| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche Warande en Belfort 117 (1972), nr. 1
Fernand Auwera had over Scenotherapie een gesprek met Prof. dr. Dellaert, vrijwel de enige niet-Fransman die de geleide scenotherapie in zijn praktijk toepast. Deze methode maakt gebruik van ruim 500 teksten uit de wereldliteratuur, om patiënten te helpen bij het oplossen van hun psychische problemen. - In de Kroniek Albert Westerlinck over ‘een onzer meest markante poëten’ (Viermaal Bert Decorte) en Lieve Scheer over Johnnie Verstraete (Menagerie van Ierland tot West-Afrika). - Bij de Boekbesprekingen wordt o.m. aandacht besteed aan Streuvels, Bredero, Paul Snoek en Adriaan Venema.
nr.2
Marcel Jansens en Ger Schmook constateren in Literatuursociologie in Vlaanderen dat Brouwers weliswaar de romantische en burgelijke mythe bestrijdt, maar daartegenover twee andere in de plaats stelt: het klassebewustzijn en de totale maatschappelijke werkelijkheid. Toch willen ze primair het positieve zien in Brouwers' arbeid, al was het alleen maar om de discussie op gang te houden. - Ludo Simons schenkt aandacht aan de publikaties van Ada Deprez over Snellaert (biografische studie van zijn jeugdjaren en een uitgave van de correspondentie met Alberdingk Thijm). - Een keus uit de boekbesprekingen: de brieven van Belle van Zuylen, Verkuyls studie over Il Pastor Fido in de Nederlandse dramatische literatuur en de door Martin gecomputeriseerde Ivo Michiels.
| |
Maatstaf 19 (1971/1972), nr. 8
Een kort artikel van Henk Buurman over De reïncarnatiegedachte bij Terborgh opent deze aflevering. - Van Deyssel-kenner bij uitstek Harry G.M. Prick brengt onder de titel In tijden van overgang dagboekaantekeningen van Lodewijk van Deyssel (oktober en november 1889). - W.A. Verloren van Themaat komt in Poëzie als muzikale taal terug op het debat tussen Ben Bos en Boudewijn van Houten over poëzie (in Maatstaf, december 1970).
nr.9
In dit voornamelijk aan Paul Léautaud gewijde nummer ook een bijdrage van Bert Brouwers over Georg Lukács en de literatuursociologie.
nr.10
Met als goede aanleiding de publikatie van zijn volledig dichtwerk is A.F. Ruitenbergde Wit op zoek gegaan naar Mystiek en symboliek in het werk van A. Roland Holst. Als men het motief van de genius/dubbelganger nagaat, blijken verlies, rampzaligheid en gevaar te overheersen.
| |
Neophilologus 56 (1971), nr. 1
C.C. de Bruin bespreekt waarderend Wolfgang Eichlers Jan van Ruusbroec's ‘Brulocht’ in oberdeutscher Überlieferung.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift 24 (1971), nr. 10
Dirk de Witte vraagt zich af wat er moet gebeuren ‘met een literator in wiens romanwerk fouten niet meer incidenteel zijn, maar zo kwistig rondgestrooid worden, dat men
| |
| |
het als een belediging begint te ervaren’. In Het land der blinden wijst hij vele vergissingen aan in De metsiers, De hondsdagen. Omtrent Deedee en De verwondering van Hugo Claus. - Michiel Bartosik besluit zijn artikelenreeks over De ruimte in de poëzie van Hans Lodeizen.
25 (1972), nr. 1
Jean-Marie Maes is nogal te spreken over Frank C. Maatje: literatuurwetenschap op maat noemt hij het boek van de Utrechtse literatuurtheoreticus.
| |
Quaerendo 2 (1972), nr. 1
C.S.M. Rademaker vertelt wat Hugo de Groot deed, toen hij gevangen zat (Books and Grotius at Loevestein). Voornamelijk lezen. - Constantine Huygens's Pamphlets is de eerste van een serie artikelen van C.W. de Kruyter over ‘pamphlet-like pieces of writing’ van Huygens. - Fernand Boudin besluit zijn artikel La formation et l'évolution typographiques de Henry van de Velde.
| |
Raam (1972), nr. 80
In het Journaal aandacht voor J.C. van Schagen, Jan Emmens en Godfried Bomans. - Men raakt niet snel uitgepraat over Hermans' Donkere kamer. Coen Bersma beziet de Doublures binnen de Donkere kamer en concludeert, dat Egbert Jagtman, alias Dorbeck, alias Henk (Henri?) Osewoudt binnen de werkelijkheid van de roman een normaal bestaande romanfiguur is en dat men niet mag twijfelen aan Osewoudts goede trouw en waarnemingsvermogen. M.a.w. (Bersma): ‘de hypothese van Betlem is apert onjuist’. - F.A. Janssen bespreekt Varianten in orde en chaos n.a.v. de tiende, opnieuw herziene druk in 1971 van de Donkere kamer. De varianten in deze druk, aldus Janssen, getuigen van een wens tot perfektie. De struktuur is nog hechter gemaakt. - Beleving en theorie kunnen nogal eens verschillen, Martien J.G. de Jong gaat er nader op in, bij zijn bespreking van Moderne literatuurtheorie en Taal Tekst Teken van Teun A. van Dijk.
nr. 81
Raam is bij een andere uitgever terechtgekomen en in een nieuw jasje gestoken. In een redaktioneel kommentaar wordt een speciale aflevering aangekondigd over literatuur-wetenschappelijke problematiek van vandaag, ter gelegenheid van de 70e verjaardag van Gerard Knuvelder. - Corn. Verhoeven wijdt een beschouwing aan de polyinterpretabiliteit van ‘klassiek’. - Lieven Rens oordeelt zeer positief over ‘Geeraerdt van Velsen’ als klassiek treurspel. Naast de Senecaanse invloed komen er tal van persoonlijk venwerkte Aristotelische trekken in voor, alsdus Rens. - In een moeilijk geschreven opstel besteed Bernard Kemp aandacht aan Daniël Robberechts. Zijn artikel draagt als ondertitel Het hopeloos compromitterend schrijven. - In Nieuwe boeken wordt aandacht besteed aan Homoïostase van Willy Roggeman en aan Steen en been en andere verhalen van Ethel Portnoy.
| |
Raster 5 (1971/72), nr. 4
Wam de Moor is In gesprek met F.C. Terborgh, een dialoog in brieven. De nu in Portugal wonende Terborgh acht zich, ondanks zijn betrekkelijke onbekendheid, niets
| |
| |
miskend. Wel toont hij zich geschokt, omdat hij pas nu vernam, dat Ter Braak en Du Perron destijds voor zijn novellen geen goed woord over hadden. - ‘Hoewel de moderne literatuurwetenschap pretendeert de struktuur van literaire teksten te beschrijven, is zij volslagen onwetend over wat nu eigenlijk een tekst is’, alsdus Teun van Dijk in Een tekst over teksten. Tekstwetenschap moet, volgens hem, kennis over strukturen en funkties van teksten formuleren, als onderdeel van ‘taalwetenschap’, de wetenschap die struktuur, kondities, funkties en het gebruik van taal in de maatschappij bestudeert. - Op de omslag wordt de Raster-reeks aangekondigd, een aantal creatieve en essayistische publikaties, dat naast en los van Raster zal worden uitgegeven.
| |
Standpunte 25 (1971), nr. 1 (97)
Niet de dichter kan getuigen, maar alleen zijn gedicht; met de intentie van de dichter hebben we, principieel, niets te maken. Aldus H. du Randt in Die gedig as getuie. - Pirow Bekker vergelijkt in Die ‘gedig’ vir die gedig ‘Hebban olla vogala...’ met een gedicht van D.J. Opperman. - Lina Spies besluit Droom en Dagboek, haar interpretatie van Nijhoffs sonnettencyclus Voor dag en dauw en C.N. van der Merwe beëindigt Motief en karakter in Van oude mensen. De dingen die voorbijgaan van Louis Couperus.
| |
Tirade 16 (1972), nr. 173
‘Een schrijver met een uitgesproken gevoel voor het curieuze, macabere en absurde’, noemt Rob Nieuwenhuys A. Alberts in Een beetje gek worden. - Een lang, biografisch artikel van J.H.W. Veenstra over Walraven de veel geplaagde besluit dit nummer.
nr. 174
Wam de Moor laat J. van Oudshoorn als broodschrijver in de Tweede Wereldoorlog zien. Een nogal trieste blik.
| |
It Baeken 33 (1971), nr. 5/6
Deze aflevering heet ‘Literair-histoarysk nûmer’ en houdt zich o.m. bezig met een onderzoek naar het Friese boek (Lieuwe Pietersen), Worp Wigmana en het Oera Linda boek (Freark Dam) en met de merkwaardige Friese nieuwjaarswens van Guido Gezelle. Een mystificatie in miniatuur (door M. Hesseline I. de Bos).
| |
Forum der letteren 1971, nr. 3-4
Paul Claes doet aan Claus-reading. Hij geeft Een ontleding van ‘Visio Tondalis’, die bestaat uit een strukturele (tekstuele) en referentiële (kontekstuele) analyse. - C.F.P. Stutterheim wijdt de Boekbespreking aan S.A.J.P.H. lansen, Verkenningen in Matthijs Casteleins Const van Rhetoriken, Assen, 1971.
| |
Studia Neerlandica (1971), nr. 8
Vaktijdschriften die zich, alleen al financieel, tot een elite richten is geen lang leven
| |
| |
beschoren. ‘Op deze aflevering Studia Neerlandica 8 zal geen nummer 9 meer volgen’ deelt de uitgever somber mee, zonder opgave van redenen. Een trieste, zij het weinig verrrassende afgang van een tijdschrift dat bij een iets andere opzet en gerichtheid wellicht niet in de wieg gesmoord zou zijn. De behoefte aan een tijdschrift waarin langere studies een plaats kunnen vinden komt nu weer terug en na dit échec zullen uitgevers niet meer zo snel bereid zijn tot experimenteren. En daarmee zijn we nu alleen nog maar verder van huis gekomen. - Deze laatste aflevering wordt geopend met een interpretatie door C. de Zoeten van Vondels Lyckklaght aen het Vrouwekoor, over het verlies van mijn Ega. - In september 1970 hield H. Schultink een voordracht tijdens het vierde colloquium van hoogleraren en lectoren in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten. Onder de titel Moderne Nederlandse grammatica als wetenschap is deze voordracht hier, enigszins gewijzigd, afgedrukt. Voor een methodisch typisch Nederlandse taalkunde acht Schultink op den duur evenmin ruimte als voor b.v. een methodisch typisch Nederlandse fysica. - E.C. Schermer-Vermeer treedt in debat met A. Kraak (n.a.v. diens Zinsaccent en syntaxis in Stud. Neerl. nr. 4) in De begrippen ‘topic’ en ‘geïdentificeerde referent’. - Het laatste artikel is van W. van Langendonck en gaat Over zgn. generische determinatoren.
| |
Spektator 1 (1971/1972), nr. 3
W.G. Klooster is nogal negatief over de alliance Cleanth Brooks en de poëzie (n.a.v. The well wrought urn). Hij noemt zijn artikel ‘een zo geduldig mogelijke demonstratie van de heilloosheid van quasi-wetenschappelijke termen, gepaard gaand met de afwezigheid van elk methodologisch kader’. - Bij een gedicht van Piet Paaltjes (nl. Hoor ik op Sempre een waldhoorn...) laat Willem Wilmink zien hoe een werkgroep van Amsterdamse neerlandici heeft geprobeerd het parodistisch vermogen van Paaltjens te bepalen door een vergelijking van de bron en het gebruik dat hij ervan maakte. - Woordvolgorde en konstituentenstruktuur is de titel van een artikel van Th. van den Hoek over bijwoordelijke bepalingen. - G.E. Booij zet kort en duidelijk uiteen wat zijn bezwaren zijn tegen C.F.P. Stutterheim. Taalbeschouwing en taalbeheersing. - Hugo Verdaasdonk schrijft daarentegen in een toch duidelijk alleen voor ingewijden verstaanbare taal over Analyciteit en rhetorika, - Ton van der Geest gaat in G.E. Booij als naloper van de T.G. grammatica in op het artikel in Spektator 1,2 over Lambert ten Kate. - K.D. Beekman merkt Bij een briefuitgave (de brieven van Dèr Mouw aan Van Eeden, ed. H.G.M. Prick) terecht op, dat we door dergelijke uitgaven wel wat te weten komen over personen en hun opvattingen, maar in verhouding weinig over de teksten zelf. - G.J. van Bork heeft veel waardering voor het (overigens ook door hem te duur geachte) Vermakelijk bibliografisch ganzenbord (Van Buuren, Gerritsen en Paasman).
nr. 4
Taalbeheersing is communicatiewetenschap stellen Fritz Zondervan en Piet van Caldenborgh en in een uiterst helder geschreven artikel gaan ze na welke konsekwenties deze opvatting heeft voor de taalbeheersing ten aanzien van haar wetenschappelijk objekt en van haar doelstellingen. - Herman Pleij laat zien hoe een artikel van Brian Murdoch (Theological writings and medieval german literature, in Neuphilologische Mitteilungen 71) goed gebruikt kan worden, b.v. bij het onderzoeken van Gregorius de Grote aangehaald in ‘Der kerken claghe’ en andere Middelnederlandse teksten. - Metonymia als
| |
| |
Bleke zorgen in een luie stoel zijn voor George Vis aanleiding te pleiten voor samenwerking tussen literatuur-onderzoek en de gedragswetenschap. - Jan Kuijper zet acht al bestaande theorieën en een eigen zienswijze over de aanspreekvorm U naast elkaar. - Ton van der Geest wil ons laten Meekijken over de schouder; poging tot het achterhalen van Achterberg's dichterlijke procédé. Het gaat hem vooral om de samenhang binnen verschillende bundels. - Droomlot van dezelfde dichter wordt geanalyseerd door W. Voskuilen. Hij laat, zonder biografische gegevens te gebruiken, zoals Martien J.C. de Jong noodzakelijk achtte, zien wat de poëtische waarde van het gedicht is. - De werkgroep Vergi becommentarieert de editie van De Borchgravinne van Vergi van R. Jansen-Sieben en is maar matig tevreden.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 88 (1972), nr. 1
Onder de titel Razdom rodjand niujaim geeft F. de Tollenaere een beschrijving van een in 1970 teruggevonden blad van de Gotische Codex Argenteus. - De dichter van de Reinaert behandelt het thema van de ‘maechscap’ op een andere manier dan in zijn Franse voorbeeld gebeurt. Welke bedoeling Willem hiermee heeft gehad wil K. Heeroma op het spoor komen in Reinaert en zijn maagschap. Aanleiding voor Heeroma was de recente rechtshistorische studie van de Amerikaanse germanist Frank Rainer Jacoby Van den Vos Reinaerde. Legal elements in a Netherlands epic of the thirteenth century. - F. Claes s.j. bespreekt de Nederlandse benamingen van woordenlijsten en woordenboeken tot 1600, telkens in verband met de Latijnse benamingen waaruit ze direct of indirect zijn voortgekomen. - Vervolgens een kort artikel van C. Kruyskamp, waarin hij de sterke invloed van de Duitse literatuur op de Nederlandse in de periode ca. 1350-1430 demonstreert aan het frekwent voorkomende Mijns hertsen gront. - De definitie van Nederlandse dialecten blijft een moeilijke aangelegenheid. J. Goossens reageert op de diskussie die is ontstaan n.a.v. zijn brochure Wat zijn Nederlandse dialecten? en definieert ze nu als ‘met het Nederlands verwante dialecten die gesproken worden in het gebied waar het Nederlands, en geen enger verwante taal de rol van cultuurtaal vervult.’ - N. van der Blom geeft kommentaar op W.A.P. Smits ‘Literatuur-historie bij Een Meilied van Hooft’. - D. Kuyper Fzn. licht Jacob Geels wrevel toe over De groetenis aan Cajus. - Het nummer wordt afgesloten met Boekbeoordelingen betreffende K. Heeroma, De andere Reinaert (uitvoerig); De Borchgravinne van Vergi, ed. R. Jansen-Sieben; Meester Willem Jordaens, ‘De oris osculo’ of De mystieke mondkus, ed. Leonce Reypens en Ruusboec de Wonderbare, ed. W.H. Beuken
(Klass. Ned. Letterk., nr. 40).
| |
Foundations of language 8 (1972), nr. 1
Measuring duration in Dutch is de Engelse versie van het artikel van W.G. Klooster en H.J. Verkuyl, De transformationele relatie tussen duren + specificerend complement en bepalingen van duurmeting, in: Ts 87 (1971), nr. 1, p. 29-63. - G. Storms bespreekt F.G. Droste, Taal en betekenis. Bijdragen in een diskussie, Den Haag etc, 1967.
| |
| |
| |
Levende talen nr. 284
In Het indirecte object reageert G.F. Bos op artikelen van M.C. van den Toorn (LT 1971) en mevr. Balk (LT 1968). - H. Bonset geeft een beschrijving van Een didaktische aanpak van het analyseren van literaire prozateksten in havo-vwo, door hem in praktijk gebracht in twee 4de havo-klassen. - J.G.M. Weck is het niet eens met Kees Fens' interpretatie (Merlijn 1964) van de titel van Het behouden huis van W.F. Hermans. - F.L. Zwaan geeft antwoord Aan De Rooij in het kader van hun dikussie over ‘onzijdige voornaamwoorden en het naamwoordelijk gezegde’.
nr. 285
Bij zijn afscheid als voorzitter van de sektie Nederlands van Levende Talen hield P.H.S. Batelaan een toespraak over Mogelijkheden voor het moedertaalonderwijs in de toekomst. Het gaat niet over het vak Nederlands, ‘want of er wel in vakken gedacht moet worden is [...] afhankelijk van het onderzoek.’ ‘Wanneer het inderdaad zo is dat de indeling in vakken volkomen arbitrair is en dat ook de keuze van vakken dat is [...]’, dan zijn mogelijkheden vrijwel onuitputtelijk.
| |
Taal en tongval 23 (1971), nr. 4
A. Weijnen heeft een kaart gemaakt van de varianten Darp-Derp-Dorp. - Op de vraag Valkenswaard, een stadje met een bekker? antwoord Cor Hoppenbrouwers: Valkenswaard, ‘een dorp zonder bakker.’
| |
Wetenschappelijke tijdingen 30 (1971), nr. 4
In De Brugse Oosterlingen en de taal van hun correspondentie probeert H.J. Leloux aanknopingspunten te vinden voor de stelling, dat verschillende, in de Middelnederduitse literatuur bekende werken direkt of indirekt met de kanselarij van de Nederduitse kooplieden in Brugge in verband gebracht moeten worden. - E. Cramer-Peeters wil meye in Reynaert I, A 2639 (ed. W. Gs Hellinga), Alse van colne tote meye, gelijkstellen met de Vlaamse plaats Meiboom.
nr. 5
L. Peeters kritiseert in Taal en teksten uit Narragonia van omstreeks 1500 C. Kruyskamp n.a.v. diens tekstverzorging in Dichten en spelen van Jan van den Berghe, 's-Gravenhage, 1950. Hij stelt Een probleem en een methode aan de orde. - Onder drieërlei gezichtshoek bekijkt F. Claes s.j. de term Zuidnederlands in de woordenboeken. - J. Soenen besluit zijn artikel met een lijst van 200 Klankexpressieve woordparen in het Duits in vergelijking met gelijkwaardige woordparen in het Nederlands. Een voorbeeld: das ist Maus wie Mutter; dat is lood om oud ijzer.
| |
Volkskunde 72 (1971), nr. 4
P.J.M(eertens) wijst op een artikel van E. de Jongh in de catalogus van de geruchtmakende tentoonstelling over Rembrandt en zijn tijd, die in het afgelopen najaar in Brussel werd gehouden. De Utrechtse kunsthistoricus schreef daarin over Realisme en schijnrealisme in de Hollandse schilderkunst van de 17e eeuw, van belang voor ieder die zich met emblematiek bezighoudt.
| |
| |
| |
Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur 91 (1971)
Manna voor mediaevisten, deze aflevering van dit Oostduitse tijdschrift. Zestien beschouwingen van Theodor Frings (studies over o.m. het heldendicht, minnezangers en liefdelyriek) zijn opnieuw gedrukt en bij elkaar gezet. De artikelen zijn eerder verschenen tussen 1924 en 1968.
| |
Philological Quarterly 50 (1971), nr. 3
Deze hele aflevering is A current bibliography for 1970 van The eighteenth century (voor de Engelse literatuur).
| |
Nova et vetera 49 (1971/1972), nr. 4
Voor Noordnederlandse neerlandici is het zeker de moeite waard kennis te nemen van Een nieuw leerplan Nederlands in België. Jos Boven is er overigens niet louter enthousiast over. - J. Noë acht Grammaticaal denken, een van de onderdelen van het nieuwe leerplan, zinvol. - Rudolf van de Perre laat in Lessen en methode zien hoe J.W. Schulte Nordholt in ‘Vergankelijk’ van historische anecdote tot gedicht kwam.
| |
Moer (1971), nr. 1
Dit nummer is geheel gewijd aan Lezen.
nr. 2
Congresnummer ter voorbereiding van het VON-congres in Noordwijkerhout met inleidende artikelen over de zes ‘stromen’.
h.h. grünhagen
p.a.m. delen
|
|