| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids. Nr. 1/2
In de rubriek Kroniek & Kritiek: J. Bernlef legt uit wat hij - naar Kingsley Weatherhead - bedoelt met ‘fancy’-dichters, zegt dan dat deze dichters in de nederlandse poëzie van nu de overhand lijken te hebben en noemt als goed voorbeeld Hans Vlek en diens bundel ‘Een warm hemd voor de winter’: ‘Alles wat arm en goedkoop is’. - R.A. Cornets de Groot poogt duidelijk te maken waarom hij ‘Geef die mok eens door, Jet!’ van Heere Heeresma een landelijk boek - geen streekroman of pastorale, maar een schelmenroman, met van beide genres iets - kortom: waarom hij dit boek Een roadman-roman vindt.
Nr. 3
G. Termorshuizen beschouwt Busken Huet en het ‘geval Hasselman’ na honderd jaar. - In de rubriek Kroniek & Kritiek schrijft R.A. Cornets de Groot over de Mythe als band tussen schrijver en boek.
| |
Raam. Nr. 53 (Maart)
Ruimtevrees noemde Aldert Walrecht zijn artikel waarin hij een analyse geeft van het gedicht ‘As alles’ van Lucebert; een reproduktie naar het handschrift van de dichter gaat aan dit artikel vooraf. - R.A. Cornets de Groot houdt zich in Een grote orde in klein bestek bezig met Vestdijks ‘Madonna met de valken’, waarbij hij het niet eens is met Rein Bloem (Raster, oktober 1968). - In Revius, de andere bespreekt J.H. Cartens de ‘Bloemlezing uit de Over-Ysselsche Sangen en Dichten van Jacobus Revius’ van W.J.C. Buitendijk. - Jacques Kruithof geeft een uitgebreide bespreking van Jan Wolkers' ‘Horrible Tango’: Zielknijper en de hiërogliefjes. - Karel Reijnders. Van Deyssel en Ising, briefschrijvers van formaat, oordeelt gunstig over ‘De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising Jr., 1883-1904’, verzorgd door Harry G.M. Prick. - Amusant en triest noemt Jacques Kruithof ‘Het menselijk opzicht van Ter Apel en andere verhalen’ van Matthieu Kockelkoren.
Nr. 54 (April)
Martien J.G. de Jong beschouwt A.M. de Jong als Flierefluiters apostel. - In de rubriek Nieuwe Boeken bespreekt Jacques Kruithof ‘De strategie’ van Kees Ouwens: ‘E d'amor mon castitaz’!; Maarten Beks oordeelt in Drukken en schrijven negatief over de uitgave van de ‘Brieven van H.N. Werkman 1940-1945’, verzorgd door J. Martinet.
| |
Tirade. Nr. 145 (Maart)
Hillenius de onsplitsbare noemt Huug Kaleis de auteur van ‘Oefeningen voor een derde oog’. - J.H.W. Veenstra verbaast zich over het feit dat Vromans ‘Bloed’, verschenen in de reeks Moderne Medische Inzichten, in geen enkele letterkundige enkadrering van dag-, week- of maandblad besproken werd.
| |
Raster. III, Nr. 1
J. van der Veen reageert op een artikel van H.C. ten Berge (‘Poëzie en muziek’, Raster ii, Nr. 3): Poëzie en muziek, II / Een beschouwing der gegevens; dit artikel wordt gevolgd door een Naschrift van H.C. ten Berge.
| |
| |
| |
Kentering. X. Nr. 2
In Kontoeren van de poëzie bespreekt Jan van der Vegt de bundels ‘Landschap voor een dode meneer’ (Willem van Toorn), ‘Het orgeltje van Yesterday’ (Rutger Kopland) en ‘Arcadia’ (Kees Ouwens). - Martien J.G. de Jong schrijft over de poëzie van Adriaan Morriën: Het mensonmogelijke van de poëzie.
| |
Forum der Letteren. X, Nr. 1
De verhouding, en de wenselijkheid onderscheid te maken tussen Oppervlaktestruktuur en dieptestruktuur heeft S.C. Dik behandeld tijdens het dertigste Nederlands filologencongres; de uitgewerkte tekst van zijn lezing vindt men hier afgedrukt. - Via een tekst-analyse van de duitse roman Der Stumme, door Otto F. Walter, toont A.Z. van 't Hoff Stolk-Huisman de Grenzen der vertaling aan: in ook zeer goede vertalingen gaat iets verloren van de ‘sleutel tot begrip van het werk’. - In M.J.G. de Jongs bundel Van Bilderdijk tot Lucebert is de praktijk geen illustratie van de theorie: Er staat niet wat er staat, aldus J.J. Wesselo. - W. Blok bespreekt de ‘rijke studie’ van J.C. Brandt Corstius, Het poëtisch programma van Tachtig.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXXV, Nr. 2
Deze aflevering bevat een zevental korte studies, zodat wij moeten volstaan met het noteren van auteurs en titels: A.M. Duinhoven, De verdwaalde verzen in de Theophilus. - J. Landwehr, De Gentse Liefdesembleemdichters en D.P. Pers. - M.S. Schenkeveld-Van der Dussen, Snede, Rust en Enjambement bij Huydecoper en Pels. - D. Kuijper Fzn., Klassiek Geklank in Vondels ‘Geboortklock’ en: Tobias de Hem en Darius. - F.L. de Zwaan, ‘Gespan’ bij Huygens. - L. Strengholt, Coornhert dan, Spiegel als, ‘een zoveelste argument om de hypothese van Coornherts medewerking aan de Twe-spraack voor ongegrond te houden’. - Boekbeoordelingen: G.J. Vis, Johannes Kinker en zijn literaire theorie (besproken door P.J. Buijnsters); M. Gysseling, Overzicht over de Noordnederlandse persoonsnamen tot 1225 (P.J. Meertens); W.J.M.A. Asselbergs, Nijmeegse colleges (P.J. Meertens); E. de Jong, Herman Heyermans en de vernieuwing van het Europese drama (W.Ph. Pos); M. Emants (ed. M.C. van den Toorn), Godenschemering (J.M.C. Kroesen); Woordeboek van die Afrikaanse Taal, deel v (J-Kj) (C. Kruyskamp).
| |
Driemaandelijkse Bladen. XXI, Nr. 1
De voordrachten van het symposion dat de Dialectencommissie in november 1968 te Groningen heeft gehouden, hebben een plaats gevonden in deze aflevering. K. Heeroma sprak over De Westfaalse expansie, titel ook van het symposion; de Westfalisering van overijselse dialecten werd door H. Entjes in kaart gebracht; beide voordrachten zijn met kaarten geïllustreerd. Van de discussie wordt verslag gedaan door H. Entjes, die ook een beredeneerde bibliografie samenstelde van Enige literatuur. - De aflevering wordt geopend met de herdenkingsrede die K. Heeroma wijdde aan 15 jaar Nedersaksisch Instituut.
| |
Levende Talen. Maart
C. Kruyskamp wil rustig, Nader beraad over de spellingvoorstellen, waarbij hij zich be- | |
| |
paalt tot ‘enkele punten betreffende de spelling van de oorspronkelijk Nederlandse, de niet-bastaardwoorden, en wel die van de tussen-n, en van de uitgang -isch’.
| |
Onze Taal. XXXVIII, Nr. 2
Een redactionele bijdrage bepleit een onderscheid in het gebruik van Techniek en Technologie. -R.W. Zandvoort signaleert opnieuw een voorbeeld van ‘infiltratie van het Engels in Nederland’. - Vervolgde sjibbolets, door C.A. Zaalberg, beschouwt enkele schakeringen in het ‘algemeen beschaafd’. - C. Kruyskamps conclusie Een schijngallicisme is de NTg-lezers reeds onder ogen gekomen. - Verder een tweetal reacties op Vertalen met jij, waarvan één van de eindredacteur filmvertalingen N.T.S., en een op Orthothanasie, waarbij een grammatische homonymie ter sprake komt.
Nr. 3
Bij de opening van de Veertiendaagse voor het Algemeen Beschaafd, begin dit jaar in Antwerpen, heeft prof. W. Thys een voordracht gehouden over Het Nederlands aan de buitenlandse universiteiten; zijn enigszins verkorte tekst vult dit nummer bijna geheel. - Verder korte observaties rond Politi(on)eel en Geïnteresseerd zijn in en de gebruikelijke redactionele rubriek, met een verscheidenheid aan stijlbloempjes en nieuwe woordvormingen.
Nr. 4
Uit B. Japins (door de redactie aanbevolen) Kennut zijn dat ik u kan? een hoofdstuk onder de woordspelerige titel Zijïg - behaard. - Verder korte notities over het gebruik van Dan wel en als wel en het al of niet gebruiken van het lidwoord. Tenslotte de redactionele aantekeningen, waarin een zin van 777 woorden wordt gesignaleerd: bij G. Walschap, Het Avondmaal.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XXII, Nr. 2
Inhakend op een door R.A. Cornets de Groot gegeven analyse (N.V.T. xxi, Nr. 6) van het gedicht ‘Horror’ van Lucebert, betoogt Dirk de Witte dat de sleutel tot dit gedicht, nl. de associatiereeks Gregorius-Hildebrand-Beets (het gedicht is opgedragen aan Z.H. Gregorius vii), is blijven liggen waar Lucebert hem gelegd had: onder de deurmat; met behulp van de sleutel komt De Witte tot heel andere conclusies dan Cornets de Groot: Lucebert of de kwadratuur van het woord. - Jan de Roek geeft een beschouwing over het werk van Patrick Conrad - ‘Sterven is zijn eigen ogen zien’; aan het slot van dit artikel geeft De Roek een voorlopige bibliografie van Conrads werken en van de artikelen die over dat werk geschreven zijn.
Nr. 3
Georges Adé plaatst een lange reeks opmerkingen Omtrent ‘Omtrent Streuvels’, het boek van Hedwig Speliers. - M. Rutten schrijft een Kritiek der concrete poëzie.
| |
Dietsche Warande & Belfort. CXIV, Nr. 3
Met dubbele bedoeling - het demonstreren van een methode van literatuurbenadering, en aan de hand van de gekozen methode enkele specifieke eigenaardigheden van de experimentele poëzie naar voren brengen - schreef Hugo Brems zijn artikel Mensbeeld en schrijfwijze / Het lichaam in de experimentele beeldspraak. - Gerard Knuvelder betoogt dat vier gedichten van Johan Alfried de Laet over het dichterschap typisch de ('n) romantische opvatting van het dichterschap demonstreren. - Lieve Scheer be- | |
| |
spreekt Twee symptomatische prozaboekjes: 1. Knutselarij en preciositeit (Laurent Veydt, ‘Beschrijving van een hemelvaart’) en 2. Literaire speelgoedkamer (Daniël van Hecke, ‘De mutant’). - Boekbesprekingen o.m.: M. Janssens vraagt: Kent u de kleinkornelkes?, n.a.v. ‘De kleinkornelkes’ van Salvador Hertog.
Nr. 4
D.A. Bobbe analyseert het gedicht ‘Ik zing de aarde aarde:’ van Lucebert in De kreitsende poëzie van Lucebert. - Lieve Scheer vindt Jacques Hamelinks ‘De rudimentaire mens’ Rudimentair maar schitterend. - Bernard Kemp levert in ‘De laatste ronde’ kritiek op Weverberghs inleiding bij zijn bloemlezing uit Paul de Wispelaeres kritieken (‘Een dag als een ander’): Weverbergh - met zijn neus in de wind. - Boekbesprekingen o.m.: L. Roose, Rederijkerstoneel, bespreekt drie edities in de reeks Zwolse drukken en herdrukken, te weten ‘Esbattement van sMenschen Sin en Verganckelijcke Schoonheit’, ‘Wellekoomspel voor de rederijkersintrede te Vlaardingen in 1616’ en ‘Tragedie-Comedie over de doodt van Henricus de Vierde’; L. Scheer, Een inventaris der herinnering, bespreekt ‘Het pistool van de rekening’ van J.W. Holsbergen.
| |
Leuvense Bijdragen. LVII, Nr. 3
W. Van Langendonck heeft op het voorlaatste Vlaamse filologencongres (1967) een lezing gehouden over Het meewerkend voorwerp van de aktieve zin als onderwerp van de passieve zin, waarvan de tekst deze aflevering opent. - D. Stellmacher onderzoekt Niederländisches im Lautstande des Mittelmärkischen?. - G. De Smet vergelijkt Die Eneide Heinrichs von Veldeken und der Strassburger Alexander. - Een bijdrage van L. Peeters heeft de identiteit van de auteur van Madoc tot onderwerp: Madoc als zeevaarder. - G. Keil, Zauberpflanzen und Wunderdrogentraktate, heeft H. Marzells woordenboek als uitgangspunt.
Nr. 4 (Bijblad)
Het herdenkingsartikel van J. Goossens Theodor Frings en de Nederlandse dialectologie is tevens geschreven n.a.v. Niederländisch und Niederdeutsch door Frings en G. Lerchner. - Van het vijfentwintigtal boekbesprekingen noemen we slechts de uitvoerige beschouwing van G. Geerts over Nederduitse Orthographie van Pontus De Heuiter door G.R.W. Dibbets. - De Kroniek telt een zelfde aantal nummers, waarvan wij hier slechts kunnen noemen: de bewerking door J. van Bakel van Rijpma's Nederlandse Spraakkunst; A.A. Weijnen, Het schema van de klankwetten; het zesde deel van Nederlands repertorium van familienamen, gewijd aan Overijsel; en F. Veenstra's studie Ethiek en Moraal bij P.C. Hooft.
| |
Spiegel der Letteren, XI. Nr. 2
Vooruitlopend op een uitgebreidere studie die hij in boekvorm hoopt te doen verschijnen deelt A. Keersmaekers enkele nieuwe feiten mede omtrent de Margriete-gedichten en een aantal nieuw ontdekte gedichten van De onbekende Bredero. - Zeer uitgebreid bespreekt Lieven Rens Twee nieuwe edities van Bredero's ‘Spaanschen Brabander’ en wel die van B.C. Damsteegt en van H. Prudon s.j. (Van Gorcum's Literaire Bibliotheek xiv). - O. Dambre schrijft Marginalia bij G. Helmers proefschrift (1966) over Den Gheestelijcken Nachtegael (1634), een liedboek uit de zeventiende eeuw. - G.R.W. Dibbets bestrijdt Snellaerts mening dat De Koning uit Belle afkomstig is; volgens hem
| |
| |
komt Abraham de Koning: van Antwerpen. - In Bij een Amsterdamse bruiloft wijst G.R.W. Dibbets bruid en bruidegom aan voor wie het gedicht nr. 93 in ‘Den Bloemhof van de Nederlantsche Ieught’ geschreven werd. - J. Barthels bespreekt ‘Het poëtisch Programma van Tachtig / Een vergelijkende Studie’ van J.C. Brandt Corstius: Andermaal de beweging van Tachtig. - J. van Ham geeft enkele aanvullende opmerkingen bij zijn artikel in Spiegel der Letteren, vii, p. 293-304: Methoden bij de karakterisering en waardering van poëzie. II. - Martien J.G. de Jong geeft van De ‘Eenzame’ van Richard Minne (Een andere interpretatie) dan Dina van Berlaers deed in Spiegel der Letteren, x, p. 20 e.v. - Boekbeoordelingen: F. de Schutter F.S.C., Het vers van Jonker Jan van der Noot. Een ritmologische studie (door W. Waterschoot); J.J.M. Westenbroek, Van het leven naar het boek. Onderzoek naar het ontstaan en de aard van Guido Gezelles Gedichten, Gezangen en Gebeden (1862-1879-1893) (door J. Boets); H.G. van den Doel, Creatief gedichten lezen / Analyses van moderne poëzie (door Hugo Brems).
| |
Verslagen en Mededelingen van de Kon. VI. Academie voor Taal- en Letterkunde. 1968, Afl. 2
M. Gysseling concludeert ten aanzien van De aanvang van de middelnederlandse geschreven literatuur, ‘dat in Vlaanderen literaire handschriften in het Nederlands reeds in de 12e, vermoedelijk zelfs reeds in de 11e eeuw in omloop waren’. - Twee verslagen over prijsantwoorden: Een studie over de geneeskundige recepten, zegeningen en bezweringen in het middelnederlands, met inachtneming van de onvoltooide receptenverzameling van Prof. W. de Vreese en De invloed van dentaal enerzijds, labiaal en gutturaal anderzijds op de voorafgaande vocaal in de Nederlandse dialecten. - ‘Een grondiger inzicht in de ingewikkelde afhankelijkheidsverhoudingen in de 16de-eeuwse passieliteratuur’ stelt A. Ampe zich ten doel in Vervoort († 1555), Roecx († 1527) en de ‘Exercitia Tauleriana’, een discussie met G.J. Peeters. - A. van Elslander levert een bijdrage tot de herdenking van De dichter Bredero. - Een nieuwe poging tot uitleg van P.C. Hoofts ‘Sal nemmermeer gebeuren’, waarin J. Weisgerber ‘een gaaf geheel’ ziet, besluit deze aflevering.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXVIII, Nr. 2
R. Emmerman en G. Geerts schrijven vanuit geheel verschillend standpunt naar aanleiding van een artikel in de vorige jaargang van W.T.: A.B.N.-Malaise. - S.A.E. van Puffelen schenkt uitvoerig aandacht aan Den tempel onser sielen, uitgegeven door A. Ampe. - Onder de Personalia valt op een In memoriam Prof. em. Dr. Frank Baur door M. Grypdonck. - Twee en een halve bladzij is uitgetrokken voor grote gedeelten Uit de Resoluties van de XVIIIe Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren.
| |
Nu Nog. XVII, Nr. 2
De uitvoerige rubriek Taaladvies wordt voorafgegaan en gevolgd door enkele kleine bijdragen, waarvan wij noemen die van J. Leenen, die in verband met De enigste mogelijkheid? zeer beknopt ingaat op het ‘gezag’ van traditie en gebruik (en logica).
| |
Ons Erfdeel. XII, Nr. 3
C.W. van de Watering ziet en bespreekt Enige komplikaties bij Lucebert. - L. Crespo Fabião doet enige mededelingen omtrent het onderwijs in Het Nederlands in Portugal. -
| |
| |
Francisco Carrasquer schrijft Over het recente binnensijpelen van de nederlandse poëzie in de Spaanse wereld. - Jan Deloof bespreekt de ‘Anthologie de la Prose néerlandaise - Belgique ii’: Staat de deur op een kier?. - Gerrit Borgers geeft een uiteenzetting over geschiedenis, doel en aktiviteiten van Het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. - A.J.M. van Seggelen schrijft over Het onderwijs van de Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Straatsburg. - In dit nummer vindt men de Bibliografie van het nederlandstalige boek in vertaling - XIII, samengesteld door de K.B. te 's Gravenhage en de K.B. te Brussel. Verder de uitgebreide rubriek Kulturele Kroniek / Literatuur en een groot aantal korte artikelen over de Nederlandse taal- en kultuurpolitiek.
| |
Tijdschrift van de Vrije Universiteit te Brussel. XI, Nr. 1
M. Dupuis geeft uitvoerige Beschouwingen over ‘Een roos van vlees’ van Jan Wolkers, ‘haast enkel om zijn lengte een roman’.
| |
Zeitschrift für Mundartforschung. XXXV, Nr. 3-4
Johanna Althaus bespreekt de voordrachten van J. Daan en A. Weijnen, Taalsociologie.
| |
Standpunte. XXII, Nr. 3 (Nieuwe Reeks Nr. 81)
Ernst van Heerden maakt enkele opmerkingen over Die apostroof in ‘Awater’. - Pierre Dubois houdt zich bezig met de vraag naar de Betekenis van de roman in een moderne wereld. - S.J. Pretorius schrijft over Die simboliek in ‘Ballade van die Grysland’.
| |
Tydskrif vir Letterkunde. Nuwe Reeks VII, Nr. 1
D.F. Spangenberg geeft een uiteenzetting over Enjambement en voordrag. - P.P. van der Merwe vergelijkt Twee gedigte oor Louis Trichardt, nl. ‘Clat Boek’ van Dirk Opperman en ‘Louis Trichardt se einde’ van C.M. van den Heever.
| |
Us Wurk (Mededelingen van het Fries Instituut aan de Rijksuniversiteit te Groningen). XVIII (1969), Nr. 1-2
W.J. Buma zal een etymologisch woordenboek van het Fries samenstellen, met Fries als voertaal, en geeft een ‘proefje’ daarvan (de letter a: a-azynhout), met verzoek om op- en aanmerkingen: Priuwke fan in Frysk ôfliedkundich wurdboek.
| |
Renaissance Quarterly. XXI, Nr. 4
L.W. Johnson wijst een spoor aan dat het werk van Otto van Veen in Frankrijk heeft nagelaten: Amorum Emblemata: Tristan l'Hermite and the Emblematic Tradition. - Veel waardering toont R. Hirsch voor La Correspondance de Juste Lipse Conservée au Musée Plantin-Moretus. Introduction, Correspondance et Commentaire, Documents, Bibliographie door A. Gerlo en D.L. Vervliet.
| |
The Modern Language Review. LXIV, Nr. 1
M.L. Dittrich, Die ‘Eneide’ Heinrichs von Veldeke. I. Teil: Quellenkritischer Vergleich mit dem Roman d'Enéas und Vergils Aeneis wordt uitvoerig besproken door D.H. Green.
| |
| |
- Verder een bespreking, door P.K. King, van C. de Deugd, Het metafysisch grondpatroon van het romantisch literaire denken.
Nr. 2
N.E. Osselton onderzoekt The sources of the first Dutch and English dictionary (door Henry Hexham, 1647-'48). - Een drietal Reviews door P.K. King: S.F. Witstein, De verzencommentaar in ‘Het Theatre’ van Jan van der Noot; J. Smit, Driemaal Huygens; en A.L. Sötemann, De structuur van ‘Max Havelaar’.
| |
Neerlands Volksleven. XIX, Nr. 1
Dit nummer, getiteld ‘Van Sint Joris tot Bonanza’, bevat het gesprokene op de Volkskundedag 1968. Ben Albach gaf een historisch overzicht van de relatie tussen Toneel en Volksleven. I. Van Sint Joris tot Kniertje; dit overzicht werd gecompleteerd door Tj.W.R. de Haan: Toneel en Volksleven. II. Van Kniertje tot Bonanza. H.W.M. Plettenburg geeft een verslag van de Discussie ‘Toneel en Volksleven’.
|
|