De Nieuwe Taalgids. Jaargang 64
(1971)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 508]
| |
Raam (1971), nr. 74J.J. Wesselo heeft in het Journaal voor de tweede maal Gedachten op maandag, óók over literaire zaken. - Jacques Kruithof is niet juichend over de 5e druk van Knuvelder I, maar ‘de literatuurgeschiedschrijving [blijft] een hondenbaan en wie zich daaraan waagt, neem ik niets kwalijk. Niet zo gauw en niet zo veel, althans’. Aldus Kruithof in De hond van Rijswijk (waar CRM gehuisvest is). - Lambert Tegenbosch signaleert Personeelsproblemen in de roman in zijn bespreking van M. Janssens' Tachtig jaar na Tachtig. - Verder nog recensies van enige nieuwe boeken. Nr. 75 Nog een woordenboek is Het juiste woord van L. Brouwers. Jacques Kruithof heeft er wat vieze woorden in opgezocht. - Eind oktober 1970 hielden de neerlandici uit Nijmegen een congres, waar ook Bruna's P. Hagers sprak. Zijn referaat, Literatuur als massa- en eliteverschijnsel, nu in Raam. | |
Raster 5 (1971), nr. 2Het lang verbeide nummer gewijd aan Willem Frederik Hermans. - Na een fragment uit de Herinneringen van een engelbewaarder spreekt Fokke Sierksma Met sympathie en respect over Hermans-als-persoon. - Vooral over Nooit meer slapen gaat Doodijs en hemelsteen van Hella S. Haasse, die op het spoor van een woeste wandeling is. Men ontkomt niet geheel aan de indruk dat zij tijdens haar zwerftocht het spoor enigszins bijster is geraakt. - Wam de Moor geeft een oriëntatie in de poëzie van W.F. Hermans (‘Een vaag ravijn van bont’). - Een landingspoging van Rein Bloem beschrijft chaos en misverstand in het titelverhaal van de bundel Een landingspoging op Newfoundland. - J.J. Oversteegen vraagt zich in een Terugblik af wat er met het verhaal Conserve gebeurd is: ‘Ik herlas de eerste druk van Conserve en streepte de passages aan, waarvan ik vaststellen kon dat zij mij aan een ander werk van Hermans herinnerden. Van de resultaten breng ik hier verslag uit’. - Donald Betlem vindt dat de Fotobiografie van Hermans Kijkjes in een sadistische mikro-kosmos geeft. - Over Hermans' wereldbeeld handelt Zuster en superego van J.H.A. Fontijn. - Ad Zuiderent deelt mee uit te zullen leggen wat er met Hermans' meesterwerk aan de hand is. Het resultaat van zijn explicatie (De berg, de olifant en de muis) is dan ook een nieuw schema voor De God Denkbaar Denkbaar[de] God (het bedoelde meesterwerk). Op nogal arrogante wijze treedt Zuiderent tegen Oversteegen in het geweer. - Tenslotte een zeer nuttige Bibliografie van de werken van W.F. Hermans (tot mei 1971) door het Ned. Lettk. Museum en Doc. centrum te 's-Gravenhage. - De verantwoording van dit Raster-nummer is geheel in handen van H.C. ten Berge. | |
Maatstaf 19 (1971), nr. 2‘Arthur Ducroo is de schrijver Du Perron, maar in de vorm van een geschreven, wat | |
[pagina 509]
| |
wil zeggen een bewust gecomponeerd portret’, zegt J.H.W. Veenstra in Ducroo en Du Perron. ‘Door het vinden van de hem passende vorm heeft de vent zich in zijn volle formaat kunnen presenteren’. - De auteur zit tussen twee stoelen met zijn kont op de grond heet het interview van Ben Bos in gesprek met Bert Brouwers, de Vlaamse marxistisch-geïnspireerde literatuursocioloog. - Cursief gedrukt duelleren Martin Hart (De analeptiek van D. Hillenius) en Dick Hillenius (Het Hart en zijn redenen). Nr. 3 Het juli-nummer van Maatstaf is voor het grootste deel gewijd aan Marcel Proust. | |
Tirade 15 (1971), nr. 167/168Het in dit dubbel-nummer opgenomen Niet meer aan denken is tevens een hoofdstuk uit Oost-Indische spiegel, een boek over de Nederlandse letterkunde uit Indonesië, dat R. Nieuwenhuys bij Querido zal laten verschijnen. - Een afgehouwen hoofd is de lakonieke titel waaronder Hans van Straten zijn visie op het lied van heer Halewijn geeft. Heer Halewijn is, volgens deze Freudiaans-geïnspireerde opinie, een vrouwenlied en niet Halewijn is de snoodaard, maar de prinses. ‘De hoogste lustbeleving bezorgt het mannelijk individu ook de diepste angst en dat alles door de vrouw, dit ondoorgrondelijk dubbelwezen, dat voor zijn lust onontbeerlijk is, maar dat hem daarvoor laat betalen met castratie en dood - dát is de eigenlijke inhoud van het lied van heer Halewijn’, vindt Hans van Straten. - Literatuur als gelogen werkelijkheid is een schrijftechnisch dilemma dat H.v.d. Bergh aanwijst in parallellen tussen Multatuli en Van het Reve. | |
Barbarber (1971), nr. 85Bert Voeten maakte Notities over de oude prins: aantekeningen in Barbarber-stijl over Roland-Holst. | |
Kentering 12 (1971), nr. 1Deze jaargang wordt geopend met een door Harry Scholten samengesteld nummer, getiteld Uit het schrijvende roomsche leven. Aspecten van het tijdschrift De Gemeenschap 1925-1941. Een boeiend stukje literaire geschiedenis. Nr. 2 Hans Reijzer had in april 1968 een Gesprek met Mary Dorna voor Vrij Nederland. Het werd toen door dit weekblad geweigerd. Over het waarom oordele men zelf, want het staat nu in Kentering. - Na in Maatstaf al over plagiaat en aanverwante bezigheden te hebben gepubliceerd onthult Wim Hazeu nu in dit blad enige Slordigheid in bureaus van schrijvers. - Tenslotte reageert J.J.M. Westenbroek op het artikel van Jaap Meijer in Kentering 11 (1970), nr. 5 (Vijf maal een dooie hond: J.H. Leopold en het literaire geweten); in Witte tanden voor Jaap Meijer vraagt hij zich af wat deze ‘tot zo'n abominabel monument van misverstand heeft gebracht’. Nr. 3 Wederom een van de ‘vergeten of sterk onder legende-vorming lijdende hoofdstukken uit de contemporaine geschiedenis van Nederland’. ‘Bewaar mij voor de waanzin van het recht’ heet deze aflevering over De Mérode en het Vrolijk Klimaat, samengesteld door Wim Hazeu. Het nummer is - als documentaire - voornamelijk biografisch van | |
[pagina 510]
| |
aard en plaatst De Mérode, zijn moeilijke persoonlijke omstandigheden en zijn poëzie tegen de achtergrond van zijn tijd. | |
Nova et Vetera 48 (1970/1971), nr. 6F. de Schutter laat zien hoe Een eiland in de zuidzee van Van Schendel op school behandeld kan worden. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift 24 (1971), nr. 4Een lang relaas van Gerard Walschap over De ontoereikendheid van het verhaal opent de afdeling Zoek de mens. ‘Het woord op zichzelf is als communicatiemiddel ontoereikend en het verhaal is ontoereikend om een gebeurtenis, of een reeks van gebeurtenissen weer te geven’, aldus Walschap. - Verder in deze rubriek Michel Dupuis over Jacques Hamelinks ‘Rudimentaire mens’. Nr. 5 Herman Parret en Frans Boenders hadden in Van semiotiek naar semanalyse: een gesprek met Julia Kristeva, die voornamelijk in Tel Quel publiceert. - Michel Bartosik heeft De ruimte in de poëzie van Hans Lodeizen onderzocht en doet hier nu in moeizaam proza verslag van. Nr. 6 De dichter Eddy van Vliet heeft De Arkprijs 1971 gekregen. Willy Vaerewijck sprak hem toe, de ‘laureaat’ antwoordde en Johan Daisne schreef er een gedicht over. - De boodschap van Awater, menigte en abstractie: er is geen stilstand en geen terugkeer is de wat kryptische titel van een uitgebreid essay (een uittreksel overigens nog uit De geboorte van het Stenen Kindje. - Martinus Nijhoff getoetst aan Martinus Nijhoff) - van Willy Spillebeen. Awater is de reisgenoot van de ik-persoon, aldus deze exegese. | |
Dietsche Warande & Belfort 116 (1971), nr. 5Marcel Janssens neemt Afscheid van René Gysen in zijn bespreking van het nummer dat de Komma-redakteuren aan deze in 1969 overleden schrijver hebben gewijd. - Lieve Scheer bekijkt Hugo Raes en het vernederende levensklimaat n.a.v. diens De lotgevallen en Reizigers in de anti-tijd. | |
Ons geestelijk erf 45 (1971), nr. 2Pater B. Spaapen S.J. vervolgt zijn Hadewych en het vijfde visioen. - P. Wackers buigt zich over Het interpolatieprobleem in de ‘Seven manieren van minnen’ van Beatrijs van Nazareth en concludeert dat het een ‘bijzonder knap geconstrueerd stuk proza’ is. L. Reypens S.J. levert een - weinig hout snijdend - nawoord. | |
Standpunte 24 (1971), nr. 4 (94)W.E.G. Louw herdenkt Jan Greshoff (1888-1971). - Over Die metafoor handelt een artikel van L.C. Eksteen. Met behulp van verschillende soorten transformaties probeert hij een begin van een theorie te vinden. - H.W. Truter schrijft over 'n Vlaamse drama oor Uilspieël en sy Vlaamse mense, waarmee hij het toneelstuk van Claus bedoelt. - De 14e Kroniek der Nederlandse letteren van Pierre H. Dubois gaat over Mulisch (De verteller) en Raes (Reiziger in de anti-tijd). | |
[pagina 511]
| |
Nr. 5 (95) Die rym in ‘Die hond van God’ van Van Wyk Louw wordt bekeken door Ina Gräbe. - Die oorgangsmotief in (Van Wyk Louws) ‘Karoo-dorp: Someraand’ is het onderwerp van een beschouwing door H.J. Schutte. | |
Tydskrif vir Letterkunde, Nuwe Reeks 9 (1971), nr. 1Mie-jeanne Moelaert was eens Ten huize van Jan Greshoff en brengt nu verslag uit van haar visite. Misschien kan de redaktie zich nog eens bedenken of het wel verstandig is mensen die het Nederlands niet machtig zijn in deze taal hun artikelen te laten schrijven. Dit gebrek treft des te pijnlijker, als de inhoud ver benedenmaats is, zoals in dit stukje. | |
Comparative Literature 23 (1971), nr. 2Seymour L. Flaxman is redelijk tevreden over Brandt Corstius' Introduction to the comparative study of literature. | |
Quaerendo 1 (1971), nr. 3Niet alleen Hollandse drukkers, maar ook Hollandse boekbinders waren vermaard in de 17e eeuw. H. de la Fontaine Verwey schrijft over één van hen, The binder Albert Magnus and the collectors of his age. - Severin Corsten besluit zijn artikel over Köln und die Ausbreitung der Buchdruckerkunst in den Niederländen. - Toen Dr. M.E. Kronenberg in 1962 de ‘Gulden Adelaar’ van de stad Deventer ontving, hield de conservator van de Atheneumbibliotheek een toespraak. In het kader van de aandacht die Quaerendo aan het werk van deze eminente bibliografe wil schenken is de rede van Dr. A.C.F. Koch nu in het Engels vertaald (Doctor Maria Elisabeth Kronenberg). In de Bookreviews wordt o.m. aandacht geschonken aan de dit jaar verschenen facsimile-uitgaven van David Roelands' 'tMagazin oft' pac-huys der loffelycker penn-const en Simon de Vries' Lusthof der schrijfkonste (door A.R.A. Croiset van Uchelen) en aan Einführung in die Einbandkunde van Hellmuth Helwig (door H. de la Fontaine Verwey). | |
Tijdschr. v. Ned. Taal- en Letterkunde. 87 (1971), nr. 3G.A. van Es vervolgt en besluit zijn bijdrage over ‘de gezichtshoek waaronder de taalgebruiker een handeling, gebeuren of toestand door middel van een syntactische structuur die als zin fungeert, voorstelt in de tijd, of liever nog ten opzichte van de tijd’, ‘de tot uitdrukking gekomen visie op het gebeuren of de situatie in het aangegeven tijdsbestek’, kortom over Het aspect als syntactische functie. - In een uitvoerig artikel bespreekt H.K.J. Cowan een achttal Oudnederfrankische varia. - Twee onderling onafhankelijke interpretaties van Sente Meye: E. Cramer-Peters concludeert tot ‘Christus’; R. Lievens ziet er ‘rebelse vormen’ in voor ‘Sint Remigius’. - C. Kruyskamp signaleert waarnemingen van Johannes Le Francq van Berkhey in verband met een Hollands stadsdialect (Leids) ca. 1800. - Een vijftal kritische boekbesprekingen besluiten de aflevering: C. Kruyskamp beoordeelt de vijfde druk van de delen I en II van Knuvelder en Verkenningen in Matthijs Casteleins Const van Rhetoriken van S.A.P.J.H. Iansen; G. Kazemier maakt kanttekeningen bij Het vers van Jonker Jan van der Noot van F. de Schutter en bij Carry van Bruggen. Vijf brieven aan Frans Coe- | |
[pagina 512]
| |
nen, uitgegeven door J.M.J. Sicking; P.J. Meertens recenseert Bernard ter Haar van J.H.J. Willems. | |
Levende Talen. Nr. 280 (augustus/september 1971)W. Drop zet zijn artikelenreeks over opstellen voort met Enkele beschouwingen vooraf bij het schrijven van informatieve opstellen. - In haar overzicht van Italiaanse letterkunde in Nederlandse vertaling 1970 maakt Cath. Ypes een informatieve ‘Aantekening’ in verband met wat uit het Nederlands in het Italiaans wordt vertaald. - In de rubriek Berichten en mededelingen onder meer nieuws over een bundel opstellen van J.P. Snapper, Postwar Dutch Literature: a harp full of nails, een bespreking van de dissertatie van M.J.P.M. Weijtens, Nathan en Shylock in de Lage Landen, en een recensie van het proefschrift van W.Ph. Pos, gewijd aan De toneelkunstenaar August Defresne; toneelschrijver, regisseur, toneelleider. | |
Forum der Letteren. 12 (1971), nr. 1C.F.P. Stutterheim geeft ruime aandacht aan de eerste afleveringen van Studia Neerlandica. | |
Bibliothèque d'Humanisme et Renaissance. 33 (1971), nr. 2Jean-François Gilmont levert een bespreking van H.D.L. Vervliet, Lipsius' jeugd, 1547-1578. Analecta voor een kritische biografie. | |
Driemaandelijkse Bladen. 23 (1971), nr. 2Van de vele korte bijdragen in deze aflevering noemen we de volgende. G.H. Kocks wijst De plaats van ie, oe en uu in het Oostnederlandse klinkersysteem aan, dit vooral in reactie op een bespreking van zijn dissertatie door J. Goossens. - K. Heeroma kondigt Het woordenboek van het Winterswijks aan, samengesteld door G.H. Deunk en H. Entjes. - G.N. Visser vestigt de aandacht op een vergeten litteraat in zijn bijdrage Over Roelof Waninghs Geestelycke kruyt-hof. - K. Heeroma zet het opponerende paar Boven en beneden tegenover elkaar. - Arend Bezoen vraagt aandacht voor een werk waaraan zijn vader, de dialectoloog H.L. Bezoen, zeventien jaar heeft gewerkt, een Idioticon Tubantium. - R.A. Ebeling geeft enige achtergronden bij Een Oostfriese onderscheiding voor Heeroma. | |
Onze Taal. 40 (1971), nr. 6/7J. Veering gaat van een groot aantal Staande uitdrukkingen na, welke naamvalsresten hierin zijn bewaard, met name in die welke met te worden ingeleid. - C.J.M.v.d.W. te Eindhoven signaleert enige gevallen van ondoordachte Reclametaal. - Voorts enkele kortere bijdragen, onder meer over: Gewasbescherming; Terecht; Jij en u en de Rollende r. Nr. 8 Inflatie en persoonsnummer spelen (onder andere, uiteraard) een rol in A.J. Vervoorns bijdrage Tellen en spellen, over het voluit schrijven van cijfers en getallen. - Verder enkele overwegingen in verband met Gouda kaas en Heineken bier en Zwevende dollarkoersen, en een korte bijdrage over het ‘stiefkind in onze spraakkunst’, Het meewerkend voorwerp. |
|