deze boom’ zitten van ‘déze bladeren’ althans problematisch is.Ga naar voetnoot6 Een derde geval van semantisch verschil kan geïllustreerd worden met de volgende zinnen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen het kommentaar van Spreker(1) in zin (11)c lijkt adekwaat. Maar ook het kommentaar van Spreker(1) in (12)c kan adekwaat zijn; het betekent dan ongeveer: ‘dan heb je vast en zeker een mooi huis’. Zo opgevat zou zin (11)c daarentegen geen adekwaat kommentaar vormen. Er is nog een vierde betekenisverschil aan te wijzen met behulp van de volgende zinnen:
Duidelijk verschillen hier de a-zinnen van de b-zinnen. In zin (13)a gaat het om één boek; zin (13)b is daarentegen nauwelijks anders op te vatten dan in de lezing waarin het gaat om twee gelijke boeken (twee kopieën): ‘Peter heeft eenzelfde boek als Jan heeft’. Zin (14)b, vervolgens, drukt min of meer een contradictie uit, of minstens een paradoks. De zin zou in het laatste geval opgevat kunnen worden als: ‘het boek dat van Peter is, is eigenlijk van Jan’. Deze moeilijkheid schuilt echter niet in zin (14)a, die ongeveer kan betekenen: ‘het boek dat Peter tot zijn beschikking heeft, is van Jan (deze is de eigenaar of schrijver, enz.)’. Vergelijk hiermee Bendix z'n opvatting over de zinnen (15-17):
Bendix (1966:51-3; 1971:405) is van mening dat de konstruktie met have in de zinnen (15-17) ‘A has B’-zinnen zijn van het algemene type: ze drukken volgens hem een accidentele relatie uit tussen ‘hij’ en ‘het boek’. Daarentegen drukt volgens hem de possessieve konstruktie in that is his (book), c.q. that is not his (book), een inherente relatie tussen ‘hij’ en ‘het boek’ uit. Dit lijkt op het eerste gezicht een bevestiging in te houden van het standpunt dat zinnen met hebben niet aan zinnen met zijn van of possessieve konstrukties gerelateerd dienen te worden. Maar Bendix onderscheidt niet alleen ‘A has B’-zinnen die een accidentele relatie en ‘A has B’-zinnen die een inherente relatie tussen ‘A’ en ‘B’ uitdrukken, maar ook ‘A's B’-konstrukties die een accidentele en ‘A's B’-konstrukties die een inherente relatie uitdrukken tusen ‘A’ en ‘B’. Welnu, in de visie van Bendix kunnen een ‘A has B’-zin (John has a shovel) en een ‘A's B’-konstruktie (John's shovel) die een accidentele relatie uitdrukken, transformationeel aan elkaar gerelateerd zijn. Dit kan ook bij een ‘A has B’-zin (John has a son) en een ‘A's B’-konstruktie (John's son) die een inherente relatie uitdrukken. Hiermee wordt dus het onderscheid tussen zinnen met hebben en zin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen met zijn van of possessieve konstrukties niet in zijn algemeenheid gesteund. Als we de opvatting van Bendix over possessieve konstrukties verder beschouwen, zien we dat sommige possessieve konstrukties, onverschillig of ze een accidentele, dan wel een inherente relatie tussen twee zaken uitdrukken, transformationeel aan andere konstrukties gerelateerd zijn dan aan zinnen met have. Zo relateert Bendix (1971:405) John's weeds (de uitdrukking van een accidentele relatie) aan the weeds in John's garden, en ‘where the B-noun is not relational (e.g., This is John's book), C is A's B corresponds to other sentences which express the nature of the inherent relation between “A” and “B/C”, e.g. John owns/ wrote this book’ (1971:404).Ga naar voetnoot7 Al voor Bendix beschrijft Chomsky (1957:88-9) possessieve konstrukties als transformationeel resultaat van ‘underlying kernel sentences’. Zo legt hij, bijvoorbeeld, aan de door hem als ambigu opgevatte konstruktie the shooting of the hunters twee ‘underlying kernel sentences’ ten grondslag, te weten the hunters shoot en they shoot the hunters. In (1970) herziet Chomsky de voorstellen voor de beschrijving van nominalisaties. ‘Gerundive nominals’, zoals in John's refusing the offer, blijft hij zien als resultaat van transformatie; ‘derived nominals’, zoals in John's refusal of the offer, daarentegen ‘should have the form of base sentences’ (1970:212).Ga naar voetnoot8 Hiernaast handhaaft Chomsky de opvatting die Lees als eerste uitwerkt, dat andere possessieve konstrukties gerelateerd dienen te worden aan konstrukties met have (1970:200vv.). Voor de beschrijving van de konstrukties met ‘derived nominals’ stelt Chomsky de volgende basisregels voor (1970:200):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chomsky karakteriseert zijn voorstel als volgt (1970:201): grammatical relations are defined by configurations in the deep structure, and selectional features relate the heads of phrases that are associated in specific grammatical relations. Then the words John and proof are the heads of the related phrases several of John's and proofs of the theorem, and the same selectional feature that associates subject and verb in John proved the theorem will relate these two items, despite the very different syntactic origin of the relationship. De afleiding van een konstruktie met een ‘derived nominal’ verschilt hiermee dus wezenlijk van die met een ‘gerundive nominal’, zoals John's proving the theorem, die door Chomsky wel transformationeel gerelateerd wordt aan een zin als John proved the theorem. Het is onbevredigend dat zo verwante konstrukties zo verschillend worden beschreven. Bij struktuur (19) moet nog opgemerkt worden dat Chomsky feitelijk drie totaal verschillende konstrukties aanneemt waar drie possessieve konstrukties onderkend zouden kunnen worden. Allereerst de konstruktie met de leden several en of John's proofs of the theorem, dan de konstruktie met de leden John's en proofs of the theorem en tenslotte de konstruktie met de leden proofs en of the theorem.Ga naar voetnoot9 In termen van Uhlenbeck (1967:273) kunnen we vaststellen: ‘The emphasis laid on the importance of the “deep” structure has led transformational theory to show a certain lack of interest in the analysis of the “surface” structure’.Ga naar voetnoot10 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Eén betekenisIn (1964:29) nog verdedigt Chomsky tegenover Nida de zienswijze van Jespersen (1924:129, 169-72) om aan de possessieve konstruktie the doctor's arrival een strukturele beschrijving toe te kennen die vergelijkbaar is met de strukturele beschrijving van the doctor arrives. Chomsky vindt deze zienswijze deskriptief adekwaat, terwijl Nida's zienswijze door hem als niet meer dan observationeel adekwaat wordt gekwalificeerd. Nida (1960:28) ziet geen reden om een onderscheid te maken tussen de konstrukties the doctor's arrival en the man's house ‘since there are no parallelling formal or functional differences’.Ga naar voetnoot11 Met Nida's voorstel wordt in elk geval de vormverwantschap verantwoord, met Jespersens voorstel de kennelijke betekenisverwantschap. Maar op het punt van de betekenis van possessieve konstrukties is Jespersen ambivalent. Enerzijds relateert hij een konstruktie als the doctor's arrival aan the doctor arrives en onderscheidt zo een ‘subjective genitive’ en een ‘objective genitive’. Anderzijds kent hij aan possessieve konstrukties een gemeenschappelijke ‘function’ toe als ‘belonging to, or belonging together, appertaining to, connexion with, relation to or association with’ (en in een noot: ‘zugehörigkeit’). De gemeenschappelijke ‘function’-toekenning lijkt me onverenigbaar met het onderscheiden van een ‘subjective’ en een ‘objective genitive’. De opvatting van Glinz en De Groot kan hiertegenover geplaatst worden. Glinz stelt (1952:234): Wir gehen hier, wie immer, nicht von den Inhaltswerten aus, die an sich in unserm Denken möglich sind, so dass wir etwa einen subjektiven, objektiven, possessiven usw. Genitiv zu unterscheiden hätten. Wir fassen vielmehr alles zusammen, was durch den Genitiv-Anschluss ausgedrückt werden kann, und | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
suchen dafür einen wenn auch vielleicht sehr ‘vagen’, ja ‘primitiven’ gemeinsamen Nenner. Da können wir nun nicht anderes angeben als ‘Zugehörigkeit’. De opvatting van De Groot blijkt uit het volgende (1956:14): The semantic categories must be sharply distinguished from non-semantic categories of use. Examples of the latter are the subjective and the objective genitive, amor patris, in two different senses, the father loves, and the father is loved. The difference in meaning is not dependent upon any other features of the unit; the proof is in the fact that exactly the same combination of words, syntactically used in exactly the same way, e.g. amor patris vincebat, has both ‘meanings’.Ga naar voetnoot12 Uhlenbeck (1963:8-9; 1967:269-73) bestrijdt Chomskys opvatting over possesieve konstrukties.Ga naar voetnoot13 Hij beschouwt de relatie tussen the doctor's arrival en the doctor arrives as ‘a cognitive similarity’ (1967:269-71). Hij toont aan dat een konstruktie als the shooting of the hunters niet alleen voor een ‘aktieve’ en ‘passieve’ interpretatie in aanmerking komt, en dat de feitelijke interpretatie niet geheel en al bepaald wordt door de syntaktische struktuur van de konstruktie. De interpretatie hangt volgens hem vooral af van twee linguïstische faktoren (1967:273): ‘(a) the lexical meaning of the verb form and the noun, and (b) the words which co-occur with the phrase in the sentence’. Bovendien is er ‘a cognitive factor, which operates on the lexical meanings which have become linked in the structure’. De belangrijkste argumenten om possessieve konstrukties niet als (veelvoudig) ambigu, maar als polyinterpretabel te beschouwen zijn naar mijn mening de volgende twee. Het eerste argument is dat er systematisch geen vormverschil valt waar te nemen tussen possesieve konstrukties in de ene ‘betekenis’ en in de (/een) andere ‘betekenis’. Het tweede argument kan gevonden worden in de volgende overweging. Met andere grammatici (bijv. Kooij 1971:100) beschouwt Seiler (1972:388) een pos- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sessieve konstruktie als veelvoudig ambigu. Seiler tekent aan bij de konstruktie Karls Haus:
It could either mean the same as:
Or it could mean a number of things like
All of these, and many more, can be said to be in a paraphrase relation with (Karls Haus TJ).
Seiler vraagt zich hierbij af of de parafrasemogelijkheden van Karls Haus een eindige, dan wel een oneindige verzameling vormen. Zijn aarzelende ‘guess is that the set is infinite’ (1972:388).Ga naar voetnoot14 Het komt me, aangenomen dat deze gissing juist is, volstrekt kontraïntuïtief voor de oneindige verzameling parafrasemogelijkheden te beschouwen als een weergave van de verschillende betekenissen van een possessieve konstruktie. En hoe dienen we ons de beschrijving voor te stellen van een possessieve konstruktie zoals Kooij (1971:100) in (1) presenteert?Ga naar voetnoot15
Kooij merkt hierbij op: the relation expressed by his train does not seem to indicate more than some vague relation of ‘appurtenance’ (...) and furthermore does not paraphrase very well. Any paraphrase is here more awkward and less precise than the expression itself. This would argue in favor of the viewpoint that this kind of ambiguity-by-vagueness is better explained by the assumption that the relation expressed by the adnominal possessive is vague, than by assuming that it is inherently ambiguous.Ga naar voetnoot16 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De betekenisomschrijvingAls we aannemen dat possessieve konstrukties slechts één betekenis hebben, blijft de vraag hoe het linguïstisch te verklaren valt dat possessieve konstrukties in verschillende konteksten verschillend, als het ware in funktie van die konteksten, ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
interpreteerd kunnen worden. Een begin van een antwoord is, meen ik, te vinden bij Bendix. De konstruktie John's shovel kan volgens Bendix transformationeel worden afgeleid van ‘the source sentence’ John has a shovel. Deze of een naar de inhoud gelijkwaardige zin kan in de tijd gezien, bijvoorbeeld in een gesprek, aan de possessieve konstruktie voorafgaan. Bendix ekspliceert (1966:49-50): when John's shovel is uttered as the sole remaining transform of its source sentence, the referent usually is thereby indicated to be one that has been previously identified to or by the hearer as a certain shovel for the given context and, further, to be in relation to John that has also been identified (laatste cursivering van mij TJ). Hij komt hier, het transformationele aspekt in deze voorstellingswijze buiten beschouwing gelaten, naar mijn mening dicht bij het wezen van de possessieve konstruktie. Het is nog met een ander voorbeeld van Bendix (1966:57 n12) te illustreren:
We vatten de zinnen van (1) op als een tekst. My bull geeft hier aan dat er een stier in het geding is waarvan de spreker veronderstelt dat de toegesprokene die geïdentificeerd kan hebben. Dit is uiteraard hieraan toe te schrijven dat my bull een bepaalde nominale konstituent is. My bull drukt verder uit dat het om de stier gaat die met ‘ik’ in een relatie staat. Kenmerkend voor de possessieve konstruktie is nu volgens Bendix dat de spreker ten aanzien van deze relatie mag veronderstellen dat de toegesprokene weet welke dat is. Dus in dit geval zou dit ongeveer neerkomen op: ‘(ik) wordt nagejaagd door (de stier)’. Maar dit houdt feitelijk in dat aan possessieve konstrukties meer dan één betekenis toegekend zou moeten worden. We zouden er echter van uitgaan dat aan possessieve konstrukties maar één, zij het wellicht vage betekenis toegekend dient te worden. We kunnen de opvatting van Bendix dan zo modificeren dat de spreker mag veronderstellen dat de toegesprokene kan weten in welke nauwe betrekking de zaken tot elkaar staan die hij in de possessieve konstruktie zal noemen, en dat hij op grond daarvan met een vage aanduiding van verband tussen die zaken kan volstaan. Dat my bull hier te parafraseren is met ‘de stier die mij najoeg’, houdt niet in dat dit de betekenis is. Vergelijk de volgende tekst:
Hier dient the bull geïnterpreteerd te worden als ‘de stier die mij najoeg’. Maar niemand zal dit als de betekenis van the bull beschouwen, en evenmin the bull transformationeel aan a bull chased me relateren. In tekst (1) zou the bull in plaats van my bull ernstige verwarring stichten als the bull diende te verwijzen naar de stier genoemd in a bull chased me. En omgekeerd zou in tekst (2) de possessieve konstruktie my bull in plaats van the bull | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
allerminst adekwaat zijn als my bull diende te verwijzen naar de stier genoemd in a bull chased me. Hieruit komt naar voren dat de possessieve konstruktie dient ter nadere determinering in het geval een zaak genoemd moet worden die binnen het gesprekskader bestaat als een element van een verzameling die meer dan één zo'n element bevat.Ga naar voetnoot17 Wat wil zeggen ‘in het gesprekskader bestaan als een element van een verzameling die meer dan één zo'n element bevat’? Bezie uiting (3) in de situatie waarin A een schoen van B gerepareerd heeft:
A zegt hier niet: meneer, één van uw schoenen is gerepareerd, ook al weet hij dat B een páár schoenen heeft. A geeft impliciet te kennen dat hij niet meer dan één schoen van B in reparatie had. Met uiting (3) diskrimineert A ‘de schoen’ niet van alle andere bestaande schoenen, al of niet van B, maar van alle andere schoenen die hij in reparatie heeft. Alleen dit onderscheid is immers relevant voor A en B. Dus in het gesprekskader van uiting (3) bestaat ‘de schoen’ als een element van de verzameling schoenen die A in reparatie heeft. Volgens Bendix (1966:52-4) kan de betekenis, maar in mijn opvatting de interpretatie van possessieve konstrukties bepaald zijn door ‘the more immediate context of the utterance’ (het tekstverband of de situatie) of door ‘the broader context of the culture’. Zo kan de interpretatie van Jans boek afhankelijk van ‘the more immediate context of the utterance’ zijn: het boek dat Jan aan het katalogiseren is, of aan het lezen, uitgeven, inbinden, wegzetten, afstoffen, enz., of het boek waarbij hij zoiets zal doen of heeft gedaan. Als de interpretatie afhankelijk is van ‘the broader context of the culture’, zal Jans boek geïnterpreteerd worden als, bijvoorbeeld, het boek waarvan Jan de eigenaar is, of waarvan Jan de auteur is. Als een poging tot betekenisomschrijving van de possessieve konstruktie stel ik voor: ‘iets, je weet wel wat, te maken hebbend met’. In een voorbeeld:
‘Je weet wel wat’ verantwoordt de polyinterpretabiliteit van de possessieve konstrukties, of beter, dat de interpretatie afhankelijk is van het al dan niet ruime gesprekskader.
Wijchen, Aalsburg 29-17, augustus 1974 theo janssen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|