De Nieuwe Taalgids. Jaargang 66
(1973)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
Maatstaf 20 (1972), nr. 8Van Het verhalend proza van Maurice Gilliams is niet zoveel bekend. Vandaar dat Henk Buurman er nu uitgebreid aandacht aan schenkt. - Negen en veertig beren is het verhaal van Helen Mellaart over haar vriendin Agnes, de Olga uit Turks fruit. Een de Maatstaf-traditie onwaardig boulevardblad-verhaal van de ergste soort. nr. 9 A.J. Govers gaat nader in op De kwestie Marja-Stuiveling. Een triest verhaal uit de nadagen van de Groningse literator. | |
Nieuw Vlaams tijdschrift 25 (1972), nr. 10‘Adé's Linguistiek en literatuurstudie is een, helaas!, gemiste kans’, besluit Jean-Marie Maes zijn recensie. Georges Adé dient hem van repliek. | |
Nova et vetera 50 (1972/1973), nr. 3N. de Paepe geeft een korte bespreking (onderverdeeld in tekst, aard van de tekst, analyse en antieke sage) van Het waren twee Conincskinderen. - Verder vele korte recensies van uitgaven op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde die van belang kunnen zijn voor het onderwijs. | |
Raam (1972), nr. 87, 88, 89Een drievoudige aflevering ter ere van de in 1972 zeventig jaar geworden Gerard Knuvelder. Dit ‘Liber Amicorum’ is tevens bedoeld te herdenken dat vijftig jaar geleden het eerste nummer van Roeping verscheen, de voorloper van Raam. - De maestro zelf opent zijn erebundel met een uitgebreide theoretische bijdrage over het waardeprobleem in de literatuurwetenschap: In de vuurlinie. - Direkt achter die vuurlinie komt het zware geschut. Prof. dr. W.A.P. Smit publiceert wederom een gedeelte uit zijn tweede levenswerk, waarvan nu al vaststaat dat het tot de standaardwerken van de Nederlandse literatuurgeschiedenis zal gaan behoren, Kalliope in de Nederlanden. Hier is een gedeelte opgenomen uit het inleidende hoofdstuk van deze studie over het Renaissancistisch-klassicistische epos in de Nederlanden, De Nederlandse literatuurhistorie en het epos. Een stuk ouderwets-wetenschappelijk onderzoek in de goede zin des woords, geschreven in de boeiende stijl die al het werk van de Utrechtse emeritus-hoogleraar kenmerkt. - Dr. J. Poulssen geeft vervolgens een ‘constructie van enkele vermoedens’ aangaande Huygens' uijtlandige herder. - Bilderdijks romantiek en de Italiaanse letterkunde is het onderwerp van een historisch | |
[pagina 258]
| |
gericht opstel van Martien J.G. de Jong. - Harry G.M. Prick gaat op ‘een eerste verkenning’ uit in de relatie tussen Lodewijk van Deyssel en Novalis. - In Bovarysme voor aasgieren legt M. Rutten een gedeelte uit Madame Bovary naast een vroege (proza)tekst van Karel van de Woestijne om aan te tonen dat Van de Woestijne al vroeg de bovarystische psychologie en artistieke gestructureerdheid van tal van zijn latere literaire ‘verbeeldingen’ aankondigde. - Karel Meeuwesse geeft zijn artikel over Slauerhoff de zelfbewuste titel mee: ‘Het boegbeeld: de ziel’ hersteld; resultaat van een analyse. - Een ontmoeting in Palestrina heet het essay van C.J.E. Dinaux over Thomas Mann. - In een kort artikel gaat C.J. Mertens in op Levensgevoel en literaire benadering in de kritiek van Charles Du Bos, de voorloper van de identificatie theorie van Poulet en Richard. - Een structuuranalyse van Werther Nieland van G.K. van het Reve levert Jos Ruijs. Een uitgebreide en uiterst overzichtelijke weergave van een onderzoek, waarin ruime aandacht is besteed aan tijd, ruimte, vertelinstantie, personen, motieven en symbolen, afgesloten door een degelijke evaluatie. - Over Oorspronkelijkheid en de toekomst van de literatuur informeert ons Jacques Kruithof. - Maatje's theorie steunt op twee pijlers, maar deze zijn te zwak om een wetenschappelijke literaire theorie te dragen, aldus R.A.J. Kraayeveld in De benadering van het literaire werk. - B. Wasser zegt in zijn artikel over het onderwijs in de letterkunde op het voortgezet onderwijs, dat leraren Niet voor Jan Lul hoeven staan en zet aan het eind van zijn betoog - het laatste uit deze bundel - aan krachtig en eensgezind op te treden om de traditie van de Knuvelders te handhaven en uit te bouwen tegen de Droogstoppels, Slijmeringen en Wawelaars. - Het zal uit deze korte aanduiding van de vele en veelzijdige artikelen in deze vriendenbundel voor Gerard Knuvelder duidelijk geworden zijn dat lezing ervan voor iedere in het ‘vak’ geïnteresseerde neerlandicus een ‘must’ is. nr. 90 R.A. Cornets de Groot gaat in De opbouw van Vestdijks romans in op het betoog van Martin Hartkamp, Macht en liefde, gehouden op de oprichtingsvergadering van de Vestdijkkring. - J.J. Wesselo ziet in een artikel over de stand van zaken in de literaire kritiek de Kritiek als kunst- vooralsnog. - Frans A. Janssen bespreekt onder de titel Waarheid en dromen Hermans' King Kong... en legt daarin o.a. een verband met De donkere kamer. - Beneden de maat van Vogelaar concludeert A. Boogaard over Kunst als kritiek, een verzameling opstellen met een marxistische kunstopvatting onder redactie van J.F. Vogelaar. - Boon en de bende van Boin is de bespreking door J.J. Wesselo van Als het onkruid bloeit en Boonboek. | |
Soma 4 (1972), nr. 27De stopzetting van Soma wordt aan het begin van dit nummer aangekondigd, maar de redactie stelt de lezers tevens een nieuw tijdschrift in het vooruitzicht. - Georges Wildemeersch biedt In- en uitzicht van een gedicht, nl. Hugo Claus' Ha! Seele! - Agressoren en terbraakianen is de titel van een polemisch drama in vijf bedrijven van Leo Ross over de standpunten die Hermans, Van Galen Last en Hofland hebben ingenomen tegenover Ter Braak. - Ton Anbeek herkent Allerlei soorten beschrijvers van vreemde vogels; in zijn artikel over critici betreurt hij de ‘overgang’ van Kees Fens, af te lezen aan zijn bundel Tussentijds, bekritiseert hij Hella Haasse's persoon- | |
[pagina 259]
| |
lijke beschouwingen (‘mij ontbreekt helaas elk orgaan om haar vibraties te ontvangen’) en stelt hij dat ‘Literair lustrum moet blijven’. - Proza, proëzie, poëzie luidt de titel waaronder Ton van Deel een groot aantal besprekingen (o.m. over Hermans, Daisne en Biesheuvel) vat; Ton Graftdijk doet hetzelfde in Van huiskamer tot spiegelkamer (over o.m. Heeresma, Mensje van Keulen en Adriaan van der Veen). nr. 28 Het laatste nummer van Soma is geheel gewijd aan Witold Gombrowicz. | |
Standpunte 26 (1972/1973), nr. 2 (104)In een kort artikel analyseert Edna Deudney Die siklus as literêre soort. - Fanie Olivier schrijft in Ballingskap en die gedig over Breyten Breytenbach. - P.J. Conradie maakt zijn Kanttekening No. 2 over Van Wyk Louw en die begrip ‘tragies’ n.a.v. een artikel van A.P. Grové over Raka en Germanicus (in Standpunte, aug. 1971). - Skeiding en verskeidenheit, problemen waar Zuid-Afrika mee worstelt, worden in 'n semantiese studie nader bekeken door J.A. van Wyk. - A.J.L. Sinclair en J. de Vleeschauwer recenseren 'n Kitstaalhandleiding (nl. Die Patroon van Afrikaans door H.E.J. Senekal, F.A. Ponelis en W.J. de Klerk). - Pierre H. Dubois schenkt aandacht aan Aspekten van het literaire verleden: Literature of the Low Countries van Reinder P. Meijer, het Dagboek van Frederik van Eeden en de Okeanos-fragmenten van Kloos, uitgegeven door A.P. Verburg en Harry G.M. Prick. | |
Tirade 17 (1973), nr. 183H.A. Gomperts beziet Slauerhoff in het licht van het hedendaagse bewustzijn, dat gekenmerkt wordt door depersonalisatie, leegte, richtingloosheid, doelloosheid en absurditeit. De halve vrouw en de holle man zijn twee motieven die Slauerhoff daaraan toevoegt, aldus Gomperts. - Wies Roosenboom bespreekt Zwart op wit en Voor de bakker en andere gedichten van Hans Vlek en vraagt zich af: Waar is deze dichter gebleven? | |
Ons geestelijk erf 46 (1972), nr. 4G. de Baere S.J. maakt opmerkingen bij de tekst van handschrift Vv van Dat boecsken der verclaringhe van Jan van Ruusbroec: een variantenonderzoek. - Bij de boekbesprekingen wordt o.m. aandacht besteed aan de vertaling in het Frans van werk van Hadewych en Beatrijs van Nazareth. H.H. Grünhagen | |
Forum der letteren 13 (1972), nr. 4Deze bijzondere en omvangrijke aflevering bevat een serie artikelen betreffende Vormen van dramatische kunst in China, Korea en Japan. De studies en vertalingen zijn bijeengebracht door Wilt Idema en Pim de Vroomen. | |
[pagina 260]
| |
Ons erfdeel 16 (1973), nr. 1Jan Deloof stelt zich de vraag: Wat is er mis met onze vertaalpolitiek? - Luc Huyse heeft De taalkwestie sociologisch bekeken. In een eerste artikel brengt hij verslag uit van zijn bevinden. - Jan van der Vegt geeft in vogelvlucht Een kritisch overzicht van Nieuwe nederlandse poëzie. Hij bespreekt een groot aantal dichters, van Armando tot Wilmink. - Helma Wolf-Catz geeft Inzicht in een historische roman. Zij stelt zich op het standpunt van de auteur, die een historische roman aan het schrijven is. - Met de regelmaat van de klok verschijnt de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling. Ditmaal deel XXVIII. - De verschijning van haar Verzameld Werk doet J.H.W. Veenstra schrijven over Beb Vuyks leven op avontuur. - Hanneke Paardekooper-van Buuren bespreekt Allemaal tranen en Bleekers zomer van Mensje van Keulen. - Eugène van Itterbeek stelt de netelige vraag: Waarom komt er geen ernstig gesprek los over Jef Geeraerts? Gangreen 1 en 2 geven er alle aanleiding toe. - Twee in 1972 overleden Zuidafrikanen worden herdacht: prof. dr. Rob Antonissen en de dichter G.A. Watermeyer. - Frans Depeuter bespreekt André Claeys: Onder het teken van de regenboog. - Onder de verzameltitel Kulturele betrekkingen tussen Indonesië en Nederland vermeldt Gerard Termorshuizen onder meer, dat H.B. Jassin de Martinus Nijhoff-prijs heeft gekregen voor zijn vertaling van de Max Havelaar. | |
Leuvense bijdragen 61 (1972), nr. 4Dit nummer opent met een taalfilosofisch artikel van G. Nuchelmans: Het mentaals. De opvattingen van het denken als een vorm van spreken in de antieke en middeleeuwse taaltheorie. Het blijkt, ‘dat Chomsky het beginpunt van zijn historische beschouwingen over Deep and Surface Structure aanzienlijk verder in het verleden had kunnen kiezen’. - De rest van deze aflevering bestaat uit twee artikelen over taaluniversalia: P.A.M. Seuren is zeer uitvoerig over Taaluniversalia in de transformationele grammatika en H. Seiler besluit met Universals of language. | |
Levende talen, nr. 294J.H.W. Kusters schrijft over Poëzie en science-fiction. SF-elementen worden gebruikt in dichtkunst. Er is zelfs specifieke SF-poëzie. - Het gedicht Tegen de ketterij der straaljagers van Guillaume van der Graft geeft aanleiding tot Twee interpretaties en de bedoeling van de dichter zelf, die daarop volgt. Th.H. van Doorn zet dit alles bij elkaar. - H. Buurman ziet Optische effecten in ‘De Madonna van Nedermunster’, een novelle van Hubert Lampo. - J.G.M. Weck zou graag zien, dat er een eind kwam aan De Stiller-cultus bij eindexamen-kandidaten. - Bij Jagt-onderzoek bleek J.W. de Vries, dat B.J. Jagt in LT 291 een ‘onbeholpen artikel’ over Frekwentieonderzoek heeft geschreven. - R. Hamburger licht De betekenis van Gerrit Witse toe. nr. 295 G.J. Lubbers' artikel Litteratuuronderwijs in de communicatieklem bestaat uit vier paragrafen: het leven van het gedicht, theoretische aspekten van de Zweed Gunnar Hansson t.o.v. het gedicht, het wetenschappelijk model vertaald naar de school: bespreking van de nieuwe poëziewerkboeken, de verwerking van de poëzie op school. | |
[pagina 261]
| |
- W.M. Visser wil zich bezinnen op het wezenlijke in het oeuvre van Jan Wolkers. Hij kiest ‘daartoe zijn romans, omdat Wolkers daarin op de meest veelzijdige wijze naar voren treedt; in zijn verhalen komt dikwijls slechts een enkel facet aan de orde’. - P.C. Paardekooper pleit in Razdom rodjand niujaim (zie ook Ts 88 (1972), nr. 1) voor een anders samengesteld examenpakket voor de mo-B-opleiding. ‘Foneempaleontologie’ mag wat hem betreft totaal verdwijnen. - J.C. Traas reageert met Toepasbare taalkunde op P.J.M. Groot, ‘Schoolonderzoek moderne vreemde talen’. (in: LT 285). | |
Quaerendo 3 (1972), nr. 1Van de boekbesprekingen kunnen vermeld worden: J. Deschamps, The Vienna manuscript of the second part of the Spiegel Historiael, door P.F.J. Obbema; Gesamtkatalog der Wiegendrucke, Band VIII, Lieferung 1, door L. en W. Hellinga; S.G. Axters, De imitatione Christi. Een handschrifteninventaris bij het vijfhonderdste verjaren van Thomas Hemerken van Kempen, door J. Deschamps. | |
Spektator 2 (1972-1973), nr. 5Een taalkunde-nummer. J.G. Kooij opent met Presuppositie, topic, en de plaats van het indirekt objekt. - Ger J. de Haan formuleert de fundamentele verschillen tussen Twee interpretaties van het cyclies principe. - In PP over V en de theorie van J. Emonds laat Jan Koster o.m. zien, ‘dat de restrikties op transformaties, zoals die voorgesteld zijn in Emonds (1970), voor het Nederlands niet opgaan’. - Frederiek van der Leek plaatst een aantal Opmerkingen over ‘CAUSE’ n.a.v. het artikel van M. van Dort-Slijper in Spektator 2 (1972-1973), nr. 1. - Saskia Daalder en Henk van Riemsdijk oordelen niet ongunstig over het boekje De taal van de mens, waarvan Fr. Daems de editeur is. - Tot slot Vrije nieuwsgaring. | |
Tijdschrift voor levende talen 38 (1972), nr. 4S. Theissen behandelt in een derde aflevering De verschuiving van de bn./bw.-uitgang -iek naar -isch. nr. 5 L. Gillet bespreekt M. Rutten, De Interludiën van Karel van de Woestijne en E.M. Beekman, Homeopathy of the absurd. The grotesque in Paul van Ostaijen's creative prose. | |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 89 (1973), nr. 1R. Lievens behandelt Hendrik Herps Eden in het Middelnederlands. - K. Heeroma roept uit Ay ay dief Reynaert en levert daarmee zijn zoveelste bijdrage aan de Reinaert-studie. - Van dezelfde auteur is een bespreking van Het lied tot Egidius uit het liedboek van het Gruuthuse handschrift. Jan van Bakel tracht met De grammatische wisseling in het Gotisch een betere verklaring te geven van de gotische verschijnselen op het gebied van de ‘Wechsel’ dan tot dusver gebeurd is. - Na zijn toelichting op | |
[pagina 262]
| |
WNT verbeuren (kol. 489) dringt F.L. Zwaan aan op een nieuwe uitgave met kommentaar van Hoofts briefwisselingen. - D. Kuyper Fzn. geeft zijn mening over De dichtwerken van Hugo Grotius, ed. B.L. Meulenbroek (I, tweede deel, pars I A) en C. Kruyskamp beoordeelt G.W. Huygens, Hendrik Tollens. | |
Wetenschappelijke tijdingen 31 (1972), nr. 4Willem Bossier beschrijft De wereld van Camoëns... en waar het op uitliep. Dit laatste doet uiteraard geen afbreuk aan de Lusiaden, integendeel. - Jef Notermans werpt Nieuw licht over Jocundus en zijn Servatius-biografie. - ‘Eer Vlaanderen vergaat’: Ward Hermand verbreekt het stilzwijgen rond deze historische roman. nr. 5 Ook in Vlaanderen worden de gemoederen heftig in beweging gebracht door de spellingkwestie. Een brochure van mei 1972 werd getiteld ‘Sluipmoord op de spelling’. Walter Couvreur schrijft erover. - A. van Elslander geeft een toelichting bij enkele in extenso afgedrukte Brieven van Jozef Goossenaerts en Willem de Vreese uit 1902 en 1903. - De kringloop van Guido Gezelles leven door Em. Janssen is het eerste hoofdstuk uit een essay met de titel Guido Gezelles wonderjaar 1858. | |
Driemaandelijkse bladen 24 (1972), nr. 4Deze aflevering opent met een ‘ter gedachtenis’ aan wijlen Prof. Dr. K. Heeroma. - H. Entjes onderscheidt vervolgens Twents en ouder Twents. - Naar A.P. de Bont meedeelt is Haring in de naam van het Brabantse dorp Scherpenharing etymologisch hetzelfde als de visnaam. - G. Mulder vervolgt zijn studie van De Stellingwerfse dorpsnamen. - De redaktie publiceert posthuum een artikel van J. Naarding over het woord Vaalt. | |
Taal en tongval 24 (1972), nr. 3-4K. Heeroma opent met Fries en Saksisch in de Nederlanden. - Er is een Tweede Cyriel Buysse Omnibus verschenen. Deze en andere Omnibussen moeten volgens de mening van Willem Pée van een betere woordverklaring voorzien worden. - T. de Vries schrijft Over werk en woord in een vissersoord. Als het werk in Urk verandert, vinden er tevens woordveranderingen plaats. - G.R.W. Dibbets beoordeelt J.A. Alberdingk Thijm als beschrijver van het Amsterdams. - Naar Willem Pée meedeelt was René Victor van Sint-Jan (1887-1970) een kenner van het Westvlaams en van dat van Gezelle in het bijzonder. - Met o.a. twee kaarten geeft J.B. Berns een toelichting bij de woordparen Repen en strepen, stropen en ropen. | |
Naamkunde 4 (1972), nr. 1-2In Thor en de Wikingen in Friesland tracht H.T.J. Miedema een van de oudfriese vormen voor de ‘donderdag’ te verklaren. - J. Devleeschouwer beschrijft de Nervische hydroniemen Schelde, Schouwen, Honte en Nete. - Volgens T.L. Markey wijst de verspreiding van The place-name element -hurst (-horst) op een concentratie | |
[pagina 263]
| |
in N.W. Duitsland, inzonderheid in Westfalen. - Welke namen bevatten De inscriptie(s) in de oude kerk van Maarssen? J.A. Huisman konkludeert tot Thidehart en Riclint, welke persoonsnamen hij achtereenvolgens bespreekt. - Een tweede artikel van H.T.J. Miedema handelt over Nederlands keen, engels chine, fries sein. - W. Beele stelt Een nieuwe betekenis van Middelnederlands backer en backen voor. - F. Gorissen noteert Namenkundliche Notizen aus den Schöffenprotokollen von 's-Hertogenbosch. - Volgens M. Gysseling is De verfransing in Noord-Frankrijk zover doorgedrongen, dat het gebied als verloren voor het Nederlands/Vlaams moet worden beschouwd. Inmiddels is het Nederlands toegelaten als leervak voor de baccalaureaatsexamens. Of daardoor de moedertaal gered kan worden...? - M. Hoebeke maakt Een toponymisch uitstapje naar Flobecq. - Met Aardrijkskundige eigennamen in een Maaslands dorpsdialekt II vervolgt J. Leenen zijn bijdrage in Naamkunde 1 (1969), p. 238-244. - Naar aanleiding van een boekje van J.B.J. Thomas, Straat en nummer, wijdt H. Buitenhuis een beschouwing aan Moderne straatnaamgeving. - Onder de titel Orthographie en localisatie van plaatsnamen groepeert A. Schrijnemakers een achttal konkrete gevallen. - F. Debrabandere legt verband tussen Persoonsnamenstudie en migratie, wat hij laat zien aan De herkomstnamen in de kasselrij Kortrijk 1350-1400. - In De waternaam Elve in Nederland toont N.L. Zelders aan, dat deze naam aan de lijst van Nederlandse waternamen kan worden toegevoegd. - Tenslotte enkele boekbeoordelingen: F. Debrabandere bespreekt Ph. Coussement, De poorterij van Menen, R. van Passen van voornoemde recensent Van voornaam tot achternaam en bij K. Roelandts gaat de Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling erin als gesneden... brood. | |
Naamkunde 4 (1972), nr. 3-4D.P. Blok opent dit dubbelnummer met In memoriam K.H. Heeroma. - J. Molemans schrijft over Intern- en externlokalizerende voorzetsels bij Limburgse toponiemen. - Chronologie en topografie van de Reinaert was het onderwerp van een lezing, gehouden door M. Gysseling. - J.E. Bogaers en M. Gysseling zijn samen verantwoordelijk voor een tweetal artikelen over Nehallennia: het eerste gaat Over de naam van de godin Nehallennia en het tweede over Nehallennia, Gimio en Ganuenta. - C. Marynissen geeft een overzicht van De bewerking van het onuitgegeven naamkundige materiaal van J. Lindemans. - Het toponiem Zitterd, door A.P. de Bont, vormt aflevering 13 van de reeks Noordbrabantse etymologieën. - Een tweede artikel van J. Molemans betreft De machinale bewerking van het onuitgegeven Zuidnederlands toponymisch materiaal. - M. Coornaert reageert met Mollen en bakken in het Zwin op W. Beele in afl. 1-2 van Naamkunde. Beele geeft een Wederwoord, waarna Coornaert besluit met een Slotwoord. - R. Rentenaar besteedt aandacht aan de veldnamen Mad en Made in de toponymie van Westnederland. - Volgens H.T.J. Miedema is er een duidelijke relatie aan te wijzen tussen De oudengelse muntnaam sceat en het oudfriese diminutivum skeisen ‘duit’. - F. Debrabandere vraagt zich af, waar De minder bekende familienaam G(e)laude vandaan komt. - H. Draye bespreekt F. Gorissen, Niederrheinländische Burgnamen en H. Buitenhuis en K. Heeroma, Noordbrabantse herkomstnamen. | |
[pagina 264]
| |
Colloquia germanica 1972, nr. 3Uit deze aflevering kan een artikel van Peter Sulzer vermeld worden: Schwarz und Braun in der Afrikaansliteratur. | |
Etudes germaniques 27 (1972), nr. 4Dit nummer is voor een groot deel gewijd aan de Nederlandse literatuur. Achtereenvolgens schrijft J. Voisine over Un astre éclipsé: Anna Maria van Schurman (1607-1678), G. van der Louw over L'énigmatique Racine: à propos d'une traduction néerlandaise d'Andromaque, J.M. Delcour over Albert Verwey et son cousin de France: une correspondance inédite en M. Dupuis over Aspects de la nouvelle chez Willem Frederik Hermans. | |
Onze taal 42 (1973), nr. 1-2J. Veering komt Nog eens terug op het aardige van ons land. - Verder kan men lezen over Resten van naamvallen, De rechercheuse, Metallisch en metalliek, Drugs zijn drogen, Het stijlverslappende ‘om’, Warme bakker, enz. P.A.M. Delen |
|