| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids 134 (1971), nr. 1
Alternatieve literatuurkritiek - een utopie? vraagt Wouter Donath Tieges zich af. Hij wil verbinding van literatuurkritiek en maatschappijkritiek. - G.P.F. Buddingh' bekijkt Luceberts Ik tracht op poëtische wijze... onder de titel De stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg.
| |
Maatstaf 18 (1971), nr. 9
De serie In gesprek met... wordt voortgezet door Ben Bos in gesprek met Jaap Harten. - Siem Bakker geeft van De dichter Gerard Diels (1897-1956) een levensschets. - Boudewijn van Houten is tenslotte In gesprek met H.J. Schurink, de dichter van Deventer, die meedeelt van Neeltje Maria Min en Vondel te houden.
Nr. 10
De dubbelzinnigheid in Achterbergs poëzie wordt door A.F. Ruitenberg-de Wit aangetoond, met name voor het gedicht Fall-out. - Een kralen kostbaarheid noemt R.A. Cornets de Groot de Gestelsche liederen van Vestdijk. - Jacques Kruithof houdt zich bezig met de ‘onderschatte Aletrino’ en constateert: Een concentratie van ellende. - Harry G.M. Prick ontzenuwt het verhaal dat A. Roland Holst in Maatstaf 7 (nov. 1970) vertelde over de manier waarop Lodewijk van Deyssel zijn vader op de hoogte stelde van zijn voorgenomen huwelijk. In Een ware geschiedenis vertelt Prick hoe het zich dan wel heeft afgespeeld.
| |
Raam (1971), nr. 71
R.A. Cornets de Groot zet zijn serie Met andermans veren voort met deel VI Zwijgen dat spreken doet (over de verwantschap tussen Slauerhoff en Lucebert). - Jacques Kruithof leent Het oor aan de moordkuil in een artikel over de natuurgetrouwheid in de roman en de verhouding verteller-personage. - Puin van Weverbergh wordt onder de titel Vertwijfeld puinruimen zeer waarderend besproken door J.J. Wesselo. - Anton Fasel recenseert De Kosmonaut was een bisschop van Alain Teister (onder de titel: R.K. Adriaan en Olivier) en Dag Heer Goeiemiddag Heer van Arie B. Hiddema, dat hij karakteriseert als een Vliegensvlug werkje.
Nr. 72
In het Journaal gaat Anton Fasel in op Wonderolie van Helga Ruebsamen in het stukje Baboesjka en relativeert Corn. Verhoeven in Rudy het belang van Rudy Kousbroek. - Lyriek met gebruiksaanwijzing is volgens Jacques Kruithof het gedicht Het dorp van Paul van Ostaijen. - Hanneke Paardekooper-van Buuren levert in Wat stond er op de stempel van die boomvaren? een ‘ambachtelijk begin’ van analyse op De God Denkbaar van Hermans. - In de rubriek Nieuwe boeken o.m. een bespreking van Helen Knoppers Mijn grote liefde en van De groeten aan andersdenkenden van Ellen Warmond door P.A. van Gennip en door René Marres een recensie van Kossmanns De wind en de lichten der schepen onder de titel De druk van het verleden.
| |
| |
| |
Tirade 15 (1971), nr. 163
Het succes van Gerben Hellinga is niet zonder gevolgen gebleven. Het januarinummer van Tirade opent met Een stukje waarderingsgeschiedenis, zoals de ondertitel luidt die Rob Grootendorst meegeeft aan zijn artikel over Kees de Jongen en de grote pers. Nuttig is vooral de toegevoegde lijst van recensies (over Kees de Jongen) en artikelen (over Theo Thijssen). - J.H.W. Veenstra beschouwt Konkrete poëzie of de klok die achter tikt (zie over concrete poëzie ook de artikelen van Erik Slagter in Streven). - In Weder de dood van mijn broer lezen we het - als we goed geteld hebben - vijfde artikel in de strijd tussen Wilmink, Oversteegen en J.J. Wesselo (geschreven door laatstgenoemde) over het beklemmende gedicht van Hendrik de Vries (zie ook Merlyn III, 3 en III, 4 en Tirade 162).
| |
Kentering 11 (1970/1971), nr. 6
Dit nummer is geheel gewijd aan de in juni 1969 overleden dichter Jan Hanlo. Afgezien van nog onuitgegeven werk van Hanlo bevat deze Kentering-‘special’ niet veel boeiende bijdragen. De meeste (kleine) artikelen bestaan uit te schrift gestelde herinneringen. Wel interessant is een bijdrage van Frits Haans, Jan Hanlo: merel in de vroegte. Deze beschouwing is door de dichter nog van commentaar voorzien. Verder noemen we Dichterschaps schijnbewegingen van Jan van der Vegt en het slotartikel van Peter Berger: Jan Hanlo tussen de misverstanden. Wim Hazeu verzorgde een nuttige bibliografie.
| |
Streven 24 (1971), nr. 5
Erik Slagter behandelt Concrete poëzie in Nederland en België en noemt dit eerste opstel Een voorlopige balans. Theo van Doesburg en Paul van Ostaijen worden behandeld en verder de huidige concrete poëzie in tijdschriften als Kentering en De Tafelronde.
Nr. 6
Het tweede deel van Erik Slagters Concrete poëzie in Nederland en België gaat over de jongste dichters en tijdschriften en Slagter meent: ‘op het ogenblik is in ons taalgebied de activiteit groter dan ooit, nu een groeiend aantal tijdschriften zich met concrete poëzie bezighoudt’.
| |
Werkgroep 18e eeuw, nr. 10
Deze aflevering wordt voor het grootste deel in beslag genomen door een artikel over archivalia m.b.t. de 18e-eeuwse Nederlandse en Belgische Vrijmetselarij in de Bibliothèque Nationale in Parijs. Dan volgen addenda op de Frans-Nederlandse betrekkingen in de 18e eeuw en Literaire betrekkingen tussen Frankrijk en Zuid-Nederland (België) door W. Gobbers. - H.A. Höweler geeft bij De Franse vertaling van ‘Sara Burgerhart’ verbetering en aanvulling van de voorlopige mededelingen in nr. 9 van het Documentatieblad.
| |
| |
| |
Soma 2 (1970), nr. 10/11
Dirk Ayelt Kooiman en Tom Graftdijk hebben met Willem Frederik Hermans een vraaggesprek, dat de eerste 20 pagina's van dit dubbelnummer vult. - Eén pagina is ingeruimd voor R.A. Cornets de Groot, voor wie Heere Heeresma Leegheid als voer betekent. - De inmiddels overleden Trino Flothuis en Betty van Garrel waren in gesprek met De Nieuwe Stijl (Armando, Sleutelaar, Vaandrager en Verhagen) in Het eerste en het laatste.
Nr. 12
R.A. Cornets de Groot begint met het eerste deel van Intieme optiek en zegt ter verklaring: ‘Overigens ben ik geen denker, ik denk maar zo'n beetje voor me uit, en laat veel aan het onbewuste over’. Waarvan acte. - Jan Kuijper schrijft over De misère van de literatuurtheorie.
(1971), nr. 13
H.R. Heite houdt met Hans Faverey een gesprek. - R.A. Cornets de Groot vervolgt zijn Intieme optiek (II).
| |
Spiegel der Letteren 13 (1970/1971), nr. 2
Elegast maakt zich bekend. Tekstkritiek op de ‘Karel ende Elegast’ is de titel van het lange (30 pagina's) openingsartikel van A.M. van Duinhoven. - M. Rutten schrijft over Karel van de Woestijne te Pamel en R. Henrard belicht Menno ter Braak en speciaal de Facetten van zijn maatschappelijke integratie als schrijver. - In de Kroniek geeft M. Janssens een overzicht van de Stand van de (internationale) literatuurstudie.
| |
Dietsche Warande & Belfort 116 (1971), nr. 1
P. Brachin beschouwt Anton van Duinkerken als stilist en constateert: ‘Juist aan het feit dat Anton van Duinkerkens gehele persoonlijkheid zich in zijn stijl weerspiegelt had hij zijn duurzame populariteit te danken’, - Lode Roose analyseert De liefdesdroom in sonnetten van Hooft en Bredero. - In de Kroniek bespreekt Marcel Janssens Nog verhalen van Roger van de Velde (nl. Kaas met gaatjes), ervaart Hugo Brems de Weergalm van Pol de Roy en buigt Luk Adriaens zich over de verteltechniek in Iets van warmte van Herman Leys. - Marcel Janssens ziet een Voyeur in de Kempen in zijn bespreking van de verhalenbundel Voyeur van Robin Hannelore.
Nr. 2
Marcel Janssens bespreekt in de Kroniek de doctorale dissertatie van Paul Hadermann (Het vuur in de verte. Paul van Ostaijens kunstopvattingen in het licht van de europese avant-garde, Antwerpen, 1970) onder de gecomprimeerde titel Kunstopvattingen van Paul van Ostaijen. - Hugo Brems is aan het Zoeken naar poëzie in de bundel Leda of het herleven van Clem Schouwenaars. - Bij de Boekbesprekingen behandelt Brems
| |
| |
de dichtbundel Tussentijd van Herman van Snick, ergert L. Roose zich aan de uitgave van de Varia Literaria van J. Prinsen en heeft M. Janssens moeite met de Koreaanse vinken van Marcel van Maele (in: Vinkendrieslag).
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift 23 (1970), nr. 9
‘Voor Paul de Wispelaere, die er zelf om vroeg’ schrijft R.A. Cornets de Groot Het woord en de stem, een bijdrage over de poëzie van Jan Elburg. - Van Roger Gheyselinck is het biografisch artikel De chirurgijn Snellaert.
Nr. 10
Hanneke Paardekooper-van Buuren beziet ‘Het jongensuur’ (van Andreas Burnier) door de zandloper.
| |
Ons geestelijk erf 44 (1970), nr. 4
B. Spaapen S.J. vervolgt zijn beschouwing over Hadewych en het vijfde visioen.
| |
Ons erfdeel 14 (1970/1971), nr. 2
A.B.N. in Zuid-Nederland: een kwestie van taalpolitiek meent Roland Willemyns in het openingsartikel. - Onder de kop Kontroverse over Gezelle komen we eerst de tekst tegen van de geruchtmakende lezing van Fons Sarneel, Nieuw licht op Guido Gezelle en daarna reacties van J.J.M. Westenbroek (Gezelle: van tijdgenoot tot erflater) en Bernard Kemp (Ieder zijn Gezelle?). - Er is weer een nieuwe aflevering van de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling, ditmaal nr. 20. - Hanneke Paardekooper-van Buuren bespreekt Andreas Burnier: De huilende libertijn, Aldert Walrecht Reizigers in de anti-tijd van Hugo Raes (onder de titel Van punt tot 4e dimensie) en Paul de Wispelaere Geen daden maar woorden van Fernand Auwera (Woorden of daden). - Marcel Janssens constateert Oud en nieuw bij Rose Gronon en wijdt een bespreking aan Een maatschappijkritisch kongres over literatuur (het laatste Neerlandici-congres in Nijmegen). - De Vlaamse nieuw-realisten. Een vernieuwende poëzierichting? vraagt Willy Spillebeen en C.J.E. Dinaux laat zien wat hij onder Een verhaal van het onverhaalbare: Pierre H. Dubois' nieuwe roman (Zomeravond in een kleine stad) verstaat. - Jan de Ridder herdenkt Pieter van der Meer de Walcheren, 1880-1970. - En tenslotte nog het toneel: Piet Simons heeft Kees de Jongen gezien, alsmede een Spektakel van Hugo Claus (Het leven en de werken van Leopold II). Rik Lanckrock laat weten dat Hugo Claus' ‘Vrijdag’ een hoogtepunt is.
| |
Orbis Litterarum 25 (1970), nr. 4
Boeiend (het terrein is immers nog zo onverkend) is het artikel van Cay Dollerup, The concepts of ‘tension’, ‘intensity’ and ‘suspense’ in short story theory. Brigitte Scheer-Schaezler sluit hierbij aan met Short story and modern novel: a comparative analysis of two texts. Deze twee teksten zijn resp. uit The Fire van William Saroyan en uit Herzog van Saul Bellow.
| |
| |
| |
The Modern Language Review 66 (1971), nr. 1
Paul Vincent wijdt aan Sir Edmund Gosse and Frederik van Eeden: some reflections on an unpublished correspondence.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen 29 (1970), nr. 5
S. Top levert een bijdrage tot de herwaardering van de historische sage: Banditisme in het Vlaamse volkssagenrepertorium. - Servus Gieben toont in een uitvoerig artikel, Het aandeel der Minderbroeders in de Nederlandse literaire productie van de zestiende eeuw, zeer veel waardering voor de Bio-bibliographia franciscana neerlandica saeculi XVI, samengesteld door B. De Troeyer. - Dat Veldeke weinig nauwgezetheid toont in historicis is de conclusie van Jef Notermans' Zo zag Veldeke het legendarisch en historisch leven van Sint-Servaas. - L. De Grauwe, E. Rens en G. de Smet doen uitvoerig verslag van het Internationaal Veldeke-symposion Gent 23-24 oktober 1970.
Nr. 6
H. Van Gorp geeft een kritische beschouwing van een tweetal Recente studies op het gebied van de literatuurtheorie: F.C. Maatje, Literatuurwetenschap, en T.A. van Dijk, Moderne literatuurteorie. Een experimentele inleiding.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 86 (1970), nr. 4
J.J.M. Westenbroek, Lief en leed in het aards priëel, handelt over De Augustusdagen van Aarnout Drost; het lijkt de auteur juist, Drost ‘uit het kader der romantiek los te maken en te brengen binnen dat van het biedermeier’. - C. Kruyskamp, Tengnagel redivivus, formuleert een aantal bezwaren bij de uitgave van Tengnagels werken door J.J. Oversteegen. - Bij zijn herhaalde vraag: Nieuwe wegen in de lexicografie?, treedt F. de Tollenaere in discussie met Gerhard Wahrig, bewerker van Das grosse deutsche Wörterbuch. - F. Claes onderzocht De benaming van onze taal in woordenboeken en andere vertaalwerken uit de zestiende eeuw. - J.A. van Leuvensteijn geeft een aanvullende interpretatie bij enkele verzen van Huygens' Cluys-werck: Tuijchen bij Huygens. - D. Kuijper Fzn. stelt een interpretatie voor van De minste teeckens in Vondels Bede, Aen de Opper Vyanden van de Voorstanders der Vryheydt tot Leyden (1626; WB II 813). - Van de boekbeoordelingen noemen we: E.R. Nieuwborg, Retrogade Woordenboek van de Nederlandse Taal (besproken door C. Kruyskamp); Dialektatlas van Zuid-Holland en Utrecht (door A. Weijnen); Verschaeviana, deel 1, afll. 1 (door G. Kazemier)
| |
Studia Neerlandica (1970), nr. 4
In Tekstgenerering en tekstproduktie pleit T.A. van Dijk voor ‘een nauwe samenwerking tussen informatieteoretici, statistici en linguïsten, en literatuurteoretici’ om gezamenlijk een teksttheorie te kunnen ontwikkelen. - Van een theorie over zinsaccent geeft A. Kraak in Zinsaccent en syntaxis ‘enkele hoofdpunten’. - F.G. Droste benadert Het lidwoord een transformationeel. - W. Blok onthult Fragmenten van Plato's Apologie vertaald door P.C. Boutens. - Hiet vierde nummer wordt afgesloten door
| |
| |
W.J.M. Levelt, die in Het semantisch weefgetouw de Nijmeegse dissertatie van G. Kempen bespreekt (Memory for word and sentence meanings).
| |
Leuvense Bijdragen 59 (1970), nr. 4, Bijblad
Materiaal uit vier taalperioden ligt ten grondslag aan een korte bijdrage over Het binnendringen van het voorzetsel in het indirekt objekt in het Nederlands door A. Weijnen en A.M.J. Gordijn. - J. IJsewijn bespreekt kort het eerste deel van De Dichtwerken van Hugo Grotius. - In de Kroniek korte aankondigingen van onder meer: Zijn akker is de taal; A.P. de Bont, derde deel van Dialekt van Kempenland; A.J. Barnouw, Monthly Letters.
| |
Foundations of Language 7 (1971), nr. 1
A. Sassen levert een boekbespreking van D.M. Bakker, Samentrekking in Nederlandse syntactische groepen.
| |
Onze Taal 40 (1971), nr. 1
In Bang zijn voor woorden gaat J. Veering enkele pogingen na die zijn ondernomen om nieuwe woorden ingang te doen vinden. - Dit vormt ook, als gewoonlijk, de leidraad in de afsluitende kolom, waarin woorden als gebeiteld, zwangerschapsonderbreking en verzuiling optreden. - ‘De taal is niet statisch, maar dynamisch’ is de deur waardoor we een korte bijdrage over Nog fout of al goed kunnen binnenstappen.
Nr. 2
Jan Hanlo's stelregel: ‘Als de intuïtie blijft kiezen voor de fout dan kies ik de fout’, is voor J. Veering het uitgangspunt bij een artikel over Regels of intuïtie. - Een ingezonden stukje onder de kop Zuidmolukker stelt de spelling van Ambon(n)ees aan de orde. - J.E.v.d. Laan maakt notities bij Onzijdig of neutraal; het wordt z.i. ‘tijd een andere afspraak te maken, of alle afspraken op te heffen’ op het stuk van voornaamwoordelijke aanduiding als in ‘zij hebben een antwoord gevraagd en die ook gekregen’. - P. Brachin ziet verschillende ‘naamvallen’ in Hùn hebben het gedaan (datief i.p.v. de nominatief) en Dat is hèm z'n route (datief met de waarde van een genitief).
| |
Nova et Vetera 48 (1970/1971), nr. 3
J. Noë behandelt Vier zoals-zinnen en drie terwijl-zinnen en voegt er de alternatieve titel of grammaticaal denken aan toe.
| |
Levende Talen nr. 274 (januari 1971)
Deze aflevering bevat het memorandum van de Sectie Nederlands van de Vereniging van Leraren in Levende Talen betreffende Het moedertaalonderwijs bij het m.a.v.o.- | |
| |
h.a.v.o.-v.w.o. - P.H.S. Batelaan en J. de Vries komen Nogmaals en voor de laatste (?) maal terug op de spellingvoorstellen. - Hans Combecher heeft op de duitse Neuphilologentag in Münster, begin 1970, een lezing gehouden over Niederländisch - Hochwertige Schulfremdsprache; zijn voordracht wordt hier afgedrukt. - J. Griffioen schenkt aandacht aan de zin van het grammatica-onderwijs: Grammatica in het v.w.o.? - M.C. van den Toorn plaatst Enkele opmerkingen over het indirect object, ‘dit glibberige zinsdeel’. - W. Martin geeft een basisartikel over Het gebruik van de computer bij taalonderzoek, dat hij dan ook besluit met een overzicht van tijdschriften en naslagwerken die zich met language data processing bezighouden. - J.Ph. Hoepelman vindt het artikel Metodologie en literatuurwetenschap van T.A. van Dijk een misser. Deze vraagt zich vervolgens af: ‘Metodologie en literatuurwetenschap. Een misser’: Een voltreffer?
Nr. 275 (februari 1971)
W. Drop vertaalt enkele recente inzichten in twee fundamentele factoren in het - hier: schriftelijke - communicatieproces: De centrale betekenis van doelstelling en publiekgerichtheid bij het schrijven van zakelijke opstellen. - B.H.J. Evers constateert dat Modern projektonderwijs aan het moedertaalonderwijs alle kansen biedt, maar ook dat het dwingt tot gemotiveerd en verantwoord taalgebruik. - F.L. Zwaan ziet in zinnen als ‘Ik vond hem in bed horen’ Een nederlandse accusativus cum infinitivo. In een Naschrift gaat hij in op het NTg-artikel van J. de Rooy, Onzijdige voornaamwoorden en het naamwoordelijk gezegde.
| |
Naamkunde 2 (1970), nr. 3-4
M. Gysseling levert vanuit een naamkundige benadering een artikel over De vroegste geschiedenis van het Nederlands. - J.B. van Loon acht De suizende R in enkele westbrabantse plaatsnamen van belang voor de verklaring van enkele moeilijk verklaarbare plaatsnamen. - W. Pée geeft een korte bijdrage Over een paar hondenamen in Vlaanderen en Roetenië. - De overgang Van persoonsnaam naar toponiem is het onderwerp van J. Molemans. - R.M. Kemperink onderzoekt Oude bosnamen langs de Eem. - A. Boileau wijdt een etymologische studie aan Het friese toponiem Kie, oudfries Kee, oudeng. cyth ‘kith, home-land, native place’. - H. Draye maakt een nieuw plan openbaar: om te komen tot een Naamkundig Repertorium: Een project voor de machinale bewerking van de onuitgegeven toponymische documentatie uit Nederlandstalig België. - Na de vaste rubrieken Boekbesprekingen en Kroniek een niewe rubriek(?): Bibliografie, waarin G. Peeters een overzicht geeft van Naamkundige verhandelingen die in Brussel (1966-1969), Gent (1934-1969) en Leuven (1966-1970) tot stand zijn gekomen.
| |
Etudes Germaniques 25 (1970), nr. 4
A propos d'un inédit de Maurice Maeterlinck door P. Gorceix behandelt een manuscript dat ‘de précieux témoignages quant à ‘l'image’ que Maeterlinck se faisait de l'Allemagne à l'époque’ bevat: le Cahier Bleu. - R.F. Lissens levert een eerste bijdrage Aux sources du renouveau flamand met een studie over Les Oordeelkundige verhan- | |
| |
delingen de Willem Verhoeven, waarin deze pleitte voor ‘de noodzaekelijkheijd van het behouden der nederduijtsche taele, en de noodige hervormingen in de schoolen’. - Van de voor het merendeel korte boekbesprekingen noemen wij die welke A. van Seggelen wijdt aan W.M.H. Hummelen, Repertorium van het Rederijkersdrama; J. Veering, De Nederlandse Letterkunde; en J. Kamerbeek, De poëzie van J.C. Bloem in Europees perspectief.
| |
Volkskunde 71 (1970), nr. 3
Driemaal Resultaten van het sagenonderzoek in het Nederlandse taalgebied. Lic. A. Michielsen begint met aflevering XXV: Het land van Herentals. Aflevering XXVI, geschreven door Lic. H. Daras, is gewijd aan Het middengebied van de Antwerpse Kempen en deel XXVII van Lic. M.P. Kasteleyn aan De Vlaamse Ardennen.
| |
Tydskrif vir Geesteswetenskappe 10 (1970), nr. 4
Is Afrikaans bestand teen Engels? vraagt Meyer de Villiers zich af als ondertitel bij een artikel over Die vreemde woord in Afrikaans. - Jan Bouws bekijkt Die geskiedenis van Suid-Afrika soos weerspieël in die lied (I). - J.J. Degenaar heeft zijn bijdrage Iets oor metafoor voorzien van een uitgebreide bibliografie. - P.J. Nienaber vertelt over de stichting van 'n Suid-Afrikaanse Dokumentasiesentrum vir Taal en Lettere. - Nuwe digbundels van o.m. Du Plessis, Opperman en Pretorius worden besproken door T.T. Cloete.
| |
Studia Neophilologica XLII (1970), nr. 2
Richard L. Michener betoogt in Courtly Love in Chrétien de Troyes: the ‘Demande d'Amour’, dat de vier Arthuromans van Chrétien de overgang demonstreren van diens oorspronkelijke conceptie van de ridder als een vermetel verrichter van dappere daden in die van de ridder die bij het verrichten van zijn dappere daden geïnspireerd en gedomineerd wordt door een vergeefse liefde voor een ongenaakbare edelvrouw.
|
|