| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids 137 (1974), nr. 4
Waarin A.L. Constandse zich verdiept in de verschijningsvormen van het anarchisme; Rudolf De Jong zich afvraagt of Marx als anarchist zal sterven; Noam Chomsky en Robert S. Cohen de onderdrukking aan de universiteit van Belgrado aan de kaak stellen.
nr. 5
‘De westerse taalkundigen hebben hun eigen etiketten op het geslachtsonderscheid in de Indiaanse talen geplakt, maar deze etiketten zeggen meer over henzelf en hun wereldbeeld dan ze zeggen over de Indianen of over hun wereldbeeld. [...] Veel logischer en rationeler zou het zijn om de Indiaanse grammatische concepten te zien vanuit de manier waarop hij denkt, vanuit zijn cultuur en wereldbeeld.’ zegt Mo Káa in De logica van niet-Europese taalkundige categorieën. - In de Kroniek & kritiek een stuk van Bart van Heerikhuizen over de toelating van Franc van der Goes, één van de oprichters van De nieuwe gids, als privaatdocent aan de Universiteit van Amsterdam.
| |
De revisor 1 (1974), nr. 4/5
Veel nieuwe verhalen in dit dubbelnummer. Voorts een stuk van G.E. Booij over Noam Chomsky: Taalkundige, rationalist en politiek filosoof (‘De belangrijkste vernieuwing die Chomsky tot stand heeft gebracht, is die op het gebied van de taalkunde. Daar heeft hij echt een revolutie teweeg gebracht [...]. Toch zijn ook Chomsky's gedachten over de mens, de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de wetenschapper en zijn politieke filosofie [...] inspirerend genoeg om er kennis van te nemen, al zijn ze minder revolutionair en nogal utopisch.’) - Adinda aan de Ganges heet een artikel van Leo Ross, waarin hij een stukje Max Havelaar onder de loep neemt, n.l. Droogstoppels tirade tegen Heine's Auf Flügeln des Gesanges.
| |
Dietsche warande & Belfort 119 (1974), nr. 4
Gerd De Ley noemt zijn notities over het aforisme Smokkelen met dubbele bodems. - Hendrik D. Mommaerts geeft enkele Beschouwingen over het Vlaamse activisme 1914-1918. - Jos Van Damme gaat Een (Russisch) boekje opendoen, waarbij hij o.m. een Russische Vestdijkvertaling (lees: bewerking) bekijkt.
| |
Dokumentaal 3 (1974), nr. 2
J. de Rooij, Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS). - Prijsvragen Academie Gent. - R. van de Velde, Bijdrage tot een tijdschriftenbibliografie. Een supplement.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 27 (1974), nr. 4
Er is geen breuk te bespeuren tussen de eerste en laatste Ruyslinck, meent Willy Coolsaet, die De ontaarde slapers en De heksenkring bekijkt en in beide werken Ward Ruyslincks metafysisch drama van absolute zinloosheid terugvindt.
| |
| |
| |
Nova et vetera (1973/1974), nr. 5
Volgens J. Boven is kunst een poging om de communicatiestoornis op te heffen (Woordkunst en communicatie). - Over de zogenaamde transformationele onrust in grammaticis en kritiek die geen hout snijdt is een reactie van W. De Geest tegen J. Noë, die in nr. 3 van Nova et vetera de relevantie van de TGG voor de laagste klassen van het voortgezet onderwijs afwijst.
| |
Ons erfdeel 17 (1974), nr. 2
A.J. Vervoorn, Surinaamse schrijvers en het Nederlands. - J. Meijer, Moord in Jeruzalem 30 juni 1924 op Jacob Israël de Haan. - Egbert Krispijn, Amerika en de Nederlandstalige schrijvers. - J.H.W. Veenstra, Du Perron en België. - Hugo Bousset, De andere kant van de afgrond. Een bespreking van Claude van de Berge, De angst en Stemmen. - Ruud Kraayeveld bespreekt van Georges Wildemeersch, Hugo Claus of Oedipus in het paradijs onder de titel Tematiek bij de dichter Hugo Claus. - Armand van Assche, De chemie van de dauw wordt besproken door Willy Spillebeen. - Karel Jonckheere en de kontinuïteit: Georges Wildemeersch geeft zijn mening over Jonckheere's Poëtische inventaris. - Jan van der Vegt, De reddende glimlach van het licht: nieuwe poëzie van Hans Andreus.
| |
Ons geestelijk erf 48 (1974), nr. 1
J. Reynaert maakte studie van Het licht in de beeldspraak van Hadewijch. Het licht symboliseert o.m. een essentiëel aspect van Hadewijch's mystieke theorie, n.l. de ‘intellectuele’ verhouding tussen de mens en de godheid. Voorts wijst Reynaert enkele bronnen aan die Hadewijch beïnvloed kunnen hebben (o.a. Augustinus, de Bijbel, Willem van St. Thierry, Richard van St.-Victor, Bernardus en de hoofse poëzie van de contemporaine trouvères.) - K. Porteman schrijft over Een emblematische voorstelling van het mystieke leven: De Idea vitae Teresianae (± 1686). Het boekje bevat een voorstelling van het mystieke leven zoals beschreven door de Heilige Teresa en is gebaseerd op een serie gravures die waarschijnlijk van vroegere datum zijn. De prenten zijn geïnspireerd op C. Ripa's Iconologia. - Deze aflevering wordt besloten met een uitgebreid Literatuuroverzicht 1973 door L. Moereels.
| |
Onze taal 43 (1974), nr. 4-5
J. Veering, Langs de stenen verbeelding. - J.H.G. te Boekhorst, Oïd(e). - P. Brachin, Middenklemtoon. - A.E. Denekamp, Taal-tucht en tuchttaal. - J.E.v.d. Laan, Te, ter, ten. - M.C. Godschalk, Variëteit en variété. - M. Nijland-Verwey, Gebrek aan syntactisch denken. - C.A. Z(aalberg), Numerus infixus. -
| |
Quaerendo 4 (1974), nr. 2
Rudi A. Rasch, Musica dîs curae est: the life and work of the Amsterdam music printer Paulus Matthysz (1613/4-1684). - James D. Farquhar, The Vrelant enigma: is the style the man? Over Willem Vrelant, een illustrator uit het 15e eeuwse Brugge. - Herman de la Fontaine Verwey, The ship's surgeon Exquemelin and his book on the buccaneers. - De eerste Hollandse editie verscheen in 1678 onder de
| |
| |
titel De Americaensche. zee-roovers. - Willy L. Braekman, Dutch black-letter ballads of the sixteenth and seventeenth centuries. - C. Wybe de Kruyter, Some problems in identifying and locating the origins of a number of Dutch illuminated manuscripts of the last quarter of the fifteenth century. -
| |
Raam (1974), nr. 101
Dit nummer is geheel gewijd aan Chr. J. Van Geel, ‘een vergeten dichter uit de 20ste eeuw’. De artikelen, waarvan een paar in herdruk, zijn vrijwel allemaal geschreven voor het overlijden van Van Geel. Het is ondoenlijk om een enigszins adequate indruk van deze aflevering te geven: in ieder geval vormen de, meest nog ongepubliceerde, gedichten van Van Geel zeker niet de minst waardevolle bijdrage. Noemen we van de wat omvangrijkere artikelen Uit de hoge boom geschreven van Jan Geurt Gaarlandt (die dit nummer ook redigeerde), Als witvis aan het licht van J.P. Guépin en De medenatuulijkheid van Chr. J. Van Geel door R.L.K. Fokkema. Bibliografische aantekeningen door Elly De Waard en Jaap Meyer besluiten deze aflevering, waarin het goed bladeren is.
| |
Spektator 3 (1973-1974), nr. 6
F.H. van Eemeren en R. Grootendorst, Object en doelstelling van taalbeheersing. - Agnes Haft-van Rees, Register, een term die stamt uit de Amerikaanse en Engelse linguïstiek en daar zoveel betekent als situationeel passende taalgebruiksvariëteit. - Henk van Riemsdijk, De relatie tussen postposities en partikels. - Onder de titel Een proefles voor het moedertaalonderwijs wordt het vijfde hoofdstuk van Moderne taalkunde voor de brugklas gepubliceerd. - Peter Nieuwenhuijsen, Infinitief in plaats van deelwoord. -
nr. 7
Marijke Spies, De krisis in de historische neerlandistiek. - Wa. R.D. van Oostrum/M. Hochscheid-Mabesoone, Julia (-) drukken. In dit eerste gedeelte van het artikel wordt een chronologisch overzicht van de nederlandstalige Julia-drukken vóór 1800 gegeven. M.F. Fresco, Bij dèr Mouws taalgebruik. Enige prolegomena (tweede deel). - Gert Stolk, Lotti Fuehrscheim en Ludwig Wittgenstein. - André Hanou, Gegevens over F.L. Kersteman (1728- ± 1793). -
| |
Spiegel der letteren 16 (1974/1975), nr. 1
H. Marsman. De crisisjaren 1926-1936 is de titel van een essay van R. Galderoux waarin deze de (geestelijke) achtergronden van de crisis die Marsman in die jaren ondervond nader belicht. - L. Scheer wijdt een artikel aan een analyse van Luceberts gedicht Moore (Lucebert - Moore). - Over het calvinistisch Bijbels epos als genre-aanduiding betitelt G.C. De Waard zijn kritische aantekeningen die hij plaatst bij H.M.J. Van Galen's dissertatie De grote bijbelse gedichten van Joan de Haes. - In de Boekbeoordelingen recenseert K. Porteman de door een werkgroep van Utrechtse Neerlandici uitgegeven editie van De Roemster van de Aemstel ‘Deze uitgave een Ruygh-Bewerp noemen is al te bescheiden.’) en O. Dambre's editie van Bloemlezing uit Justus de Harduwijns ‘Goddelicke Lof-
| |
| |
Sanghen’, waarvan hij de opzet laakt en de woord- en tekstverklaringen prijst. - P.J. Buijnsters plaatst enkele algemene beschouwingen en kanttekeningen bij de vijfde druk van Knuvelder's Handboek, dl. III en gaat daarbij vooral vrij diep in op de inleiding over de romantiek, die voortreffelijk gevonden wordt, maar die het moeilijke probleem van de periodisering van de Nederlandse letterkunde in de jaren 1766-1875 niet doorzichtiger heeft gemaakt. - Een gunstige beoordeling geeft F. Veenstra van de 2e druk van het Vermakelijk bibliografisch ganzenbord, samengesteld door A.M.J. Van Buuren, W.P. Gerritsen en A.N. Paasman.
| |
Standpunte 27 (1974), nr. 4 (112)
T.T. Cloete beschouwt twee bundels van W.E.G. Louw (Oor W.E.G. Louw se bundels Nagesprek en Versamelde gedigte).
| |
Streven 27 (1973/1974), nr. 9
Leef duizend levens via de boeken die je leest is de titel van een (korte) bespreking die C. Free wijdt aan Knuvelder's Handboek, dl. III.
| |
Tirade 18 (1974), nr. 197
Aty Greshoff haalt wat herinneringen op aan Du Perron (Eddy's Brusselse jaren). - In den beginne was de leugen zegt J.A.M. Meerlo, die de stelling verdedigt dat de taal geworteld is in de leugen, waarbij hij tracht enkele communicatieve functies in het woord te onderscheiden.
| |
Volkskunde 75 (1974), nr. 1
W. Braekman, Betekenis en datering van de volksprent ‘Den Ghendtschen ommeganck’ - Mark Reynaert, Resultaten van het vragenonderzoek in het Nederlandse taalgebied. Aflevering 37: Het oostelijk gedeelte van het arrondissement Ieper. -
| |
Wetenschappelijke tijdingen 33 (1974), nr. 2
F.A.J. Dambre, Oscar Dambre, een levensschets. - A.E. van Puffelen, Oostelijkmiddelnederlandse Devoten-literatuur.
| |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik 41 (1974), nr. 1
Werner H. Veith probeert in Kognition und Soziolekt inzicht te verschaffen in het probleem of de sprekers van de verschillende sociolecten verschillend zijn wat betreft hun ‘cognitive competence’. Hiertoe evalueert hij concurrerende hypothesen (van Chomsky, Labov, Bernstein en Oevermann) en geeft een alternatief: een model met ‘zweistufigen Transformationen’ (Bedeutungstransformationen, die de ‘Kognition’ en de ‘Mitteilung’ verbinden, en Bezeichnungstransformationen, die de ‘Mitteilung’ en de ‘Materialisierung’ verbinden). - G.H. Kocks' dissertatie Die Dialekte von Südostdrente und anliegenden Gebieten wordt door Dieter Stellmacher besproken. - Gaston Van Der Elst recenseert de lezingen van A. Feitsma en M. Van Overbeke Tweetaligheidsproblemen. - Obturamentum Lagenae. Untersuchungen zum Begriffsfeld eines dialektalen Wortverbandes, de dissertatie van J.P. Ponten wordt door H.L. Cox beoordeeld. |
|