| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids. 1968, Nr. 8
Op K. Meeuwesse's kritiek (De Gids, 1967, Nr. 1/2) t.a.v. Luc. Wenseleers' interpretatie van Nijhoffs gedicht ‘Het uur u’ antwoordt Wenseleers met Een schuldeloos wolkje. - Paul de Wispelaere wordt vanaf dit nummer als chroniqueur-letterkunde vervangen door R.A. Cornets de Groot, die bekent geen kritisch systeem te hebben, maar wel Het persoonlijk systeem.
| |
Raam. Nr. 48, Oktober 1968
Lidy van Marissing is in gesprek met Andreas Burnier: Schrijven om in leven te blijven. - Martien J.G. de Jong bespreekt in Grondslagen van de literaire kritiek Marcel Janssens' ‘De Schaduwloper’. - Fons Sarneel laat zich half lovend, half lakend uit over Een geheide bibliografie, nl. ‘Malmbergs bibliografie der literaire kritiek van Noord- en Zuid-Nederland i (...)’ van K. van de Laarschot.
| |
Kontoer. Maart 1968
Guus Rekers belicht de nederlandse dramaturgie in zijn artikel Het moeilijke van gewoon doen.
| |
Kentering. November/December 1968
Reagerend op een artikel van Jozef Boets in Spiegel der Letteren, 1965/66, nr. 4, vraagt R.A. Cornets de Groot: Wat nou? Is Vera Janacopoulos geen muzikaal gedicht?
| |
Komma. IV, Nr. 1
Jan Vandamme vergelijkt de eerste en de tweede versie van Gilliams' ‘Elias, of het gevecht met de nachtegalen’ in Gilliams en het onbewoonbaar kasteel van Elias.
Nr. 2
R.A. Cornets de Groot reageert met een verhalend essay op de aanval van A.L. Sötemann in De Nieuwe Taalgids, 1968, nr. 2, p. 104-107, trekt al doende enige conclusies t.a.v. werk van Feith en Poot, en presenteert dit alles als Een wijze van lev(z)en.
| |
Podium. XXII (1968), Nr. 1 - 2
In dit eerste (dubbel) nummer van het herboren Podium is J.W. Holsbergen in gesprek met Bert Schierbeek.
| |
Forum der Letteren. IX, Nr. 4
In een vergelijkende studie heeft J. Kamerbeek jr. Het begrip ‘historische overgangsperiode’ kritisch bekeken. ‘De kweeste naar de kenmerken van overgangstijden-alszodanig’ zou hij willen noemen: ‘een dwaalweg van het historisch onderzoek’. - M. Janssens doet uitgebreid verslag van zijn onderzoek naar De stijl in ‘De Jazzspeler’ van Maurice Roelants.
| |
Levende Talen. November 1968
Positieve geluiden kan J. Schoon laten horen over Het leerplan-Nederlands, maar de invoering van nieuwe leerplannen voor de moderne talen zou een uitbreiding van het
| |
| |
aantal uren voor Nederlands zeker wettigen, omdat we anders nog langer ‘op een koopje moedertaalonderwijs’ zouden bedrijven. - Van de Boekaankondigingen zijn vooral van belang die van W. Blok, die kritische notities maakt bij J.J. Gielen, Taalkunst (opvolger van Poelhekkes Woordkunst), en van W. Verhoeven, die graag had gezien dat E. de Jong in zijn dissertatie, Herman Heijermans en de vernieuwing van het Europese drama, niet uitsluitend buitenlandse grootheden als vergelijkingsmateriaal had gebruikt.
December 1968
Hooft-vorsers kunnen niet voorbijgaan aan Hooft en DIA van W.A.P. Smit, concludeert N. Wijngaards in zijn bespreking, niet zozeer vanwege de identificatie van dia, maar vooral om de indringende interpretatie.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXXIV, Afl. 4
K. Heeroma maakt uit de gegevens over het Gouds in het boek van Lafeber-Korstanje, die vergelijkende met de resultaten van de enquête van 1895, gevolgtrekkingen over de jongste geschiedenis van het Stadshollands. - Van Heeroma is er verder een etymologisch artikel, met wijde dialectgeografische uitzichten, over De ingweoonse achtergrond van smeu. - Teake Hoekema heeft heel wat bezwaren tegen de ‘Taelatlas fan de Wâlden’ van K. Fokkema en J.J. Spahr van der Hoek; zelf geeft hij als ‘toegift’ en proeve van Nieuwe Friese dialectgeografie een kaart van de ‘hommel’. - D. Kuijper Fzn. herkent Pythagoras in De Samiaaner bij Six van Chandelier. - Boekbeoordelingen: Bacchus en Christus van Daniel Heinsius, uitgeg. door L.Ph. Rank, J.D.P. Warners en F.L. Zwaan (P.J. Meertens); E. de Jongh, Zinne- en minnebeelden in de schilderkunst van de zeventiende eeuw (C. Kruyskamp); C.L. Thijssen-Schoute, Uit de Republiek der Letteren (C. Kruyskamp).
| |
Driemaandelijkse Bladen. XX, Nr. 4
De namen met -lage in Westerwolde vertonen een parallel met een ander westerwolds verschijnsel: de eenheidspluralis op -t, zowel in het praeteritum als in het praesens. Zoals bij de westfalisering van het Westerwolds de praeteritale persoonsvormen op -en eigenlijk onveranderd hadden moeten blijven, zo had ook bij het invoeren van de -lage-namen de uitgang van de -lege-namen niet moeten veranderen, aldus K. Heeroma. - R.A. Ebeling handelt Over enkele oude westfaalse namenlijsten. - Over het toponiem Appelscha gaat de bijdrage van G. Mulder. - In de artikelen die dit nummer besluiten, van G.W. Nanninga en K. Heeroma, komen Nogmaals de oudste groninger woordenlijst (van Van Halsema) en Nog meer 18de-eeuwse groningana (dan die van Van Halsema en Van Bolhuis) aan de orde.
| |
Onze Taal. XXXVII, Nr. 10 en 11
In dit dubbele nummer (oktober/november 1968) o.a. een redactioneel stukje Vertalen met jij en een herdruk van het in 1962 in het maandblad verschenen artikel van J.J.M. Bakker, Denken met het hoofd van de lezer.
Nr. 12 (December 1968)
Heb je? is één van de illustraties bij de regel: als jij of je (als onderwerp!) achter de persoonsvorm staat, valt de -t weg. Ook vin je en wor je hangen met dit principe samen. Afdoende verklaard is deze typisch nederlandse eigenaardigheid nog niet.
| |
| |
| |
Nova et Vetera. XLVI (1968-69), Nr. 2
In de rubriek ‘Lessen en Methode’ behandelt G. Verbeek Drie gedichten van Hendrik Marsman, te weten: ‘Fort’, ‘Virgo’ en ‘Ik die bij sterren sliep’.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XXI, Nr. 9
In Drie realistische fabels van Sybren Polet behandelt Paul de Wispelaere Polets romans ‘Breekwater’, ‘Verboden tijd’ en ‘Mannekino’. - R.A. Cornets de Groot schrijft over Het proza van Bert Schierbeek.
| |
Dietsche Warande & Belfort. November 1968
Albert Westerlinck zet zijn Gesprekken met Walschap voort (iv). - Ward Ruyslinck houdt de lezer aan het lijntje, constateert Lieve Scheer aan de hand van Ruyslincks ‘Het ledikant van Lady Cant’. - Boekbesprekingen o.m.: Bert Schierbeek, Een grote dorst (Hugo Brems); Over W.C.'s en andere dingen gaat, volgens Lieve Scheer, Kees Simhoffers ‘Een been onder het zand’.
December 1968
In dit nummer de vijfde aflevering in de reeks Gesprekken met Walschap van Albert Westerlinck. - Marcel Janssens bespreekt in De wereld van de jongeren ‘Vogels met rode beulskoppen en andere verhalen’ van Fernand Auwera en ‘Joris Ockeloen en het wachten’ van Jeroen Brouwers.
| |
Mep. Nr. 21 (Oktober 1968)
Dit nummer bestaat in zijn geheel uit een artikel van G.J. van Bork: Louis Paul Boon: De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-muren.
| |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. 1968, Afl. 1
Een artikel van Robert Foncke handelt over De verering van Sint-Elooi, de patroon van de smeden, in Vlaanderen en inzonderheid te Mechelen van de 13e eeuw af tot in de 20e eeuw toe. - J.L. Pauwels schrijft Over het vertalen van persoonsnamen en toont aan dat historische namen, ook als die in straatnamen voorkomen, regelmatig worden vertaald. - A. van Loey herkent in het eerste lid van Middelnederlands tsertsevrouwe ‘minnares, bijzit’ de genitief van een hoogduitse vorm van hart. - Luc Indestege draagt een uitvoerig artikel bij over De Engelse filoloog Jethro Bithell (1878-1962) als vertaler van Vlaamse poëzie, met proeven van diens vertalingen en waardering daarvan; in een bijlage zijn brieven afgedrukt, ten dele gefacsimileerd, die Bithell met noord- en zuidnederlandse letterkundigen heeft gewisseld over zijn werk. - W.L. Braekman beschrijft Een onbekend medisch Mnl. handschrift uit de veertiende eeuw, waarvan de inhoud deels onberijmd deels berijmd is; de berijmde stukken zijn voor het grootste gedeelte ontleend aan of gebaseerd op Maerlants Der Naturen Bloeme.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXVII, Nr. 6
S.A.E. van Puffelen geeft een overzicht van de Nieuwe uitgaven: A.A. Weijnen, Het schema van de klankwetten; F. Veenstra, Ethiek en moraal bij P.C. Hooft; en H. Zwager, Waarover spraken zij?, een vergelijkende studie over salons en conversatie in de 18e eeuw.
| |
| |
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXXIV, Nr. 6
Boekbesprekingen o.m.: Jean Cohen, Structure du langage poétique (Jacques Dubois); A.M. Musschoot, De poëzie van F. Schmidt-Degener (L. Gillet).
| |
Nu Nog. XVI, Nr. 6
W.P. stelt vast dat Het gebruik van de je/jij/u-vormen bij drie Vlaamse auteurs in overeenstemming is met het A.B.N.-gebruik; G. de Decker laat daarop volgen Een nabeschouwing over de vertrouwelijksheidsvormen. - L.R.B. Degraux geeft voorbeelden van slecht Frans op spijskaarten en van vernederlandsing van franse culinaire termen (Uw menu). - Na de gewone rubriek Brievenbus-Taaladvies aanmerkingen en aanvullingen van Jan Robbrecht bij een in het vorige nummer gegeven antwoord over Samenstellingen met persoonsnamen; hierbij een weerwoord van de redactie. - Boekbesprekingen: A. Bruylant, A.B.N.-gids voor de handelstaal, en R. De Wachter en H. Verboven, Correct Nederlands in handel, administratie en distributie (J. Verhasselt).
| |
Ons Erfdeel. XII, Nr. 2
Als gewoonlijk bevat de aflevering een groot aantal merendeels korte bijdragen, waaruit hier niet veel meer dan een vrij willekeurige bloemlezing van auteursnamen en titels gegeven kan worden. Henry Faes levert een zeer persoonlijke beschouwing over De Nederlandse dagbladpers. - Van Pierre Brachin is er een indringend In memoriam Anton van Duinkerken, gevolgd door ‘Bomen in september’, met franse vertaling door Liliane Wouters. - André Rutten bespreekt de kansen van Vlaams toneel in Nederland. - Aldert Walrecht, Maar intussen rust de visser, handelt over Luceberts ‘Visser van Ma Yuan’; van dat gedicht volgen vertalingen in ettelijke talen. - Na een inleidend artikeltje van G. Stuiveling over Gerbrand Adriaensz. Bredero, Amstelredammer komen enige van diens liederen en een sonnet, met vertalingen in het Frans door Maddy Buysse. - Over De studie van het Nederlands in de Sovjet-Unie schrijven Willem Pée en S.A. Mironov. - Toestand en perspektieven van de Nederlandse literatuur in Duitsland is de titel van een artikel van Jürgen Hillner. - De Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling (xii), samengesteld door de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en die in Brussel, is een voortzetting van de in vorige jaargangen verschenen Proeve van bibliografie. - Ten slotte de belangrijke rubrieken Kulturele Kroniek, waarin ‘Literatuur’ vooropgaat, Nederlandse taal- en kultuurpolitiek, Tijdschriften en boeken en de Aantekeningen en verslagen.
| |
Lingua. XXI
In honour of Anton Reichling on the occasion of his seventieth birthday stelde de redactie van ‘Lingua’ een volume samen van negenenveertig artikelen, die samen 637 bladzijden beslaan (dat is anderhalf maal de gemiddelde omvang). Samenvatting is bij een dergelijke omvang een onmogelijke zaak. Hier volgt alleen een opsomming van de bijdragen uit het nederlandse taalgebied: J.J.M. Bakker, Frequency in usage and in the lexicon; F. Balk-Smit Duyzentkunst, Semantic notions in grammar; A. Cohen, The sounds of speech: segments or figments?; S.C. Dik, Referential identity; F.G. Droste, Intention, meaning, interpretation; C.L. Ebeling, On accent in Dutch and the phoneme /ə/; G. Francescato, On the role of the word in first language acquisition; J. Gonda, The Sanskrit particle api; W. Hellinga, Excellent symbolic forms, inadequate linguistic
| |
| |
notations; W. Kaper, Kindersprache und ‘linguistic competence’; J.G. Kooij, Compounds and idioms; F.B.J. Kuiper, Pre-Hellenic labio-velars?; Q.I.M. Mok, Vaugelas et la ‘desambiguïsation’ de la parole; H. Mol, Phonetics in a new key; C.J. Ruijgh, Observations sur la ‘métathèse de quantité’; A. Sassen, Problems of pre-, post- and co-existence and the word-class of past participles in Dutch; H. Schultink, Opera virorum omnium bonorum veterum; B. Siertsema, Pros and cons of macro-phonemes in new orthographies (Masaba spelling problems); C.F.P. Stutterheim, Gothic and phonology; B.Th. Tervoort, You me downtown movie fun?; E.M. Uhlenbeck, Personal pronouns and pronominal suffixes in old Javanese; F. van Coetsem, A syntagmatic structure in development/ ‘Umlaut’ and ‘consonantal influence’ in Germanic; B. van den Berg, A historically determined present-day syntactic fact; P.A. Verburg, Ennoësis of language in 17th century philosophy; J.W.M. Verhaar, Some notes on production and identification; J. Verhoeve, Noun classes in Bamileke; A. Weijnen, Zum Wert subjektiver Dialektgrenzen; A.H. Kuipers, The categories verb-noun and transitive-intransitive in English and Squamish.
| |
Foundations of Language. IV. No. 4
In de rubriek ‘Reviews’ een bespreking door Arn. Evers van de eerste nederlandse dissertatie in het kader van Chomsky's transformationele theorie: A. Kraak, Negatieve zinnen, een methodologische en grammatische analyse, die wordt gewaardeerd als een stimulans voor verdere beschrijving van de syntaxis van het Nederlands.
| |
Standpunte. Nr. 79 (XXII, Nr. 1)
Lina Spies wijst op een thematische overeenkomst tussen de korte verhalen ‘Die Dieper Dors’ (Elise Muller), ‘Gebed om een wonderwerk’ (Henriette Grové) en ‘Stasie’ (Abraham H. de Vries) in het artikel Drie Vroue en die Dieper Dors. - P.D. van der Walt bespreekt D.J. Opperman: Voëlvry. - N.a.v. het gebruik van ‘u’ in het Afrikaans maakt F.F. Odendal enkele aantekeningen bij de symmetrische bouw: Simmetrie by U. - In Debunking? valt Abraham H. de Vries A.P. Grové aan op diens artikel ‘Tendense in die Hedendaagse Afrikaanse Poësie’ (Standpunte 71). - Marius F. Valkhoff dient L.C. Eksteen van repliek n.a.v. diens ‘The Diachronics of Afrikaans’ (Standpunte 71 en 73): Die Diachronie van Portugees en Afrikaans.
| |
Tydskrif vir Letterkunde. Nuwe Reeks VI, Nr. 3
Mie-Jeanne Moelaert had Ten huize van Marnix Gijsen een onderhoud met deze auteur. - André Demedts schrijft over Levende Vlaamse Schrijvers/Stijn Streuvels.
| |
It Beaken. XXX (1968), Nr. 3
Willy Krogmann geeft een Kurze Erwiderung auf Kuhns Einwände n.a.v. Kuhns kritiek (It Beaken xxviii, p. 194 e.v.) op Krogmanns verklaring van de naam ‘Friezen’ (Us Wurk xiii, p. 18-42, p. 70).
Nr. 4
Bij archivale gegevens omtrent Harlingen - Harns - Almenum, verzameld door H.T. Obreen, sluit M. Gysseling aan met de Etymologie, die voor Harlingen (= fries Harns) duidelijk is, maar voor Almenum niet boven een redelijke gissing uitkomt.
| |
| |
| |
Us Wurk (Mededelingen van het Fries Instituut aan de Rijksuniversiteit te Groningen). XVII, Nr. 2 en 3
W.J. Buma verklaart (om een) haverklap als vervorming uit aveklap in fries (om in) aveklap = ave(marij) + klap ‘klokgelui, kleppen’: het dagelijks terugkerende klokgelui dat oproept tot gebed.
| |
Etudes Germaniques. XXIII, No. 4
Karel Meeuwesse wijdt een Nécrologie aan Willem Asselbergs (Anton van Duinkerken) 1903-1968, wiens Nijmeegse colleges een laatste getuigenis afleggen van de universaliteit van deze literatuur-historicus.
| |
Renaissance Quarterly. XXI, Nr. 1
Van de hand van Andrée Collard een bespreking van Epistolario de Justo Lipsio y los españoles, uitgegeven, in 1966, en vertaald door A. Ramírez: een keuze van tweeënzeventig brieven van Lipsius uit de jaren 1592-1606, die eerder nauwelijks toegankelijk waren.
Nr. 2
In de onderling sterk uiteenlopende spreekwoordenverzamelingen hebben de Pythagorean Symbola in Erasmus' ‘Adagia’ sedert 1500 een vaste plaats ingenomen, aldus S.K. Heninger jr.
| |
Medium Aevum. XXXVII, No. 1
Grote waardering toont A.J. Bliss voor de dissertatie van F.C. de Vries, de uitgave van Floris and Blauncheflur.
|
|