| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche warande & Belfort 118 (1973), nr. 6
R. Henrard, die al eerder had gewezen op de zijns inziens typisch hegeliaanse denktrant van de essays van Menno ter Braak, gaat nu nog verder door De hegeliaanse structuur van Simon Vestdijks romans te willen aantonen. Hij doet dit alleen aan de hand van Het genadeschot, waardoor het bewijsmateriaal voor de algemene constatering in de titel op zijn minst wat magertjes lijkt. - Joos Florquin besluit zijn Gesprek met (de inmiddels zestig jaar geworden) Simon Carmiggelt. - Hugo Brems bespreekt in de Kroniek dichtwerk van Nic van Bruggen en van Patricia Lasoen, wie hij alle mogelijkheden toeschrijft een belangrijk dichteres te worden. - Constantijn Huygens redivivus heet het artikel waarin Lode Roose constateert, dat het werk van deze 17e-eeuwse diplomaat, dichter en geleerde de laatste tijd weer sterk in de belangstelling is komen te staan. Dit dan vooral door de verschijning van de drie werken, die hij hier bespreekt, t.w. Constantijn Huygens. Zijn plaats in geleerd Europa, een studie, geschreven door een team van 12 Nijmeegse studenten, Daghwerck, in de editie van F.L. Zwaan, en de ‘interpretatieve studie’ van Oogentroost door C.W. de Kruyter.
| |
De gids 136 (1973), nr. 6
Harry Mulisch hield een Toespraak (...) ter gelegenheid van de uitreiking van het aan Ed. Hoornik gewijde ‘Schrijvers Prentenboek’, en met de tekst van deze zeer persoonlijk getinte speech opent deze aflevering.
| |
Maatstaf 21 (1973), nr. 1
Het tijdschrift heeft een wat ruimer kostuum aangemeten gekregen, maar laat de lezer dan ook wel betalen voor dit kloeker uiterlijk. De redactie is nogal wat van plan: tussen mei en december loopt de 21e jaargang - men wil voortaan kennelijk aan het begin van het kalenderjaar met een nieuwe jaargang beginnen - en in deze 8 maanden moeten 10 nummers verschijnen, waaronder 2 dubbelnummers. In deze redactie zitten nu Mensje van Keulen, Gerrit Komrij, William D. Kuik, Martin Ros en Th. Sontrop. - J.H.W. Veenstra schrijft over de relatie tussen Du Perron en Franz Hellens. - Gevoelige snaren worden door Jacob der Meistersänger (in: Net als vroeger) en Jacob Groot (in: Uit de diepten) aangeroerd, vindt Arie van den Berg in een recensie.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift 26 (1973), nr. 5
Michel Bartosik publiceert het slot van zijn beschouwing over de thematiek van Hugues C. Pernath, Door het drieluik van de tijd heen.
| |
Nova et vetera 50 (1972/73), nr. 6(?)
Het blad bestaat een halve eeuw en vandaar dit Jubileumnummer, gevuld met de tekst van opgetogen toespraken. In de feestroes heeft men vergeten te vermelden, op de titelpagina of elders, dat het hier vermoedelijk de 6e aflevering van de 50e jaargang van dit tijdschrift betreft.
| |
Ons erfdeel 16 (1973), nr. 3
Eugène van Itterbeek schrijft een opstel over de dichter Erik van Ruysbeek. De
| |
| |
schrijver ziet zijn poëzie als een geestelijk herboren worden. Voor het overige is deze poëzie niet gemakkelijk te karakteriseren en te plaatsen. Volgens Van Itterbeek staat Van Ruysbeek, literair-historisch gezien, op een kruispunt van invloeden en gedachtenstromingen als het surrealisme, het existentialisme, het oosterse denken, de anti-metafysische dichtkunst van Ponge, de denkbeelden van de moderne fysika, de hernieuwde belangstelling voor de Duitse romantiek, de studie van de myten enz. - Erik van Ruysbeek is naast dichter essayist. Zijn essay De mens als geestelijk wezen draagt als ondertitel Fermenten voor een desoriëntatie en vormt een toelichting op zijn gedichten. Het essay wordt gevolgd door een paar gedichten. - Francis Bulhof geeft een stukje biografisch-literaire historie in Albert Verwey, New Mexico en De kristaltwijg. - Het luisteren naar De stem van de kleurling in de Zuidafrikaanse letterkunde doet Jan Deloof de vraag stellen: gaat de pijn toch de lach overheersen? Aan het woord komen de dichters S.V. Petersen, P.J. Philander, R.K. Belcher en Adam Small. - De bibliografie van het nederlandstalige boek in vertaling is bij aflevering XXX gekomen. - Naar aanleiding van haar romandebuut Ontbinding bestempelt Hanneke Paardekooper-van Buuren Lidy van Marissing tot Een antiautoritair auteur. - De dichter Saul van Messel hanteert volgens Jan van der Vegt Het woord als ontleedmes. - Hugo Bousset bespreekt De seizoenen van Clem Schouwenaars. Het motto van de roman had kunnen zijn: Schrijf je vrij. - De geselekteerde verzamelde gedichten van dezelfde auteur verschenen onder de titel Een ring van granaat. Hugo Brems bespreekt de uitgave. - Georges Wildemeersch schrijft een Inleiding tot de poëzie van Marcel van Maele naar aanleiding van diens Gedichten 1956-1970. - Onder de
titel Felix Timmermans, een man van Belofteland beoordeelt Marcel Janssens drie publikaties, die verschenen zijn in het Timmermans-herdenkingsjaar 1972. - Willem M. Visser vindt dat Martien J.G. de Jong in zijn Bewijzen uit het ongerijmde en Nogmaals inzake Achterberg niet veel verder komt dan tot het slaken van kreten.
| |
Ons geestelijk erf 47 (1973), nr. 2
Jan van Leeuwen en zijn werkje tegen Eckhart is de titel van een artikel waarin Th.B.W. Kok dit befaamd tractaatje van de kok van Groenendaal uitgeeft en van een inleiding voorziet. - Jan van Dormaels kroniek der hervorming binnen de Brabantse Cistercienserinnenabdij ‘Hertogendal’ (1488) was, zo lezen we uit dit artikel van Cyriel Vleeschouwers, een knap stukje ‘public relations’, want het klooster trok na zijn hervorming en de weergave daarvan tal van nieuwe leden. - A. Ampe vraagt zich af in Imitationistica V: Wie is Joannes de Canabaco, die de Imitatio zou geschreven hebben?- W.M. Grauwen bericht over Een Nederlandse versie van de brief over de geboorte van de Antichrist (20 maart 1601).
| |
Orbis litterarum 28 (1973), nr. 1
Van de hand van Michel Olsen is de recensie van twee theoretische werken over de structurele literatuurbenadering, t.w. Vorlesungen zu einer Strukturalen Poetik en Die Struktur literarischer Texte van Jurij M. Lotman. Het eerste werk verscheen al in 1964, het tweede in 1970 in het Russisch.
| |
| |
| |
Raam (1973), nr. 93
De methodologische onderbouw van een literatuurtheorie wordt door Ruud Kraayeveld nader bekeken in een artikel, dat min of meer als een reactie beschouwd kan worden op het door Ton Anbeek in Spektator (1972-1973, p. 90-104) geschreven De wetenschappelijke status van de romantheorie. - Corn. Verhoeven constateert De afgang van Belcampo, n.a.v. diens laatste boek, De filosofie van het Belcampisme.
nr. 94
Volgens de redactie dragen verscheidene bijdragen in deze aflevering enkele argumenten bij tot de discussie over het culturele belang van literatuur en de implicaties daarvan voor de literatuurstudie. - Het nummer begint met een artikel van Jacques Kruithof over Fictionaliteit. Daarop volgt J.J. Wesselo, die Geëngageerd oordelen over literatuur bepleit: ‘Het oordeel is in eerste instantie litterair, daarmee samenhangend litterair-geëngageerd, d.w.z. dat de litteraire realiteit op zijn “geldigheid” getoetst wordt, en in laatste instantie zuiver geëngageerd, d.w.z. dat een voor mijn part politiek oordeel geveld wordt’. Vervolgens start Eldert Willems zijn Kroniek van de poëzie, een eerste aflevering over Nieuw-realistische varianten. - ‘Zeer aan de pinup verwant is het meisje zonder naam uit Achterbergs bundel Zestien’, beweert R.A. Cornets de Groot, wiens artikel Girl picture album, foldout voor het grootste deel aan dat meisje is gewijd.
nr. 95
Als voorproefje van de nieuwe inleiding voor de 5e druk van deel III van zijn Handboek, dat de komende winter zal verschijnen, schrijft Gerard Knuvelder over het Symbool bij de romantici. - In de rubriek Nieuwe boeken besteedt Corn. Verhoeven aandacht aan Vanvugt in India (n.a.v. Kus van lust, zaad van liefde) en vindt R. Marres, dat J.M.A. Biesheuvels bundel In de bovenkooi nogal tegenvalt. - Ton Anbeek acht zich, in een Reactie op Kraayeveld (zie Raam 93), verkeerd begrepen.
| |
Standpunte 26 (1973), nr. 5 (107)
R.H. Pheiffer herdenkt de op 23 september 1972 overleden Prof. dr. Rob Antonissen. - W.S.H. du Randt besluit zijn artikelen over Die ontluisteringstendens in die Afrikaanse literatuur: hoe te reageren indien stoelgang en godslastering ten tonele verschijnen? - Van E.C. Britz het laatste gedeelte van Naturalisme, eksistensialisme en ‘Een nagelaten bekentenis’ als ‘eksistensiële’ roman.
| |
Streven 26 (1973), nr. 11/12
Jan M. Broekman publiceert het eerste deel van een studie over Structuralisme: de structuralistische activiteit. - De Dadadrang van Vijftig is het onderwerp van een beschouwing van Erik Slagter, waarin o.m. wordt ingegaan op de oorsprong van deze stroming.
| |
Tirade 17 (1973), nr. 188
J.H.W. Veenstra wil niet, dat Multatuli wordt als ‘de arend berecht door de hoenders op hoenderhokprestaties’ (Du Perron). En hij vervolgt in zijn reactie op Nieuwenhuys' Oost-Indische spiegel: ‘Om niet te worden misverstaan wil ik in het geval van Nieuwenhuys, die wel zichzelf een rekkelijk multatuliaan heeft genoemd maar die ten aanzien van Multatuli niet deed wat hij op het ambtelijke plattevlak van
| |
| |
Lebak volgens eigen voorschrift wel deed, namelijk alles transponeren in een ander levensgevoel, spreken van een parelhoen. Maar toch.’ Aldus Veenstra in De sollicitant van Lebak.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 32 (1973), nr. 3
J.F. Willems, P. van Duyse, F.A. Snellaert, K.L. Ledeganck, J. David, H. Conscience zijn enkele grote namen uit de beginperiode van de Vlaamse Beweging. Minder bekenden hebben een minder opvallende, maar toch zeker belangrijke rol gespeeld. Een van hen is Johan-Michiel Dautzenberg, lid van het klaverblad Van Duyse - Van Dam - Dautzenberg. L. Valcke zet hem voor het voetlicht. - Em. Janssen publiceert het tweede hoofdstuk van het essay ‘Guido Gezelles wonderjaar 1858’, dat de titel draagt De onzekere opvoeder Guido Gezelle. - J. Notermans belicht Jan Hendrik Bormans' editio princeps van Veldekes Servaaslegende en de briefwisseling daaraan voorafgaande. Een eerste gedeelte van de brieven van Bormans zijn met verbindend kommentaar afgedrukt.
| |
Forum der letteren 14 (1973), nr. 3
De uitgave van De volledige briefwisseling van E.J. Potgieter en Cd. Busken Huet, verzorgd door dr. Jacob Smit, verdient veel lof. Daarnaast plaatst Pim de Vroomen echter een drietal kritische opmerkingen. Smit refereert in zijn ‘Aantekeningen’ onvoldoende aan de voetnoten en opmerkingen van vroegere edities. De aantekeningen hadden beter in een duidelijker vormgeving aan de voet van de pagina afgedrukt kunnen worden. Smit wekt tenslotte de indruk in de ‘Inleiding’ meer op de hand te zijn van Potgieter dan van Busken Huet. - Men kan drie recensies lezen over Teun A. van Dijk. J.G. Kooij geeft zijn positieve oordeel over Van Dijks dissertatie Some aspects of grammar. A study in theoretical linguistics and poetics. Volgens P.F. Schmitz laat Van Dijk in Aspects of literary grammars overtuigend zien, dat de linguistiek in some aspects een centrale plaats kan gaan innemen in de literatuurwetenschap. J.J.A. Mooij is minder enthousiast over Moderne literatuurteorie, een eksperimentele inleiding. Hierin is niet aangetoond dat het apparaat van de tekstuele dieptestruktuur en de bijbehorende operaties noodzakelijk is voor het oplossen van oude literaire problemen.
| |
Quaerendo 3 (1973), nr. 3
Rudolf Th.M. van Dijk doet verslag van The rediscovery of the lost fragment of the Middle Dutch statute book of the nuns of the Chapter of Sion. Het betreft een middelnederlandse versie van het Liber Constitutionum van het algemeen kapittel van Sion. Aan het slot van zijn artikel geeft Van Dijk de transkriptie van de inhoud van deze ‘statuten’. - De rubriek Notes and news begint met een uitvoerig In memoriam Alexander Stols.
| |
Tabu 3 (1972-1973), nr. 4
Jos Buurlage plaatst Enkele opmerkingen bij ‘aan het’ + infinitief-constructies. De behandeling van dit onderwerp in de syntaxis van Kraak en Klooster staat centraal. - Klaas Iwema besteedt aandacht aan het woord Helemaal, dat als modaal bijwoord
| |
| |
al ver is doorgedrongen in het informele taalgebruik. - A. Sassen schrijft Over predikaatsnomina en relatieve zinnen met ingesloten antecedent.
| |
Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel 15 (1972-1973), nr. 3-4
Daniel Buyle werpt Enig licht op Nicolaas Heinsius' vaak vergeten schelmenroman, De vermakelijke Avonturier. Verder onderzoek is zeker wenselijk. - Wim de Poorter maakt Een vergelijking van twee drukken van ‘De kapellekensbaan’. Louis Paul Boon heeft zijn roman bij de vierde druk geheel herzien, zodat een vergelijking beslist noodzakelijk is geworden. - Serge Govaert behandelt de relatie tussen Ivo Michiels en de schilderkunst aan de hand van twee verhalen: Albisola Mare, Savona en Babyblauw en suikergoedrose. - Albert Derolez laat zien, dat er een nauwe band bestaat tussen Codicologie en cultuurgeschiedenis in ruime zin. - Dirk van Berlaer bespreekt W. Martin, Analyse van een vocabularium met behulp van een computer.
| |
Levende talen nr. 300
Het hoofdbestuur publiceert de Beleidsnota 1973, waarin op de Vereniging een visie wordt gegeven, die aangepast is aan de veranderingen die opgetreden zijn in het moderne-talenonderwijs. Over het tijdschrift wordt onder meer opgemerkt: ‘Wij achten het van eminent belang, dat gestreefd wordt naar een orgaan, op hoog niveau, dat onderwijskundige en vakdidactische problemen enerzijds, en vakwetenschappelijke problemen anderzijds, behandelt, bij voorkeur gegroepeerd rondom een bepaald, algemeen onderwerp, zodat het tijdschrift voor alle leden lezenswaard is’. - Het verband tussen het onderwijs in de moedertaal en het onderwijs in de moderne talen: W. Merkies en A.J. Kramer plaatsen enkele kanttekeningen tegen een symposium, dat in december 1972 in het Finse Turku gehouden is en georganiseerd werd door de CCC (Counsil for Cultural Co-operation), een instelling van de Raad van Europa. De schrijvers willen de aandacht vestigen op de aktiviteiten van de CCC, die immers ook het onderwijs in Nederland kunnen beïnvloeden. - Het Verslag voorlichtingsbijeenkomsten over het eindexamen 1974 VWO begint met een aantal pagina's over het eindexamen Nederlands. Aan de orde komen spelling, opstel, samenvatting, letterkunde en schoolonderzoek.
| |
Onze taal 42 (1973), nr. 6-7
De technicus, de taal en de dichter. Wat de laatste aan experimenteel woordgebruik is toegestaan ziet B.C. Damsteegt graag bij de eerste gekorrigeerd. - Andere kopjes in dit nummer luiden: Middenklemtoon?, Sex en sekse, Schrijlings (zie ook nr. 3), De grilligheden van het Frans, Filosofie en theologie.
nr. 8
De schroomvallige kwartjesvinder opent dit nummer. - C.A. Z[aalberg] plaatst een vraagteken achter Taalafbouw. - J.A.M. Meerloo signaleert Overblijfselen van de Amerikaans-Nederlandse taal. - P.J. Kipp is voor Loskoppelen.
nr. 9
D. de Vries houdt Afleidingsmanoeuvres. Wat men zoal niet bedenkt!
| |
Driemaandelijkse bladen 25 (1973), nr. 3
H. Werkman wijdt een taalkundige beschouwing aan Willem de Mérode in de ver- | |
| |
momming van Jan Bos, rentnaier en olderling. Hij richt zijn aandacht vooral op De kwaliteit van het dialekt in de Groningse verhalen van Jan Bos. - A.P. de Bont interpreteert twee verzen van Joost van den Vondel: Verovering van Grol, vss. 87 en 88. - Olde Garriets klagte is een mallotig kluchtspel, geschreven in een mengeling van Oostnederlands en hoogduits. G.N. Visser rekonstrueert de geschiedenis ervan. - A.P. de Bont behandelt de afkomst van het intransitieve zwakke werkwoord Konkelen. - E. van den Berg plaatst Aantekeningen bij ‘Enige taalkundige aantekeningen’. - G. Mulder beschrijft enkele Appelsche toponiemen.
| |
Taal en tongval 25 (1973), nr. 1-2
A. Weijnen schrijft een In memoriam en Willem Pée brengt Een Vlaamse vriendengroet voor Klaas Heeroma. - Michael Clyne vertelt iets Over het Nederlands in Australië. De emigratie uit Nederland is sterk afgenomen en er bestaat dan ook geen kans dat de taal in Australië bewaard zal blijven. Intussen biedt het Nederlands in Australië goed materiaal voor onderzoek van tweetaligheid, taalverandering enz. - Willem Pée heeft enkele wanklanken gevonden in Cyriel Buysse's weergave van het Westvlaams. De literaire waarde van Buysse's proza wordt er overigens niet door aangetast. - H.T.J. Miedema bespreekt Problemen van het Friese credo. De zin ‘Ik geloof er geen woord van’ luidt in het Fries ‘Ik leau der gijn wurd fan’. Het gaat Miedema om het vokalisme van het werkwoord in de Friese dialekten. - Hoe luidt het woord Uit in de Nederlandse dialecten? H. Ryckeboer laat de ontwikkeling van de Wgm. û zien aan de hand van enkele kaarten. - Har Brok bespreekt J. Goossens, Inleiding tot de Nederlandse dialectologie. - J.B. Berns acht Th.H. van Doorn, Terminologie van riviervissers in Nederland een monument voor een stervend beroep. - Dialecten van de Friese west- en zuidkust is volgens B. Sjölin een uitstekende gids.
| |
Volkskunde 74 (1973), nr. 2
Betekenen 46.646 volkssagen dat we door het bos de bomen niet meer zien? Hugo Arens maakt duidelijk, dat het onderzoek van de Vlaamse volkssagen verlicht kan worden met behulp van de moderne techniek. - Zoals J.J. Voskuil aantoont is het populair-wetenschappelijke boek Folklore der lage landen niet geschikt om de volkskunde als wetenschap in Nederland te doen erkennen. Het is niet meer geworden dan Volkskunde aan de voeten van de carnavalsreus. - Theo Penneman vraagt zich af Hoe ‘volks’ zijn onze volkssagen? en geeft een Statistische doorlichting van een systematisch sagenonderzoek in 1972. - Dezelfde schrijver maakt Een cartografische studie op grond van statistische gegevens van De weerwolf van Kalken-Eesvelde.
H.H. Grünhagen
P.A.M. Delen
|
|