| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Dietsche Warande & Belfort 116 (1971), nr. 6
Tweemaal Heer Everzwijn, tweemaal Hugo Claus, zo luidt de titel van het artikel van Willy Spillebeen over Heer Everzwijn en Van horen zeggen. - L. Scheer is ‘wisselend enthousiast’ over de nieuwe reeks Literaire Verkenningen onder redaktie van Martien J.G. de Jong. De vraag Oude teksten, nieuwe geluiden? kan voor Vondel en Camphuysen wel, voor Wolff/Deken niet bevestigend beantwoord worden. - ‘Cinq tragédies’ of Vondel in het Frans. Jean Stals vertaalde en L. Roose begroet de vertaling met grote instemming. - H. van Gorp wijst op de aandacht die in literair-wetenschappelijke tijdschriften aan Vertelstructuren wordt besteed.
nr. 7
Lampo over zichzelf is voor vurige bewonderaars van deze Vlaamse auteur wellicht interessant, maar veel van Er is méér, Horatio had beter ongeschreven kunnen blijven, oordeelt Albert Westerlinck. - Lode Roose is positief over de dissertatie van Mej. S.A.P.J.H. Iansen, Matthijs Casteleins Conste van Rhetoriken. - Vooruitlopend op het volgend nummer hier al enkele losse opmerkingen over Streuvels. - M. Janssens is een noeste pionier, Martien de Jong een gedegen in-kaart-brenger en R. Blijstra een rustige aandeelhouder in een luie stoel, zegt L. Scheer over resp. Tachtig jaar na tachtig, Het Nederlandse gedicht na 1880 en Eén persoon maar drie treinen, en Voorspel en voorspelling.
nr. 8/9
Dit dubbelnummer is getiteld Een eeuw Stijn Streuvels. - Begonnen wordt met Streuvels' eigen Zinnespel van droom en dood, gevolgd door een korte beschouwing van Joos Florquin, die ‘Het leven en de dood in den Ast’ als toneelspel bewerkte. - Laetitia Jansseune en Raymond Vervliet behoren tot een ‘navorsingsteam’, dat zich bezig houdt met het avant-gardetijdschrift ‘Van Nu en Straks’. In een uitvoerig artikel belichten zij hier de relatie tussen Stijn Streuvels en ‘Van Nu en Straks’. - De beslissende jaren uit Streuvels' leven worden gevormd door de periode 1894-1904, aldus André Demedts. - Het ontsnappen aan het cyclisch verloop van de tijd is, volgens Bernard Kemp, eigen aan de Streuveliaanse mens. Vandaar het Schrijven tegen de verstening. - De Vlaschaard verschijnt als een volstrekt unieke en oorspronkelijke ‘parole’ binnen de Streuveliaanse ‘langue’, aldus Marcel Janssens in De groei van een vlasakker. - Jean Weisgerber maakt enkele Aantekeningen over Streuvels' sociologische visie en constateert dat de auteur altijd heeft verlangd naar een onbereikbaar evenwicht tussen weelde en ellende. Geldgierigheid is daarbij voor hem de wortel van alle kwaad. - In Het sociologisch gewicht van Streuvels gaat Marcel Janssens in op verschillende soorten sociologisch onderzoek naar het oeuvre van Stijn Streuvels. - Allerlei kortere artikelen, herinneringen e.d. zijn verzameld in De laatste ronde en besluiten deze hommage.
nr. 10
Dierenvrienden vinden we ook in de literatuur. Albert Westerlinck gaat op De cultus van het dier nader in. - Bij de Boekbesprekingen wordt o.m. aandacht besteed aan Een man van wolken van Marc Andries, aan aforismen van Godfried Bomans en aan de uitgave van het Stammbuch van Jan van der Noot.
| |
| |
| |
De Gids 134 (1971), nr. 8
Dit nummer is gewijd aan de Bataafse Tijd. - Voor de neerlandistiek is hieruit van belang het artikel van H.J. Vieu-Kuik, Elisabeth Wolff - Bekker en de droom der revolutie. - De Tilburgse hoogleraar H.F.J.M. van den Eerenbeemt belicht Bernardus Bosch als Nutsfiguur, schrijver en politicus.
| |
Kentering 12 (1972), nr. 4/5
In dit nummer een verzameling politieke gedichten uit vele landen.
| |
Maatstaf 19 (1971), nr. 4/5
In memoriam S. Vestdijk 1898-1971 luidt de titel van dit, nogal tegenvallend dubbelnummer. - Martin Hartkamp betoogt in een psychologiserend artikel dat Identifikatie en isolement bij Vestdijk nauw samenhangen. - Mijn laatste interview met Simon Vestdijk hield Nol Gregoor in oktober 1968. Vestdijk noemt zichzelf hierin ‘een typisch romantische schrijversfiguur’. - Jeanne van Schaik-Willing vertelt over Simon Vestdijk in '45-'46 en Henriëtte van Eyck noemt haar Herinneringen aan Simon Vestdijk ‘licht en feestelijk’. - R.A. Cornets de Groot schrijft over De scheiding in Vestdijks sonnettenreeks De ontmoeting. - Nol Gregoor herinnert zich Een avondje met Simon Vestdijk. - Over Trix Cuperus uit De koperen tuin handelt Een koninkrijk voor een lied van Hella S. Haasse. - Wederom persoonlijke herinneringen, nu van Herman Passchier, in Surrogaten voor Simon Vestdijk. - Het glinsterend pantser van S. Vestdijk biedt, meer dan zijn andere werken, materiaal om de ware Vestdijk op het spoor te komen zegt Jeanne van Schaik-Willing. - H.J. Smeding besluit, cursief, met De polemicus Vestdijk (of gewoon: een merkwaardige brief van Vestdijk) n.a.v. Gestalten tegenover mij.
nr. 6
Dit nummer is gewijd aan Hans Warren en wordt ook voor het grootste deel door hem zelf gevuld. Verder is André Oosthoek in Midi le juste met hem in gesprek en maakt deze in Een wijkend landschap opmerkingen Bij de poëzie van Hans Warren.
nr. 7
‘Zijn boek verschaft wel een nieuwe terminologie, maar lost geen problemen op die niet eerder zijn opgelost’, aldus D.W. Fokkema Over uniciteit; enkele opmerkingen bij Van Dijk's literatuurtheorie (T.A.v. Dijk: Moderne literatuurteorie).
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift 24 (1971), nr. 9
Van de onlangs overleden Jan de Roek is een omvangrijk artikel opgenomen over de poëzie van Eddy van Vliet, ‘De albatrossen zijn doder dan Baudelaire’. - Amaat Burssens wijst Willie Verhegghe in Kalombo en de niggersongs van Gaston Burssens op een foutje in diens opstel in het weekblad Knack van 15 april 1971.
| |
Nova et Vetera 49 (1971/72), nr. 2
Rudolf van de Perre geeft in Lessen en methode twee analyses van gedichten van resp. Hubert van Herreweghen en Jos de Haes.
| |
| |
| |
Ons Erfdeel 14 (1971), nr. 4
Wederom een bijzonder lezenswaardige aflevering. - ‘Hollandologie’ was in Japan lange tijd in trek, vertelt Peter Krug in Hendrik Doeff en de geschiedenis van de Nederlands-Japanse betrekkingen. - Nederlandse belletrie in Italiaanse vertaling wordt gesignaleerd door Monique Jacqmain. De Max Havelaar blijkt uitstekend vertaald te zijn en, gezien de uitgave in pocket-formaat, dorsten de Italianen naar Vestdijks Rumeiland. - Karel Porteman besteedt aandacht aan Pieter Datheen. - Vergezeld van een nuttig bibliografisch overzicht gaat een korte beschouwing van Aldert Walderecht over de P.C. Hooftprijs 1971 voor de dichter Gerrit Kouwenaar. - Verder besprekingen van o.m. Pour Delphine (Chris Yperman), Flierefluiters apostel (Martien de Jong), De verteller (Harry Mulisch), het Memoriaal van Bredero en het Verzameld werk van Dirk Coster. - Paul de Wispelaere bespreekt het literatuursociologisch proefschrift van Bert Brouwers (samen met een inleiding in de handel gebracht onder de titel Literatuur en revolutie). - Als ‘een monumentaal dokument van zelfaffirmatie’ hekelt C. Tindemans de verzamelde toneelrecensies van H.A. Gomperts (De eend op zolder en Wachten op niets). - Tenslotte noemen we nog een artikel waarin aandacht besteed wordt aan de verbreiding van het Nederlands in Frankrijk en Duitsland.
| |
Ons Geestelijk Erf 45 (1971), nr. 3
A. Ampe S.J. gaat na wie De bestemmelinge (= degene aan wie een werk wordt opgedragen) is geweest van Ruusbroec's Spieghel en trappen. Het was Marguerite van Meerbeke.
nr. 4
In dit nummer wordt voornamelijk aandacht besteed aan Thomas van Kempen, de Karthuizerorde en Petrus Canisius. - P.J. Begheyn S.J. meent de vraag Is Reinalda van Eymeren, zuster in het St. Agnietenklooster te Arnhem, en oudtante van Petrus Canisius, de schrijfster der ‘Evangelische Peerle’? bevestigend te kunnen beantwoorden. - Over de handschriften en ‘getuigen’ (Zeugen) van Thomas à Kempis gaat een uitvoerig artikel van A. Ampe S.J., Imitationistica.
| |
Raam (1971), nr. 79
Jacques Kruithof maakt zich erg boos over de inaugurale rede van Mevrouw Schenkeveld, Een begin van rekenschap, en noemt haar voordracht Een praatje voor de vaak. - Even verontwaardigd is hij over M.J.P.M. Weijtens' dissertatie Nathan en Shylock in de Lage Landen, dat hij Een onmogelijk boek noemt. - R.A. Cornets de Groot legt Vestdijk op de weegschaal, want de Doornse auteur was tenslotte een Libra, zoals b.v. ook de zwerver uit Het veer en Paul Schiltkamp uit De dokter en het lichte meisje. Dit alles dan volgens Cornets de Groot. - Lambert Tegenbosch verwijt Willy Martin te hoge pretenties, als hij in Rapport van een niet-normale lezer diens Analyse van een vocabularium met behulp van een computer bespreekt. - Verder korte recensies van o.a. De tuinen van Zen (Bert Schierbeek) en De laatste winter (Gerrit Krol).
| |
Soma (1971), nr. 18/19
Dit dubbelnummer is in zijn geheel gewijd aan Vladimir Nabokov.
| |
| |
| |
Standpunte 24 (1971), nr. 6 (96)
A.P. Grové maakt een korte kanttekening: Van Wyk Louw en die begrip ‘tragies’. - Yvette Stoops laat zien welke indruk 'n Afrikaner in Leiden maakte: Roezet uit Klikspaans Studentenleven II. - Verder in dit nummer twee omgewerkte doctoraalscripties van Zuidafrikaanse studenten aan Nederlandse universiteiten. Een loffelijk streven van Standpunte hiervoor de mogelijkheden te bieden! Droom en dagbreek is een interpretatie door Lina Spies van Nijhoff's sonnetten-cyclus Voor dag en dauw binnen historisch verband en zuiver literaire context. Ze verwijst hierbij naar het Boek Jesaja en naar Huizinga's In de schaduwen van morgen. Hier het eerste deel van deze, oorspronkelijk aan de V.U. in Amsterdam geschreven scriptie. - In Utrecht maakte C.N.v.d. Merwe een uitstekende doctoraalscriptie over Motief en karakter in Van oude mensen. De dingen die voorbijgaan van Louis Couperus. Van deze fundamentele kritiek op het motief-onderzoek in de dissertatie van Blok hier het eerste deel.
| |
Streven 25 (1971/72), nr. 2
Die Zeit im Drama. Zur Technik dramatischer Spannung van Peter Pütz wordt kort besproken door C. Tindemans.
nr. 3
C. Tindemans kwalificeert Bert Brouwers als een ‘modieus-rancuneus meeloper met gretig-opgezogen maar onpersoonlijk verwerkte maatschappelijke theorie-van-vandaag’. Dit in zijn korte recensie van Inleiding tot de literatuursociologie en De Vlaamse literatuur en de revolutie van 1848.
nr. 4
In het teken van de taal onderzoekt Erik Slagter de betrekkingen tussen Gerrit Kouwenaar en Constant Nieuwenhuys. - Carlos Tindemans pleit voor een meer systematische studie van de Theaterwetenschap, maar beperkt zijn artikel tot Een terreinverkenning. - Leo Simoens gaat na hoe R.M. Rilke en de Vlaamse letteren zich tot elkaar verhouden en meer in het bijzonder hoe Rilke zelf stond tegenover degenen die zich door hem lieten inspireren. - Verder een korte, positieve recensie van Th. van Oorschot over Klaus Weimars Versuch über Voraussetzung und Entstehung der Romantik.
| |
Tirade 15 (1971), nr. 172
Voor beter inzicht in het korte gedicht is de kennis van de Japanse ‘haiku’ van groot belang. In Haiku en haiku-dichters geeft J. van Toren een eerste inleiding, met enkele uitstekende vertalingen.
| |
Tijdschrift voor Geschiedenis 84 (1971), nr. 3
L. Buning oordeelt positief over De Eerste Wereldoorlog als thema in het Vlaams verhalend proza van H. van Hoecke.
| |
Blad (taalkundige bijlage), eerste jaargang (1971), nr. 1
De bijlage van Blad is bedoeld als een snel publicatiemiddel voor stafleden en stu- | |
| |
denten van de afdeling taalkunde van het instituut voor Neerlandistiek aan de G.U. te Amsterdam. E.C. Schermer-Vermeer onderwerpt De begrippen ‘topic’ en ‘geïdentificeerde referent’, door A. Kraak (Zinsaccent en syntaxis, Studia Neerlandica I, 4, p. 41-62) gebezigd, aan een kritisch onderzoek. M.K. van Dort-Slijper schrijft over een woordsoortelijk probleem: Factief het of expletief het? W.G. Klooster droeg aan het nummer bij met een voorlopige publicatie van een deel van een groter geheel onder de titel: Notes on subjectivity. H.J. Verkuyl maakt enige opmerkingen over het onderscheid tussen bepalingen van omstandigheid en gesteldheid.
nr. 2
M.K. van Dort-Slijper publiceert een vervolg op haar artikel Bepaling van gesteldheid met als in Studia Neerlandica 5, waarin ze aansluit bij Gruber's model van de generatieve semantiek. Arjen Florijn verzorgde het eerste deel van het eindverslag van de werkgroep Indirekt Objekt. W.G. Klooster schrijft over Adjectives and how to find them. Arjen Florijn oppert in Riviernamen bedenkingen tegen Vendler's veronderstelling dat het lidwoord van bepaaldheid voor een riviernaam (bijv.: The Hudson/De Rijn) verklaard zou moeten worden door overdracht van het lidwoord van een niet meer aanwezig substantief (the (river called) Hudson).
| |
Driemaandelijkse bladen 23 (1971), nr. 3
Dit nummer, opgedragen aan Willem Pée, wordt geopend door Een vriendengroet uit het Noorden voor Willem Pée van K. Heeroma. - K. Boelens vraagt zich af hoever de Taalzorg in Friesland gaat wat betreft het Fries. - Jo Daan tracht antwoord te geven op de vraag Wat is er in Noord-Holland met de aa aan de hand? - Zeeuwse reakties op een zin die begint met Het is een eeuwigheid geleden... zijn voor P.J. Meertens aanleiding enkele opmerkingen te maken bij een theologisch-sociologisch verschijnsel in het Nederlandse taalgebruik. - In Indiese variaties in grote P en iets over de uitgang -ies/-isch kiest L. van Oyen voor -ies en bespreekt daarna enkele ‘vormen die afgeleid zijn van en samenhangen met het woord Indië’. - A. Sassen noteert Fonologische onregelmatigheden in het dialect van Ruinen. - A. Weijnen geeft een toelichting bij de door hem gemaakte kaart van het woord Durven. - Onder de titel De wjerljocht hat ynslein - De bliksem is ingeslagen vergelijkt G. van der Woude enige aspekts- en tijdsaanduidingen in het Fries en het Nederlands. - Ter aanvulling op een artikel van G.H. Kocks in het vorige nummer schrijft H. Entjes Over ie, uu en oe in de Oost-Nederlandse klinkersystemen.
nr. 4
Hoe moet het groningse duren met het middelnederlandse dorren, durren verbonden worden? K. Heeroma tracht op deze vraag in Durven in Groningen een eenvoudiger antwoord te geven dan Weijnen in het vorige nummer heeft gedaan. - T. de Vries vervolgt de reeks Uit een oud doopboek; in deze vierde aflevering gaat het Over Van Urk, Van Hurck en Urk. - P.J. Ritsema schrijft over De herkomst van de Zoutkamper vissersgeslachten. - De familienamen op -huis in de drie noordelijke provincies worden in een eerste aflevering onderzocht door R.A. Ebeling. - K. Heeroma besluit het nummer met het Drentse geuren en het Overijsselse guren.
| |
Leuvense bijdragen 60 (1971), nr. 2
‘De teksteditie (...) is helaas een afschrikwekkend voorbeeld geworden van ondes- | |
| |
kundigheid’, aldus R. Janssen - Sieben in haar bespreking van De ‘Jonghe Lanfranc’ of: op- en aanmerkingen bij een niet-definitieve editie van Rolf Müller. - Uit de vele boekbesprekingen noemen we A. Weijnen over Die Mundart des Dorfes Vriezenveen van H. Entjes, Herbert Ernst Wiegand over Wort und Sprache. Sprachwissenschaftliche Grundfragen van Hans-Martin Gauger, C.v.d. Ketterij over August Langens Der Wortschatz des deutschen Pietismus, R. Lievens over Mittelhochdeutsche, mittelniederdeutsche und mittelniederländische Minnereden van Tilo Brandis en over het derde deel in de serie Bibliotheca Emblematica, de Emblem Books in the Low Countries 1554-1949 van John Landwehr en tenslotte L. Roose over het Memoriaal van Bredero (Stuiveling) en Rondom Bredero (Bachrach, De la Fontaine Verwey, Keersmaekers en Stuiveling).
nr. 3
Van ‘letterkunde’ zijn talloze definities bekend. A. Weijnen put Uit de geschiedenis van het woord: letterkunde om dit aan te tonen. - G.R.W. Dibbets ziet in Mekerchus' mededelingen over de uitspraak van het Nederlands een welkome bijdrage tot de studie van dit deel van de historische taalkunde. - H.K.J. Cowan beantwoordt zijn vraag Prae-Indo-Europese relicten in de Nederlanden? bevestigend. - D. Hofmann pleit voor een verdere normalisering van de betrekkingen tussen Philologie - besonders altfriesische Philologie - und Linguistik. - ‘De vermoedelijk éne dichter van de Bliscapen blijft dus voorhands naamloos’ moet W.H. Beuken constateren aan het eind van zijn vergelijkend onderzoek naar Het auteurschap van de Bliscapen.
| |
Levende talen, nr. 283
In dit nummer is opgenomen een Nota inzake de instelling van een Commissie Modernisering Leerplan Nederlands, opgesteld door J. Griffioen en E.S.F. Riemens-Feteris. - De Berichten en mededelingen vermelden de promotie van W.J.M. van Calcar op het proefschrift Over comparatief- en vergelijkingszinnen, waarvan de inhoud beknopt wordt weergegeven; verder in deze rubriek een aantal literair-historische opdrachten.
| |
Lingua, 28 (1971), nr. 3
In The medieval Dutch fricatives onderzoekt Robert L. Kyes, welke klanken vertegenwoordigd worden door de grafische tekens u, f, f en s in de Oudnederfrankische psalmfragmenten.
| |
Onze taal 40 (1971), nr. 11-12
In deze aflevering wetenswaardigheden over Stukwerk (het woord ‘stuk’) en Over jij. - Verder korte notities: I, IE en Y, Tien vragen, Examen in Willemstad, Keuls, Uitvinden, Bijbaan-Boer, Slagzin.
nr. 41
J. Veering verzet zich in Verval en bloei tegen de cultuurpessimisten die altijd spreken over het ‘algemeen taalbederf’. - Verder weer vele mini-artikelen over o.m. germanismen en reclametaal.
| |
| |
| |
Spektator 1 (1971/72), nr. 1
Aan Enno Endt de eer dit elders in deze aflevering aangekondigde nieuwe tijdschrift van Amsterdamse neerlandici te openen met een fragment uit zijn binnenkort te verschijnen De bohême van Tachtig. In De spanning tussen kunst en leven. ‘Toestanden’ van sex en dood bij de incrowd van Tachtig treffen we vooral ‘petite histoire’ aan; dit fragment maakt deel uit van een hoofdstuk waarin de psychische ontwikkeling van de belangrijkste Tachtigers wordt getoond. - F. Balk-Smit Duyzentkunst gaat in Ambivalente taalkunde in op Ambiguity in natural language. An investigation of certain problems in its linguistic description van J.G. Kooij. Ze heeft er nogal wat kritiek op - Herman Pleij doet een in beginsel lofwaardige poging het heiligdom van Debaene te betreden in zijn artikel De bestudering der prozaromans na Debaenes standaardwerk (1951) en de Utrechtse catalogus van 1608.
nr. 2
Factief het of explicatief het? vraagt M.K. van Dort-Slijper, inhakende op een artikel van W. de Geest in Studia Neerlandica (1971), nr 3 (Infinitiefconstructies bij Verba Sentiendi). - Enno Endt meent Een model voor de uitvreter gevonden te hebben in ene Tom Schilperoort. - Georges Suurmondt en Leo Ross geven Twee visies op de dichter Remco Campert en doen een ambitieuze poging zijn oeuvre in zijn totaliteit te lezen, te herlezen en te interpreteren. - Chomsky heeft niet voor niets grote aandacht voor de ‘grammaire raisonnée’, zegt G.E. Booij, die Lambert ten Kate als voorloper van de TG-grammatica ziet. - Rudolf Geel heeft al meer blijk gegeven geboeid te zijn door het stripwezen. Dat De slimme heelmeester en het avontuur van stand over Bommel en Tom Poes gaat is dan ook niet verwonderlijk. - Ton Anbeek bespreekt Tense in the novel van W.J.M. Bronzwaer en ziet weinig innerlijk verband. - Vooruitlopend op W.A. Hendriks' informatiebulletin Dokumentaal zal in dit blad zolang een rubriek Vrije nieuwsgaring komen, met berichten over de aktiviteiten van Amsterdamse afgestudeerden.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen 37 (1971), nr. 5
M. Esch-Pelgroms schrijft het eerste deel van de Levensgeschiedenis van Hugo de Groot. - E. Roulet geeft een nuttig overzicht van Les modèles de grammaire et leurs applications à l'enseignement des langues vivantes. - Michel Dupuis is enthousiast over de Romans van C. Buddingh'. - J. Barthels bespreekt Gedichten om in te wonen, beschouwingen van J. Boets over veertig Nederlandse gedichten en M. Esch-Pelgroms signaleert de Handelingen van het dertigste Nederlands filologencongres.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 30 (1971), nr. 3
J. van Meensel schrijft over Wording en waardering van Streuvels' De Teleurgang van de Waterhoek. - In Het Algemeen Beschaafd in Vlaanderen en in Oostenrijk rubriceert R. Emmermann taalverschillen in respektievelijk Vlaanderen-Nederland en Oostenrijk-Duitsland. - N.a.v. een t.v.-programma van de BRT vraagt G. de Bruycker: Het A.B.N. ‘gewipt’? - Tenslotte een mededeling omtrent de syntaktische kodering van ca. 120.000 woorden door de Werkgroep Frequentie-onderzoek van het Nederlands.
| |
| |
| |
Naamkunde 3 (1971), nr. 1/4
Uit de vele artikelen moeten we een greep doen. - M. Gysseling stelt Een nieuwe etymologie van Brugge voor: een contaminatie van de riviernaam Rugja- met het Skandinavische bryggja (= landingsbrug, kaai). - J.A. Huisman vindt De autoweg als namengenerator van het grootste belang. Een artikel over namen van autowegen, verkeersknooppunten, tankstations, kortom: ook wat niet leeft en groeit, boeit. - Voor de gebundelde lezingen van J.J. Spa en A. Sassen, Transformationeel-Generatieve dialectologie, kan O. Leys niet veel waardering hebben.
| |
Volkskunde 72 (1971), nr. 3
Daar ‘Pierlala in 't kistje lag / Met zijn twee billekens bloot’, is er aanleiding tot nader onderzoek van Het lied van ‘Pierlala sa sa’ door M.F. van Wesemael. - Verhalen uit het Kanton Sint-Truiden worden door A. Abeels betrokken in de Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlandse taalgebied (32). - ‘Een uitzonderlijke aanwinst’ noemt Gerard Simons Een Hollands ondeugend liedje uit de 17e eeuw, nl. het Kluchtig Lied gemaakt van een Barbier... - A.J. Dekker is niet bijzonder tevreden over Heksen- en Duivelsverhalen in Groningerland (door E.J. Huizinga-Onnekes en J.A. Fijn van Draat).
| |
Etudes Germaniques 26 (1971), nr. 4
R. Pérennec is redelijk tevreden over de Untersuchungen zum Stabreimstil in der Eneide Heinrichs von Veldeke, een studie van Gawaina D. Luster. - ‘Ce petit livre est riche’, vindt Jacques Voisine van Literatuurwetenschap van Frank C. Maatje.
| |
Neuphilologische Mitteilungen 72 (1971), nr. 2
Te weinig aandacht is tot dusverre besteed aan de rol van Michael en Gabriël, zegt Penn R. Szittya in The Angels and the theme of ‘Fortitudo’ in the ‘Chanson de Roland’. nr. 3
Dieter Stellmacher werpt zich in de Nederlandse spellingsstrijd met zijn artikel Zum Verhältnis von Phonologie und Orthographie. Anmerkungen zur aktuellen Orthographie-diskussion im Niederländischen. Het is de bewerkte tekst van een in februari 1971 te Helsinki gehouden voordracht.
| |
Rheinische Vierteljahrsblätter Jrg. 35 (1-4) 1971
Deze jaargang behelst o.a. een verslag van het colloquium over het onderwerp Hauptprobleme der Siedlung, Sprache und Kultur des Frankenreichs, dat van 2-5 oktober 1969 in Bonn gehouden is. De archeologische gegevens betreffende de vestigingsplaatsen van Franken, ontleend aan het onderzoek van de Frankische rijengraven, zijn ditmaal op de voorgrond geplaatst, maar daarnaast is ook de taalgeschiedenis en de naamkunde aan de orde gekomen. Verder zij genoemd de studie Zur Entstehungsgeschichte des Bistums Utrecht, door W.H. Fritze, die tot de conclusie komt, dat Willibrord waarschijnlijk oorspronkelijk de Petrus- en Pauluskerk in Antwerpen tot
| |
| |
steunpunt voor zijn missie kreeg en dat na de overwinning op de Friezen in 695 het centrum van het missiewerk naar het gebied tussen de Lek en het Vlie verplaatst werd. Nog voor de winter van 703/704 werd Utrecht als zetel van de reeds eerder tot aartsbisschop gewijde Willibrord gekozen. Na een weeropdringen van de Friezen wordt Utrecht, nadat de zetel sedert de dood van Willibrord in 739 enige tijd vacant geweest is, tenslotte door Bonifatius als bisdom verbonden met het diocees Mainz.
| |
Zeitschrift für Dialektologie und Linguistik 38 (1971), nr. 2
Wil men op juiste wijze Die Begrenzung dialektologischer Problemgebiete vaststellen, dan is dat primair afhankelijk van een linguïstische vraagstelling, volgens Jan Goossens. - Dieter Cherubim voert zijn lezers Zur kontrastiven Grammatik.
h.h. grünhagen
p.a.m. delen
|
|