De Nieuwe Taalgids. Jaargang 62
(1969)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
Dam = hek of afsluitboomIn 1755 gaven burgemeesteren van Haarlem een ordonnantie uit betreffende de dammen op de singels (Ordre omtrent het open- en geslooten houden van de Dammen op de cingels; en het loon van de Poortiers; van den 31en Mey 1755)Ga naar voetnoot1. Deze ordonnantie luidde verkort: Burg. van Haarlem, in acht genomen hebbende, dat omtrent het Open- en Geslooten houden van de Dammen, staende op de cingels deezer stad, bij de respectieve Poortiers geen vaste voet word gehouden, stellen vast: Eerstelijk, dat de dam staande op de Cingel tussen de Spaarnwouder en Schalkwijker poort, het gehele jaar door, altijd geslooten zal worden gehouden; en dat aan de Poortier van de eerstgenoemde poort, wanneer hij denselven dam voor iemand opent, van yder Rijtuyg telkens één stuyver zal worden betaald. Ten tweeden, dat de Dam op den cingel bij de Leydsche waterpoort insgelijks geslooten sal moeten blijven; en dat aan den Poortier van deze poort, wanneer hij denselven op ymands verzoek opent, mede voor yder Rytuyg telkens één stuyver zal worden voldaan. Ten derden, dat de dammen op de Cingels bij de Kleyne Houtpoort, Groote Houtpoort en Raampoort van den eersten April tot den eersten October zullen worden opengezet; en van den eersten October tot den eersten April geslooten zullen worden gehouden; in welken tijd aan de respectieve Poortiers voor yder Rijtuig daar door passeerende, als de Poortiers denselve openen, telkens mede één stuyver zal worden betaald. Ten vierden, enz... En dat laatselijk alle diegenen, welke van sleutels van de gemelde Dammen zijn verzien, gehouden zullen zijn de voorsz. Dammen terstond wederom te sluyten, wanneer zij daardoor zijn gereeden.- Tot goed begrip diene, dat de cingels in Haarlem de wegen waren, die aan de buitenkant van en langs de stadsgracht liepen. Ook nu nog heten de straten daar singel in tegenstelling met de straten aan de binnenzijde van de stadsgracht, die vest heten. Wat is hier de betekenis van het woord dam? Met de betekenissen opgesomd in het wnt komt men er niet. Ik ben van mening, dat een dam in dit geval een afsluitboom was, om het verkeer met rijtuigen en karren onmogelijk te maken. De dammen, die blijkbaar op zeer onsoliede, mogelijk drassige, wegen stonden, waren het hele jaar gesloten, maar op betere wegen stonden zij in het droge jaargetijde open. Diegenen, die hun land of bedrijf aan de singel hadden, of bepaalde geprivilegeerden, konden blijkbaar een sleutel krijgen. Een speurtocht in de topografische atlas van het gemeentearchief in Haarlem leerde mij hoe zo'n dam er uit zag. Op enige platen van de singels bij de Spaarnwouder-, de Grote Hout- en de Raampoort vindt men een staketsel, bestaande uit twee verticale palen, die aan weerszijden in de weg geslagen waren en waarlangs een horizontale plank of balk, dwars over de weg, op een hoogte van ongeveer een meter, bevestigd was. Door zo'n afsluitboom was de weg voor karren versperd, terwijl voetgangers en ruiters er nog wel langs konden. De dam bij de Spaarnwouderpoort was steeds gesloten getekend, die bij de twee andere poorten soms geopend en soms gesloten. Een dergelijke afsluitboom is ook thans nog wel in gebruik, b.v. als men een bosweg wil versperren voor rijdend verkeer. Veelal is de horizontale boom aan de ene paal met een stukje ketting verbonden en zit bij de andere paal een | |
[pagina 99]
| |
hangslot. Wie dit opent, kan de afsluitboom wegdraaien en de toegang tot de bosweg openen. Bij Staatsbosbeheer was de naam dam voor dit hek echter niet bekendGa naar voetnoot1. Als men zoekt, komt men het woord dam in deze betekenis meer tegen. Sceptici, die mochten menen, dat de dammen op de Haarlemse singels toch iets met een waterkering te maken hadden, moge ik er op wijzen, dat in de Haarlemmer Hout, daar waar geen water was, blijkbaar toch wel dammen voorkwamen. Zo leest men in het Reglement van Menage en Ordre op den Haerlemschen Hout (1721)Ga naar voetnoot2, verkort: ‘Burgemeesteren considererende, dat het verleggen van den Dam van voor het kerckhof, al waer deselve plag te weesen, is streckende tot vele onordentelijckheden, als het vorderen van een soorte van gabelle voor het openen van den Dam, en ook het contribuabel maken van de Bleeckerswagens, die niet alleen op het Najaer en Wintersaeysoen de Laan of Reydreef, van het begin van den Hout tot den Dam aan het eynde van het Hasie Patersveld nu staende, komen aan stukken te rijden’ stellen per 1 Jan 1721 vast, ‘dat den Dam aan het Eynde van 't Hasie Patersveld weder sal worden gebragt ende geset ter plaetse daer deselve voor deesen heeft gestaen, ende dat deselve gelijck als ook de andere Dammen van den Hout van half April tot half October toe open ende ongeslooten sullen worden gehouden, en alle weder van half October tot half April geslooten sullen blijven en door en voor niemand geopend, als die de sleutels daervan hebben verkregen en permissie om deselve tot haer gebruyck te moogen openen bekomen, des dat zij deselve Dammen gepasseert zijnde gehouden zullen zijn die aenstonts weder toe te sluyten of dat sij, daer inne nalatig zijnde, sullen vervallen van die vergunning en haer de verkregene sleutels weder sullen worden afgevordert.’ Opvallend is, dat de dam weer naar zijn oude plaats moet worden teruggebracht, o.a. omdat de blekerskarren de weg zo aan stukken rijden. Ook hier kan dam niet anders betekenen dan hek of afsluitboom. L.A. SpringerGa naar voetnoot3 meent, dat deze dammen slagbomen waren, dus scharnierende bomen, die neergeslagen konden worden. Hij geeft daarvoor echter geen argumenten. Op grond van een drietal afbeeldingen in de topografische atlas van het gemeente-archief te Haarlem meen ik te mogen vaststellen, dat het afsluitbomen waren, zoals ik ze boven beschreven heb. Toen Willem Opperdoes in 1775 in de Grote kerk te Haarlem begraven werd, moest de lijkstoet (16 dragers!) de Gravesteenebrug over. Bij de begrafeniskosten vindt men: ‘De ophaelder van de Gravesteenebrug voor het opene van den dam 5 stuiver, 8 penningen.’ De Gravesteenebrug was toen zeer smal, want in 1829 moest hij verbreed worden. Blijkbaar had men in Opperdoes' tijd er een dam op geplaatst om rijdend verkeer onmogelijk te maken. Voetgangers zullen ten allen tijde wel hebben kunnen passeren, maar voor een begrafenisstoet, die de volle breedte van de brug in beslag nam, moest de bruggewachter de dam openenGa naar voetnoot4. | |
[pagina 100]
| |
In Keuren en Ordonnantiën gemaakt en geordonneert over de Banne van HeemskerkGa naar voetnoot1 leest men: blz. 457: ‘Wert mede gekeurt, dat alle degene, die haar Dammen hebben in 't voetpad, streckende van de Laan van 't Huys van Merquette tot aan de Veerlaan, datse die voorsz. hekjes sullen maecken bequamelijck van hoogte enz.’ Ook de dammen in bovengenoemd voetpad kunnen tot doel gehad hebben het verkeer met karren te verhinderen. Minder duidelijk is mij de functie van de laatstgenoemde dam. Een dam, waardoor alles en iedereen kon passeren, kan voor het verkeer geen versperring zijn geweest. Toch moest deze dam na iedere passage gesloten worden. Diende dit hek om te voorkomen, dat vee, dat daar weidde, niet van de dijk op de weg of omgekeerd zou kunnen komen? In de Orde op het onderhoud en gebruik van de noodweg enz. aan het Ambacht van Voorhout afgestaan, van 3-7-1663Ga naar voetnoot2 staat: ‘...behoudelick nochtans, dat den grondeygendom, ofte verder genot van weydinge, pootinge ofte andersints, altijts vrij ende onbekommert sal blijven aen den Ambachte van Voorhout voorsz. onder die conditiën dat gedurende den tijt van een maent in de hoytijt, op deselve geene beesten sullen mogen worden geweyt, ten insigte de Dammen van de Landen, door 't uytrijden van de hooywagens, veeltijts open blijven staan; enz.’ Het lijkt mij waarschijnlijk, dat ook in dit citaat met dam een hek bedoeld wordt. Dit te meer, omdat in enige dialecten dam in de betekenis van een bek op een aarden dam, die de toegang tot een erf of weiland vormt, nog voorkomt. Dit vermeldt MolemaGa naar voetnoot3 voor het Gronings en GhijsenGa naar voetnoot4 voor de Zeeuwse dialecten. De betekenis van dam = hek, in de zin van afsluitboom op een weg, dus niet als een omheining of grensscheiding, heb ik overigens nergens vermeld gevonden.Ga naar voetnoot5Ga naar voetnoot6 Ik heb het in deze zin na 1775 niet meer ontmoet. In 1896 was het blijkbaar al onbekend, zodat Springer in een noot deze betekenis moest toelichten. Haarlem G.H. Dijkstra |
|