De Nieuwe Taalgids. Jaargang 62
(1969)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die Wrake van Ragisel in de LancelotkompilatieGa naar voetnoot1InleidingLa Vengeance Raguidel is een franse arturroman uit het begin van de dertiende eeuw. In het middelnederlands bestonden bewerkingen waarvan enkele fragmenten bewaard zijn gebleven. Een bewerking ván die bewerkingen) bezitten we nog kompleet in ons grote verzamelhandschrift van arturromans, de Lancelotkompilatie.Ga naar voetnoot2 Dr. W.P. Gerritsen heeft in zijn dissertatie alle fragmenten uitgegeven en bovendien Die Wrake van Ragisel uit de kompilatie (voortaan afgekort als WR). De fragmenten verschillen vooral van het frans door intensiverende en versierende uitbreidingen. De WR onderscheidt zich van de fragmenten door drastische verkortingen, wijzigingen, en invoegingen van nieuwe episodes. Zich baserend op middeleeuwse artes poeticae heeft dr. Gerritsen ons een inzicht gegeven in de werkwijze van de vertalers in de fragmenten en in die van de kompilator in de WR. Voor de struktuur van een werk vermelden die artes poeticae zo goed als geen voorschriftenGa naar voetnoot3. Daardoor geeft Gerritsen ook geen uitgebreid antwoord op de vraag: ligt er een struktuur ten grondslag aan de Vengeance Raguidel (voortaan afgekort als VR), aan de fragmenten en aan de WR, en zo ja, welke? Deze kwestie vond N. de Paepe zo belangrijk dat hij er na de gebruikelijke bespreking van Gerritsens dissertatie nog twee artikelen aan wijddeGa naar voetnoot4. Hij ziet in de VR zeker een struktuur en een daarmee samenhangende zin (sen): Gauvains groeiend inzicht in de liefdesordo: eenheid en wederkerigheid tussen een man en een vrouw. In drie parallellopende situaties ontmoet Gauvain drie liefdesproblemen: de Dame de Gaut Destroit bemint Gauvain, maar hij wijst haar liefde af; Gauvain bemint Idain die hem liefdeloos bedriegt; zo ervaart hij dat een liefde, als ze niet wederkerig is, gevaar en pijn inhoudt. In het derde deel krijgt hij door een gewonnen strijd recht op de jonkvrouw Trevilonete. Maar tussen haar en z'n helper Yder bestaat een diepe wederkerige genegenheid. De wijsgeworden Gauvain houdt Trevilonete niet voor zichzelf, maar staat haar aan Yder af, tot zijn eigen en ieders vreugde. De middelnederlandse fragmenten beslaan een te klein stuk van het werk dan dat De Paepe met zekerheid kan zeggen of de vertaler zich precies aan struktuur en idee heeft gehouden. Wel kan men stellen dat ze het frans op de voet volgen. Maar wat de komplete WR in de Lancelotkompilatie betreft, is De Paepes oordeel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kort en vernietigend: de kompilator zou het geheel verkort hebben tot niet meer dan een berijmde samenvatting van wat eens zo'n mooie arturroman was. Van een zin zou geen sprake meer zijn. De toegevoegde episodes zouden alleen maar tot taak hebben om losse draden af te hechten. Ik wil proberen te laten zien dat dit oordeel onbillijk en onjuist is. De kompilator heeft verkort, veranderd en uitgebreid. Mijns inziens veranderde en verbeterde hij de struktuur, soms op een verbluffend-knappe manier. De sen heeft hij niet zonder meer laten verdwijnen, hij heeft er alleen een heel andere, m.i. hogere en algemenere zin aan gegeven. Vreemd is dit allerminst: als een roman in een kompilatie gevat wordt, kan dat feit op zich al een aanleiding tot struktuurverandering zijn. De WR is in de kompilatie de eerste van een rij arturromans tussen de Graalqueste en Arturs dood. (Waarom de kompilator de WR juist op deze plaats invoegde, hoop ik aan begin en eind van het eigenlijke artikel te laten zien.) Hier volgt een korte inhoud van de WR. Het kursief gedrukte komt niet voor in het frans. (Ik moet wel met de VR vergelijken, omdat de - overigens niet wezenlijk van het frans afwijkende - fragmentjes een te klein deel van het werk uitmaken.) Eens werd de Jonkvrouwe van Galestroet (frans: Gaut Destroit) belegerd. Walewein doodde de aanvallers. Sindsdien bemint de jonkvrouw hem zonder dat ze hem ooit van dichtbij gezien heeft. Ze laat hem overal zoeken, vergeefs. Om hem naar zich toe te lokken, houdt ze zijn broer Gariët gevangen (WR 1-74) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarschuwen dat ze het beleg wel op kan heffen, omdat Walewein en Gariët toch ontsnapt zijn. Walewein neemt Ydeine mee naar Arturs hof. Onderweg vertelt een cnape hun het verhaal van de mantel die krimpt bij vrouwen die ontrouw zijn (manteltest). Als Gariët, Walewein en Ydeine bij Arturs hof zijn aangekomen, arriveert ook de ridder Druïdein die Ydeine als zijn geliefde opeist. Over veertig dagen zullen ze om haar strijden (WR 1109-1474; VR 3362-4451). Walewein laat Ydeine achter bij Artur en gaat met de speerstomp bij zich op zoek naar het raadsel van ‘vrouwengepens’. Hij vangt een wit hondje van een dwergkoning. Die tovert hem klein en onherkenbaar. Zo verleidt hij Ydeine. In normale gestalte eist hij rekenschap van haar. Ze verzint uitvluchten. Walewein vertelt alles aan de dwergkoning en vergeeft Ydeine (WR 1474-1894). Walewein en Ydeine gaan naar de kamp met Druïdein. Ze lonkt naar een passerende ridder waaraan Walewein haar afstaat. Ze stuurt die ridder terug om haar honden op te halen. Nu doodt Walewein hem. Hij overwint Druïdein en geeft hem Ydeine. (WR 1895-2024; VR 4452-1881). De jonkvrouw van Galestroet wil de dienares die Walewein indertijd gewaarschuwd heeft, verbranden. Om haar te bevrijden, belegeren Maurus en Gariët het kasteel van de jonkvrouwe. Een tweekamp zal de strijd beslechten; de winnaar krijgt haar hand. Maurus kampt tegen Keye die de jonkvrouw onder valse naam te hulp is gekomen. Maurus overwint en huwt de jonkvrouw (WR 2025-2426). Het Wrake-verhaal is nu uit. In de kompilatie komen er twee episodes na, waarin niet Walewein maar Lancelot de hoofdpersoon is. Bij de eigenlijke WR horen ze naar zin en struktuur niet meerGa naar voetnoot1. Omdat de eerste 74 vss. niet in het frans voorkomen, kan men zich afvragen of de WR niet bij vs. 75 begint. Wegens het inleidende karakter van deze vss. en wegens hun kompositorisch verantwoorde plaats in de struktuur (zie schema onder 2) geloof ik dat ze er wel degelijk bij horen.
Als ik de WR met aandacht lees, komt me een bepaalde passage uit Capellanus' De amore libri tres voor de geestGa naar voetnoot2. Hij beschrijft een liefdespaleis met vier poorten, aan iedere windrichting één. De oostelijke poort is voor de liefdesgod zelf gereserveerd, de drie andere zijn voor verschillende soorten dames. Buiten de noordpoort zitten zij die iedere wederliefde weigeren, wie er ook om vraagt; aan de westpoort zij die met iedereen tegelijk zonder onderscheid een verhouding hebben; die van de zuidkant schenken zich in alle wederliefde alleen aan de hun waardige minnaar. De twee eerste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
types worden gestraft, omdat ze misdoen tegen de ordo (= ‘harmonieuze verhouding in de gemeenschap, haar hiërarchie, regels en belangen’). Ik wil proberen aan te tonen dat de schrijver van de Lancelotkompilatie zijn vrouwelijke voorbeelden op dezelfde manier in drie types verandert. Door Waleweins en Gariëts hulp krijgen deze drie types hun voorbestemde plaats in de ordo. De zin die De Paepe in de VR zag, (een persoonlijke inwijding in het probleem van liefdes wederkerigheid) vervangt de kompilator in de WR door een heel andere: een drievoudig bewerken van de liefdesordo, gekristalliseerd in drie vrouwentypes. Walewein is bij het bewerken van die ordo hoofdmiddel, hoofdwerktuig. Deze veranderde zin licht de kompilator toe door wijzigingen en door toevoegingen van hele hoofdstukken. Daarbij gaat hij kompositorisch heel knap te werk. Hij bouwt in de WR zelfs een evenwichtige struktuur op die de VR mist. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De jonkvrouw van GalestroetWat heeft de dichter van de Lancelotkompilatie ertoe bewogen om de WR vlak na de Graalqueste op te nemen? Waarschijnlijk dit: Waleweins laatste optreden voor de WR, dus in de Queste, verloopt zo: hij ontmoet een rondetafelgenoot, Ywein, zonder hem te herkennen. Ze strijden met elkaar. Een stuk van Waleweins wapen (glavie) blijft Ywein in de borst steken. Walewein trekt het eruit. Dit heeft Yweins dood tot gevolg. Vlak daarna wondt Galaät Walewein op een toernooi zo verschrikkelijk dat Walewein denkt te sterven. Aan het begin van de WR trekt Walewein weer een speerstomp uit, nl. bij de vermoorde Ragisel. Hierom kunnen we aannemen dat de kompilator van de Lancelotroman bewust de WR na de Queste gezet heeft: zo krijgt hij twee maal achter elkaar Waleweins uittrekken van een speerstomp, de eerste keer met Yweins dood als onzalig gevolg, de tweede keer met het wreken van Ragisels dood als aanleiding tot belangrijke avonturen. Aan het eind van de Graalqueste laat de kompilator Walewein vergeefs naar avonturen zoeken:
Jonckbloet 5805
dat hi daer nare
Mengen dach reet harentare
Sonder te vinden aventure
.....................
5815
Walewein reet van sinxenen doe
Tot Sinte-Marien-Magdalenen dage toe
Sonder aventure, sijt seker des,
Die werdech te vertellen es.
Het enige wat Walewein overkomt, is zijn ongelukkig samentreffen met Ywein en Galaät. Waleweins tegenspeelster in de eerste scène van de WR, de jonkvrouw van Galestroet, zoekt hem overal:
Gerritsen 45
Mar daventure en wouts niet
Wat si soect of wat si spiet
Dat sine igerent hadde vonden
Het Middelnederlandsch Woordenboek (i. 493) geeft als tweede betekenis van aventure: ‘de beschikking van goed of kwaad geval, het lot, het geluk, de fortuin.’ Ik zou de be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tekenis van dit woord in dezelfde geest, maar iets genuanceerder willen zien, b.v. zoals E. Köhler: ‘Die aventure ist... gleichzeitig Instrument der Wiederherstellung des ordo und der individuellen Perfektion, an die nunmehr die Ordnung eines feudalen Idealstaates gebunden erscheint.’Ga naar voetnoot1 In de VR kan men volgens De Paepe als twee elkaar aanvullende situaties tegenover elkaar zetten: Walewein versmaadt de liefde van de jonkvrouw van Galestroet - Ydeine versmaadt de liefde van Walewein. In de WR is dat niet het geval. Dit ook omdat voor de vrouw eenvoudig andere maatstaven golden als voor de manGa naar voetnoot2, maar vooral - de tekst zegt het uitdrukkelijk - omdat de aventure verhindert dat ze elkaar zelfs maar ontmoeten. Van een versmade liefde is in de WR totaal geen sprake, eerder van onmacht. De aventure stond vijandig tegenover Walewein in zijn zucht naar heldendaden, en tegenover de jonkvrouw in haar zoeken naar Walewein. Het hele begin van de WR staat in het teken van dit geladen begrip. Men zie b.v. de kunstige versbouw waarin de kompilator meedeelt dat Artur op hofdagen niet eten wil, voor er zich een nieuw avontuur heeft voorgedaanGa naar voetnoot3. Later zal men de dode ridder bij een weg- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
splitsing leggen op ‘aventure’. Deze laatste woorden en die kunstige versbouw komen niet in het frans voor. De aventure wordt welwillend: Walewein kan de stomp uittrekken en vertrekt. Zijn weg voert hem naar een kasteel, waarvan de eigenaar, de Zwarte Ridder die later Maurus zal blijken te heten, elke voorbijganger het hoofd pleegt af te slaan. Hier ligt een taak. Walewein moet met een overwinning op Maurus een eind aan die gewoonte maken en zo het gevaar afwenden dat ieder lid van de riddergemeenschap bedreigt. Dit benadrukt de kompilator met een kleine tekstwijziging: vóór Waleweins gevecht met Maurus eet hij met zijn wapens vlak bij de hand, in het frans ‘s'il eüst besoig’ (VR 752), in het Nederlands ‘op aventure wat hem nakende si’ (WR 323). Na het gevecht motiveert Maurus zijn slechte gewoonte. De manier waarop hij dat in de WR doet, wijkt af van die in de VR. Daar noemt hij al in de eerste regel de naam van zijn geliefde om wie hij al die hoofden afslaat. In de WR noemt hij haar niet en krijgen we pas enig vermoeden, als hij aan Waleweins vroegere heldendaad bij haar kasteel herinnert. In het frans staat aan het allereerste begin van zijn apologie het relaas over een toernooi dat ze uitschreef om haar hand aan de beste ridder te geven. Veel ridders streden om haar, want
VR 1231
Plus bele dame ne fu nee,
S'est dame de ceste contree;
Molt est preus et cortoisse et sage,
Nis dame de si haut parrage
Ne sai je nul liu ci entor.
[Geen vrouwe was er schoner op de hele wereld. Zij is gebiedster over dit land. Ze is heel nobel, hoofs en wijs. Ja, zelfs geen enkele vrouwe van zo'n hoge afkomst ken ik hier in de omgeving.] Eerst schijnt Maurus de strijd en dus ook haar zelf te winnen. Maar omdat hij de uiteindelijke zege aan Walewein moet overlaten, heeft hij geen enkel recht op haar. Uitdrukkelijk staat er:
VR 1225
Sire, volentiers or endroit,
La Pucele de Gaut Destroit
Fist .i. tornoiement crïer
Por ce que voloit esprover
Qui miudres chevaliers serroit,
Et au millor s'amor donroit.
[Heer, graag en meteen. De jonkvrouw van G.D. liet een toernooi uitroepen omreden dat ze wilde zien wie de beste ridder zou zijn. En aan de beste zou zij haar liefde geven.] In het Nederlands begint de kompilator, alvorens over het toernooi te praten, veelbetekenend anders:
Gerritsen 489
Ic segt u here bi mire trouwe
Dat heeft mi gedaen ene joncfrouwe
Die ic minne soe utermaten
Ende si en laet hare niet gesaten
Dat si mi weder wilt minnen iet
Deze dame misdoet tegen de liefde. Zij lijkt op het vrouwentype, dat Capellanus naar de noordpoort van zijn liefdespaleis verwijst: ‘Quae autem septentrionalis custodiae | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mancipantur et clausa semper porta morantur, sunt illae feminae, quae nemini pulsanti aperiunt, sed denegant ad amoris palatium cunctis ingressum.’ [Maar die in het noorden de wacht hebben en altijd hun poort gesloten houden, zijn die vrouwen die nooit opendoen, wie er ook aanklopt, maar iedereen de toegang tot het paleis van de liefde ontzeggen.] Als de jonkvrouw Maurus' liefde niet afgewezen had, was alles in orde geweest. Maar nu heeft ze dat ongelukkige toernooi uitgeschreven en haar minne op de verkeerde gericht; dit wordt later formeel bewezen. Zo manoeuvreerde ze zich in een moeilijke positie: haar vereerder heeft het toernooi om haar hand niet gewonnen en aan hem kan ze zich dus niet meer schenken (tenzij hij opnieuw probeert en overwint, zie vervolg). Walewein wordt door de aventure verhinderd haar het hof te maken. Tijdens dit ongelukkige toernooi dat aanleiding gaf tot Maurus' wraakgevoelens en tot het begin van zijn gevaarlijke gewoonte, wist hij niet dat hij tegen Walewein streed. Nu, bij het gevecht in zijn kasteel dat de afschaffing van die gewoonte betekent, weet hij het evenmin. De auteurs van arturromans gebruiken dikwijls een dergelijke symmetrie om een situatie af te ronden, vgl. b.v. de struktuur van de Walewein, de Erec, de FerguutGa naar voetnoot1. Voor de jonkvrouw wekt de franse auteur in bewonderende verzen sympatie; ze is per slot van rekening het voorwerp van versmade liefde. De kompilator laat die verzen achterwege: in de WR wijst de jonkvrouw de haar voorbestemde minnaar af en bemint ‘dullike’ iemand die haar niet is toegewezen. Dit leidt tot haar eigen on-ordelijkheid: ze verliest alle mateGa naar voetnoot2, neemt Gariët gevangen en laat hem elke dag wreed mishandelen. Dit veroorzaakte ook on-ordelijkheid bij haar teleurgestelde minnaar: hij verwoestte haar land en sloeg veel uitnemende ridders het hoofd af. Maurus en de jonkvrouw moeten ‘tot de orde geroepen’ worden. Hoe dringend dit is, toont de scène van het witte hert aan. Dit dier, symbool geworden van een wenkende liefdeGa naar voetnoot3, is niet, zoals de aan witte herten gewende lezer van arturromans vermoeden zou, eigendom van de jonkvrouw en door Maurus gevangen als inleiding tot een liefdesverhouding met haar, maar precies andersom: bezit van Maurus en door jagers van de jonkvrouw gedood tot woede van de eigenaar. Dit symboliseert de door haar veroorzaakte tegennatuurlijke toestand. Hoe wanordelijk de situatie is, laat ze Walewein zien als hij haar met haar jagers incognito een bezoek brengt. Het is een episode vol absurde tegenstellingen: - Men stelt Walewein aan haar voor als zijn tegenhanger Keye. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- Hem die ze ‘utermate’ liefheeft, zal ze zo gauw ze hem te pakken kan krijgen, vermoorden. - Ze zal hem bijzetten in een speciale daarvoor gebouwde grafkapel. Op het moordwerktuig na is die helse plaats zo mooi ingericht
G. 715
Dat hem dochte dies gelike
Dat hi was in een hemelrike
VR 2178
C'estoit .i. petis paradis
Que la pucele i avoit fait
Haar hartstochtelijke moordzucht, ontstaan uit ‘dulle minne’ die tot haat-liefde verworden is, motiveert de franse auteur aldus:
VR 2262
Molt est plains de grant vilonnie
Quant il de m'amor ot le don,
Que puis ne vint en ma maisson
Por demander et por enquerre
Qui j'estoie ne de quel terre.
Je cuit qu'il ait honte de moi!
[Een reuze boerekinkel is hij dat hij nadat ik hem mijn liefde had geschonken, daarna niet bij me gekomen is in mijn woon om te vragen en te onderzoeken wie ik was en van welke streek. Ik geloof dat hij zich over me schaamt!] De kompilator - konsekwent aan zijn eigen opvatting over de jonkvrouw - vervangt deze regels door heel andere:
G. 804
Ic haddene liver bi mi al doet
Dan hi mi ontvore weder
Want hine soude niet willen neder
Lecgen sine aventuren wetic wale|
Tegen de aventure die Walewein en haar gescheiden hield, dezelfde waarvan Walewein altijd de roepstem zal blijven volgen, wil de jonkvrouw zich verzetten met de aangekondigde moord. Zo brengt de kompilator met betekenisvolle wijzigingen haar beeld in overeenstemming met zijn opzet. De terecht wraakzuchtige franse jonkvrouw wordt bij ons in de WR een wezen dat tegen de aventure rebelleert. Ze wil het onmogelijke. Haar gedrag druist in tegen de ordo. ‘In orde’ zou haar leven pas zijn, als ze niet meer de man beminde die de aventure haar toch niet schenken wil, maar als ze de liefde van Maurus aanvaardde, als zij en Maurus een paar zouden vormen. Dat ze voorbestemd zijn om bij elkaar te horen, laat de auteur formeel, door drie uiterlijke tekenen zien:
Het volledige parallellisme laat ‘konkreet’ zien dat ze gelijk zijn en door hun symmetrie een paar moeten vormen. Met die knappe konstruktie doet de franse auteur niets. Dat hoefde hij ook niet, omdat zijn opzet alleen was: eerste fase van Waleweins inwijding in een liefdesprobleem, gekristalliseerd in zijn afwijzen van haar liefde. In het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
frans trekt de jonkvrouw na de ontsnapping van Gauvain en Gariët onverrichter zake af. Hierna horen we in de VR en in de fragmenten niets meer over haar. In de WR heeft de kompilator Walewein geen schuld gegeven; Walewein heeft nooit de kans gehad om met de jonkvrouw in kontakt te komen, laat staan haar liefde af te wijzen. De volle schuld van de verbroken orde (konkreet: krachtens hogere wet moet ze bij Maurus horen, maar ze blijft er blind voor) rust op haar schouders. Twee aflopen zijn er nu mogelijk: ze wordt vreselijk gestraft of ze wordt op haar plaats in de ordo gezet. De kompilator koos de laatste. Daarvoor schreef hij een hoofdstuk bij dat niet in het frans voorkomtGa naar voetnoot1. Kompositorisch is het een aantrekkelijk hoofdstuk. De schrijver konstrueert er een drievoudige parallellie in met feiten die in het Galestroet-deel eerder voorkomen, nl. a. de bevrijding van Gariët die door de jonkvrouw gevangen gehouden werd, b. haar belegering van Maurus' kasteel waarin Walewein en Gariët waren gevlucht - de uitvoerig beschreven strijd woedde ondanks een felle poging om binnen te dringen buiten de poorten -, en c. Waleweins aannemen van de schuilnaam ‘Keye’. Parallel aan deze drie feiten tekent de kompilator in zijn toegevoegde hoofdstuk drie andere, nl.: a. de bevrijding van de dienares van de jonkvrouw die Walewein indertijd heeft geholpen haar meesteres te misleiden, b. Maurus en Gariët belegeren het kasteel van de jonkvrouw - de uitvoerig beschreven strijd woedt ondanks een felle poging om binnen te dringen buiten de poorten -, en c. Keyes aannemen van een schuilnaam wanneer hij als kampioen voor de jonkvrouw wil optreden. Voor dat pseudoniem bestaat zo te zien geen reden. Dat Walewein indertijd Keye niet was, wist de jonkvrouw ondertussen al lang. Toch strijdt Keye onder andere naam. Waarom? Het volgende past wel precies in de hieronder te geven struktuur van dit hoofdstukje (punt C), maar wil niet meer zijn dan een aantrekkelijke veronderstelling. Walewein heeft zich eerder als Keye voorgedaan. Achter deze Keye die zich nu als een ander voordoet, staat dan ook onvermijdelijk de herinnering aan Walewein. Deze associatie versterkt de kompilator m.i. bewust door regels over Keye als
G. 2224
Want hi sceen scone ende starc
G. 2231
Een starc riddere ende wel ontploken|
en vooral omdat Maurus ontzaglijke moeite moet doen om Keye te overwinnen. Tegenover de ‘gewone’ Keye (die de kompilator in de rest van de tekst juist heel antipatiek en zwak afschildert!) is zo'n inspanning niet nodig. Maurus' tegenstander moet ongeveer even sterk zijn als de onoverwinnelijke Walewein. Eens heeft Walewein door een overwinning op Maurus verhinderd dat die de jonkvrouw ten huwelijk kreeg. Walewein bekrachtigde zijn eerste zege nog met een tweede die de grote Maurus-Galestroet-episode inleidde en als volgt verliep: hij sloeg Maurus zo hard dat die duizelig neerviel en ‘ne horde noch en sach’, rende op hem toe, maakte Maurus' helm los, waarop deze haastig om genade smeekte (vss. 454-468). Nu verslaat Maurus Keye, die de kompilator sterk geassocieerd heeft met Walewein, als volgt: Maurus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slaat hem zo hard dat hij duizelig neervalt en ‘waende bliven doet’, rent op hem toe, maakt Keyes helm los, waarop deze haastig om genade smeekt (vss. 2312-2328). Maurus overwint nu een ridder-als-Walewein precies zoals hij eens door Walewein verslagen is en krijgt door deze handeling weer recht op de jonkvrouw. Met het bijna woordelijk, maar in omgekeerde zin, herhalen van de verzen aan het begin en het einde van Maurus' optreden in de WR sluit de kompilator dat mooi af. De grote drievoudige parallel, bewerkt door het toegevoegde hoofdstuk, ziet er dan zo uit:
Doordat deze gebeurtenissen voltooid zijn en de drievoudige parallel dus is gesloten, is de orde bewerkt waartoe het paar jonkvrouw - Maurus uiteindelijk komt. Dan is er plaats voor vreugde:
G. 2416
Aldus so quam die brullocht toe
Die daer feestelike was gedaen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. YdeineIn het frans en in de middelnederlandse fragmenten is het Ydeine-deel spiegelbeeld van de jonkvrouw-van-Galestroet-episode: nu is het Walewein wiens liefde versmaad wordt. Maar de kompilator staat een heel andere idee voor ogen: een type vrouwen te tekenen dat alle mannen gebruikt en weer laat vallen. Daarvoor moet hij het Ydeine-deel ingrijpend wijzigen. Al meteen in de openingsscène brengt hij drie veranderingen aan:
In het frans en in de fragmenten vermoedt men hier nog niets van de verraderlijke rol die Ydeine later zal spelen. Ze verrassen straks door een - zo goed als niet gemotiveerd - kontrast. Maar de kompilator zet haar door zijn drie veranderingen van het begin af aan op een veel lager peil: ze wordt lastig gevallen zonder dat haar onschuld hierbij blijkt, Walewein redt haar en zonder hoofs-subtiele hofmakerij geeft ze zich vlug aan hem. Hierdoor kan de kompilator haar - met de toevoegingen die hij nog in de zin heeft - afschilderen in de trant van het vrouwentype, zoals we dat kennen uit het drieluik van Capellanus: ‘Quae vero locum sibi portae vindicant occiden- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
talis, sunt illae mulieres communes, quae neminem reiiciunt, sed omnes indifferenter admittunt et universorum sunt expositae voluptati.’ [Zij die de plaats aan de westpoort opeisen, zijn die ordinaire vrouwen die nooit een enkele man afwijzen, maar aan iedereen zonder onderscheid toegeven en onderworpen zijn aan ieders hartstocht]. De idee die de kompilator voor ogen zweeft, verwezenlijkt hij door alles van zijn voorbeelden te gebruiken (manteltest, Druïdein), en omdat dit niet genoeg was, bovendien door vrij sterke scènes in te lassen die duidelijk maken hoezeer ze elke man terwille is. Zo komt hij tot drie waarschuwingen aan Walewein en drie gevallen van ontrouw van Ydeine, waarvan de kompilator het ernstigste, feitelijkste beschrijft in zijn toegevoegde hoofdstuk ‘Hoe Walewein wilde weten vrouwengepens’. Eerste waarschuwing: een cnape die Walewein en Ydeine ontmoet, vertelt hun over een manteltest, waarbij alle vrouwen ontrouw bleken te zijn. Walewein uit in de VR en de fragmenten zijn spijt erover, dat hij en Ydeine toen niet aan het hof waren. Zij zou die test met glans en eer doorstaan hebben, denkt hij. Die spijtige uitlating van Walewein laat de kompilator weg. Het woord aventure dat in VR en fragmenten het mantelverhaal typeert, is in de WR vervangen door wonder. Een aventure in de hierboven aangehaalde zin is het dan ook niet: het zet niet aan tot een taak, tot herstel van de orde. Eerste bewijs van ontrouw: Druïdein eist Ydeine als zijn lief op. Ook hier wijzigt de kompilator zijn voorbeeld op veelbetekenende wijze: in de VR erkent Druïdein Ydeine wel als ‘l'amie monsignor Gavain’ (VR 4302), maar hij meent zijn eis te kunnen baseren op een voorbeschikking van het lot:
VR 4393
Et por ço ai non Druydein
Que je doi estre drus Idain,
Ele ma drue et je ses drus.
Lors si serai joians et drus!
Ce ne puet estre trestorné.
[En hierom heet ik Druïdein, omdat ik de minnaar van I. moet zijn. Zij mint mij en ik min haar. Dan zal ik blij en vrolijk zijn! Dat kán niet anders.] In de WR geen lotsbestemming en evenmin een erkenning van Waleweins rechten:
G. 1425
Doe seidi ‘here her coninc fijn
Soe eischic hier min minnekin
Mijn soete lief di scone Ydeine
Die hier set bi Waleweine’
Ydeine spreekt hem niet tegen. De lezers van de WR die de franse tekst niet kennen, ervaren hier dat zij tegelijk Druïdeins en Waleweins lief is. Tweede waarschuwing: de kompilator voegt een kleine scène in waarin Keye Walewein hoont met Druïdeins aanspraken op Ydeine:
G. 1465
Want si es so wale becant
Met alden ridderen in menech lant
Ic hope dat si noch es maget
Daer so menech riddere na vraget
Dat zijn spot Walewein raakt, blijkt uit diens reaktie: hij ‘sloech dat hovet neder’ en zweeg. Zijn ‘ongemake’ voert tot het ‘vrouwengepens-hoofdstuk’ dat de kompi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lator heeft ingevoegdGa naar voetnoot1. Dit is geen overbodig hoofdstuk, zoals men tot nog toe aannamGa naar voetnoot2. Derde waarschuwing: Walewein, op zoek naar het raadsel van ‘vrouwengepens’ (wat denken vrouwen m.b.t. de liefde?), ontmoet een dwergkoning die op waarschuwende toon over de ontrouw van zijn gemalin vertelt:
G. 1681
Doe seide die weerd Walewein hier bi
Soe mogedi merken ende bekinnen
Dat gepens van vrouwen minnen
Gi sijts hier met gnoech geleert
Tweede bewijs van ontrouw: de kleine koning overreedt Walewein om eens een proef met Ydeine te nemen: Walewein moet haar in onherkenbare dwerggedaante proberen te verleiden. Dit lukt zonder enige moeite. Met deze scène had de kompilator een tweeledig doel: - Ydeine weer met een ander een liefdesverhouding te laten beginnen; - haar als heel wellustig af te schilderen. Dames die een dwerg beminden, golden in arturromans als onmatig zinnelijkGa naar voetnoot3. Dat de kompilator dit in elk geval ook zo bedoelt, tonen zijn verzen:
G. 1775
Nu es hi bi Ydeinen gelegen
Ende ginc van sinen spele plegen
Ende speelde daer dat soete spel
Eert dagen begonde iv werf wel
Si dwanckene an hare ter stont
Ende custene doe an sinen mont
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De plaats van dit ingelaste hoofdstuk is kompositorisch volmaakt gekozen. De romans van Chrestien de Troyes en zijn navolgers zijn vaak zó gebouwd dat ze aan begin, midden en einde aan Arturs hof spelen. Tussen begin en midden, en midden en einde liggen grote scènes ergens anders. Zo'n struktuur vertonen ook de VR en de WR. Maar bij de WR zet de kompilator midden in de middelste hofscène een ander hof, dat van de dwergkoning. Midden in de arturwereld een andere wereld, in meer als één opzicht een miniatuur daarvan. Niet alleen omdat de personen ervan dwergen zijn, maar omdat de kompilator hierbij in het klein dezelfde regel toepast: begin, midden en einde aan het kleine hof, daartussenin scènetjes ergens anders. Men krijgt dan van de WR het volgende struktuurschema:
Net zoals Walewein straks van zijn grote aventure verslag uit moet brengen bij de wachtende Artur, zo doet hij dat van zijn kleine bij de wachtende kleine koning:
G. 1877
Daerna keerde min her Walewein
Ten coninc ward die op dat plain
Sijns ontbeide ter selver ure
Ende vertelde hem al sine aventure
Die hem gesciede seidi hem al
Aan dit kompositorisch bewonderenswaardige hoofdstuk past de kompilator het begin van het volgende aan. Walewein gaat naar de kamp met Druïdein. Ofschoon hij Ydeine vergeven heeft, blijft hij nogal gereserveerd. In de VR staat: Idain, die hij zo beminde, reed ook mee (vss. 4456 v.). In de WR: Ydeine, die hij daar mee moest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brengen, reed ook mee (vss. 1898 v.). Ik kan Gerritsens mening t.a.v. deze overgang (‘nog poverder is de las’) en over het vrouwengepenshoofdstuk (‘een compositorische mislukking’)Ga naar voetnoot1 dus allerminst delen. Derde bewijs van ontrouw: op weg naar Druïdein gaat Ydeine in op de avances van een passerende ridder. Die stelt Walewein voor om Ydeine tussen hun beiden te laten kiezen. Walewein gaat hier merkwaardig vlug op in. Door de vreemde ridder te kiezen begaat Ydeine in de VR haar eerste en enige daad van ontrouw aan Walewein, in de WR haar derde. Nadat ze met de ridder is meegegaan, stuurt ze hem terug om haar honden bij Walewein op te halen. De kompilator versterkt hierbij met een toevoeging zijn toch al vervolledigde beeld: Ydeine liegt vlakaf:
G. 1954
Gene riddere [= Walewein, H.P.-v.B.] hout min winde gevaen
Die ic met mi van huus brachte
Doen hi mi voerde met hem met crachte
Ook Ydeine krijgt d.m.v. Walewein haar plaats in de orde. Hij staat haar af aan Druïdein waar ze niet van houdt. Behalve bij Ydeine, is er bij allen die er ook maar enigszins bij betrokken zijn, weer vreugde, feeste:
G. 2016
dede grote feeste maken
Des avons met Waleweine nu
Mar Ydeinen dat secgic u
En behagede der feesten niet
Dat Walewein van hare dus sciet
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Ragisels lief met de omgekeerde kleren; Belinette‘Meridianae sunt illae igitur, quae amare volunt et dignos non repellunt amantes.’ [Zij dan in het zuiden zijn die vrouwen die wensen lief te hebben en waardige minnaars niet afwijzen. Capellanus.] De Paepe ziet in de VR het derde deel als een afsluiting van het eerste en het tweede: met schade en schande heeft Walewein geleerd wat liefde-van-één-kant is. Door de liefde van de jonkvrouw af te wijzen bracht hij zich in levensgevaar. Ydeine die zijn liefde verraadde, heeft hem veel pijn gedaan. Nu wint hij de dochter van Gygantioen. Maar zij bemint Ydier en Ydier haar. Wijs geworden staat hij haar aan Ydier af. Zo herstelt Walewein de orde op twee vlakken: hij wreekt Ragisel en brengt gelieven bijeen. Het kan zijn dat De Paepe bij zijn interpretatie van dit deel in de VR te ver en niet ver genoeg gaat. Te ver: hoe wijs Walewein geworden is door zijn inwijding in dit liefdesprobleem, wil De Paepe bewijzen o.a. met het feit dat Walewein de dame zonder gevecht aan Ydier afstaat, terwijl hij wel om de jonkvrouw twee keer met Maurus, en om Ydeine met Druïdein strijdt. Daartegen pleit: 1. Maurus en Druïdein hebben zich van het begin af aan vijandig tegenover hem opgesteld en Ydier heeft hem juist geholpen. 2. Wat Maurus betreft: de ene keer ging het om een toernooi (wat wil men anders?) en de tweede keer streden ze niet om de jonkvrouw; over Druïdein: vóór Walewein de strijd begon, was hij al van plan om Ydeine aan Druïdein af te staan. Alleen de erekode verbood hem om dit zonder de afgesproken kamp te doen. Niet ver genoeg gaat De Paepe misschien in zijn wel erg summiere behandeling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Ragisels lief met de omgekeerde kleren. Waarschijnlijk zijn zij en Belinette in de oorspronkelijke verloren sageGa naar voetnoot1 één en dezelfde figuur. Hiervan zou dan nog zijn overgebleven dat Ydier met Ragisels lief naar Arturs hof gaat en zijn zo pas verworven echtgenote tuislaat. In de WR moet de kompilator tegenover zijn eerste en tweede type nu een ideale vrouw stellen, ongeveer in de trant zoals Capellanus zijn derde soort dames afschildert: een vrouw die de haar waardige minnaar wederliefde schenkt en hem ook trouw blijft. In tegenstelling tot de vorige delen voorzag de VR hierin al ruimschoots. De kompilator hoefde dus weinig te veranderen, al komt dit derde type noch in het frans, noch in het nederlands goed uit de verf. De trekken blijven vager, wat wel meer in beschrijvingen van ideaaltypes het geval is. Dit deel van mijn artikel kan dan ook veel korter zijn. Het derde type is net als in de VR dubbel getekend: in de persoon van Ragisels lief die haar kleren omgekeerd draagt tot haar minnaar gewroken is, en in de persoon van Belinette die Ydier trouw blijft. Samen trekken ze de lijn door die loopt van de jonkvrouw over Ydeine naar het eind van het verhaal. Zoals de jonkvrouw van Galestroet on-ordelijk leeft tot Waleweins komst, symboliseren de omgekeerde kleren van Ragisels lief háár on-ordelijkheid, onvrede met de moord op haar geliefde. Walewein en Gariët bewerken het huwelijk tussen de jonkvrouw en haar minnaar Maurus, Walewein bewerkt het huwelijk tussen Belinette en haar geliefde Ydier. Walewein staat Ydeine af aan Druïdein en Belinette aan Ydier. Maar tegenover Ydeine die elke man terwille is, staat Ragisels lief die alleen haar minnaar liefheeft tot lang na zijn dood. De WR heeft in het derde deel een verdubbeld slottema, geïnspireerd op en kontrasterend met de eerste twee delen: vrouwen die alleen liefde schenken aan de juiste personen, de hun waardige minnaars, en trouw blijven ondanks moeilijkheden, zelfs tot na de dood van de geliefde. Twee maal heeft Walewein hier een taak om een vrouw naar de juiste plaats te brengen. Dat Ragisel gedood is, betekent voor zijn trouwe geliefde on-orde tot zijn dood is gewroken. Dan kan ze haar kleren weer recht aandoen, teken van herstelde orde. Maar deze volbrachte opdracht bergt een gevaar in zich. Met het wreken van Ragisel door een zege op Gygantioen verkrijgt Walewein recht op Belinette. Als hij hiervan gebruik maakte, zou hij juist de liefdesorde tussen haar en Ydier verbreken, wat nooit in de lijn van zijn taak kan liggen. Dat Walewein eerst even weigert om haar aan Ydier af te staan, komt doordat die bestaande liefdesorde nog niet duidelijk is vermeld. Pas wanneer Belinette - en haar familie - getuigen van haar wederliefde, wordt duidelijk dat zij en Ydier door hun wederzijdse liefde bij elkaar moeten horen. Ogenblikkelijk staat Walewein haar dan ook aan Ydier af. Daarmee zet hij haar op de juiste plaats: aan de zijde van haar trouwe minnaar. Dit dubbele herstel van de orde leidt weer tot grote vreugde van de betrokkenen:
G. 2908
Men sach nie soe groet spel
Noch so grote joie driven
Beide van mannen en van wiven
Alse daer doe gedreven was
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het derde deel van de VR laat Walewein zich als een wijsgeworden hoofdpersoon kennen; in de WR als een door de aventure uitverkorene om een op drie manieren verstoorde orde te herstellen:
G. 2892
Ende Walewein der aventuren vader
Was daer grote ere gedaen
Deze vss. - niet in het frans - zijn typerend voor de opvatting van de kompilator. Veelbetekenend is ook zijn wijziging een twintigtal regels verder. In de VR vecht Walewein tijdens zijn terugkeer naar Arturs hof met enkele niet nader genoemde tegenstanders. Zo komen hij en de later vertrokken Ydier tegelijk aan. In de WR overreden Ydier en Belinette hem om te blijven
G. 2920
Totdat die feeste waren leden
Dan souden si met hem varen
Ende den coninc oppenbaren
Die aventuren groet ende smal
Maar Walewein vertrekt toch eerder en arriveert in de WR juist zonder verdere belevenissen ‘saen’ bij het hof. Als de grote taak volbracht is, als alles tot de orde gevoerd is, dan is er immers geen reden meer om Walewein nog meer gevaren te laten doorstaan? Aan het eind van de WR gekomen kan men zich dezelfde vraag stellen als aan het begin: waarom staat de WR juist hier in de kompilatie? De schakel met de volgende twee episodes zit in het daarin genoemde vertrek van Ydier naar Scollant en Lancelots informatie naar het verloop van de manteltest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Samenvatting en slotIn het voorgaande hoop ik bewezen te hebben dat de dichter van de Lancelotkompilatie in de WR zijn voorbeeld heeft overtroffen. De zin van de VR heeft hij veranderd en m.i. veralgemeend en verhoogd. Het gaat nu niet meer om de rijping, inwijding van Walewein in een liefdesmysterie (waarbij toch altijd de vraag blijft opkomen: is Walewein van alle tafelronderidders dan niet juist degene die het minst ingewijd hoeft te worden?), maar om Waleweins uitverkiezing. De kompilator wil in de WR drie vrouwentypes laten zien, die Walewein als uitverkoren werktuig van de aventure weer ‘op hun plaats moet zetten’. Bij de jonkvrouw van Galestroet verandert de kompilator een door Walewein versmade liefde in een vergrijp tegen de ordo. Door eindelijk te trouwen met haar minnaar, waarvoor ze blijkens formele tekenen bestemd was, bereikt ze moeizaam haar juiste plaats. Van het geval-Ydeine maakt de kompilator meer als een onbeantwoorde liefde van Walewein. Door knappe toevoegingen bereikt hij een afwisselende en aanschouwelijke demonstratie van dit type vrouwen. Ook Ydeine plaatst Walewein op haar plaats in de orde: naast een minnaar die ze niet begeert. Men zou zeggen dat het derde type wel uit zichzelf de juiste plaats kan vinden, maar zelfs dat ideale type heeft de hulp nog nodig van Walewein, aventures hoofdwerktuig. In een motiefverdubbeling laat de kompilator ‘der aventuren vader’ ook deze vrouwen de plaats helpen innemen die bij hun past. Met de zinsverandering hangt struktuurverandering samen. Soms door wijzigingen en kleine toevoegingen - zoals b.v. bij Maurus' motivering van zijn wrede ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woonte en de inlassing op het eind van het derde deel -, soms door het invoegen van kompositorisch-knappe episodes - b.v. de symmetrieën in het eerste deel en het ‘vrouwengepenshoofdstuk’ - herschept de kompilator de VR die o.a. Bruce nog een ‘rambling romance’ noemdeGa naar voetnoot1, tot een werk dat uitmunt door een biezonder knappe, evenwichtige architektuur. Een struktuurvorm b.v., die in miniatuur nog eens herhaald wordt, waarbij alle regels nauwkeurig ‘in het groot en in het klein’ in acht worden genomen, heb ik tot nog toe in geen enkele arturroman aangetroffen. Men kan werkelijk zeggen dat de kompilator op basis van de VR een WR heeft gedicht die naar zin en struktuur het origineel ver achter zich laat.
Eindhoven, augustus 1967 hanneke paardekooper-van buuren |
|