Aankondiging:
(meer dan een voorlopige, globale uiteenzetting kan dit niet zijn) van deze publicatie en haar belang voor de middelnederlandse philologie.
De twee op elkaar aansluitende stroken perkament waaruit het Praagse fragment bestaat, en waarvan de maten opgegeven worden als: i, lang 19,6 cm., hoog 4,1 cm.; ii, 19,3 bij 4,2 cm., zijn gevonden door Prof. Dr. B. Ryba, die ze in December 1953 aan L. Zatočil overdroeg ter bestudering. Zatočil kreeg (ietwat verkleinde) fotokopieën, en heeft blijkbaar de stroken zelf nooit in handen gehad. Hij vermeldt als beschrijving door Ryba: bruinige inkt, één rode initiaal over twee regels, rode verticale streep door beginletters der regels. Wij hier in Holland kunnen ons enige indruk vormen via een nòg verder verkleinde weergave op de laatste plaat van Zatočil's ‘Bilderbeilage’.
De tekst omvat 66 à 67 regels en 4 danig verknipte, gerangschikt in twee kolommen, op vòòr- en achterzijde. Op het eerste gezicht lijkt het dus een stroken-paar van een twee-kolommig blad perkament, doch toen Zatočil, op het spoor gebracht door de naam Parcheval, de tekst had kunnen identificeren via Hilka's uitgave van Chrétien de Troyes' Conte del Graal en de (Luikse) fragmenten der middelnederlandse bewerking, uitgegeven door Van Veerdeghem, bleek dat men te doen heeft met stroken van een één-kolommig diploma, en wel het binnenste van een katern. Ofschoon de codex-van-herkomst dan een vreemd klein, dik ‘boek’ geweest moet zijn, heb ik bij het narekenen van Zatočil's uitkomst geen andere oplossing kunnen vinden: de noodzaak om de tekst-coupures in kruiselingse volgorde te lezen, dwingt tot het aannemen van een één-kolommig boek(je) met 34 à 36 versregels per kolom. (De fragmenten worden bij Zatočil niet palaeografisch gedateerd, maar globaal - naar de Bilderbeilage - lijken ze veertiende-eeuws.)