| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids. Nr. 4
De rubriek Kroniek en Kritiek wordt voor de letterkunde verzorgd door J. Bernlef, die onder de titel Denkbeeldige tuinen met echte padden erin de bundels van resp. C. Buddingh' en Chr. J. Geel bespreekt: Wil het bezoek afscheid nemen en Uit de hoge boom geschreven.
Nr. 5
In Kroniek en Kritiek recenseert J. Bernlef de dichteressen Judith Herzberg en Elisabeth Bishop, van de eerste Beemdgras, van de tweede Selected poems.
| |
Maatstaf. Juli
Hendrik de Vries neemt stelling tegen opvattingen van Cornets de Groot in een artikel Staring, Bilderdijk en de ‘versbevrijding’. - R.A. Cornets de Groot verdedigt zich met Versbevrijding en het vers libre.
| |
Raam. Mei
Lidy van Marissing heeft een Gesprek met H.U. Jessurun d'Oliveira, over Merlyn na de dood van Merlyn. - Fons Sarneel handelt over Naamgeving in nieuwe romans.
Juni-Juli
Jac. Kruithof in Het laatste kwartier van de ure des doods beschouwt ‘Afscheid’ van Gerrit Achterberg. - R.A. Cornets de Groot herkent een leven van Maria in Vestdijks ‘Een Alpenroman’: De Maria-metafoor in Een Alpenroman en de devotie van het hart.
| |
Tirade. Juni
Over de briefwisseling Van Eyck-Marsman schrijft J.H.W. Veenstra: Van Eyck, Marsman en een dichterlijk credo.
| |
Raster. April
J.J. Oversteegen, D'Oliveira en de waarheid, bespreekt de werkwijze van d'Oliveira naar aanleiding van diens Vondsten en bevindingen, ‘een eerste bundeling van een aantal van zijn essays uit de Merlyn-sfeer’. - J.J. Oversteegen attaqueert in Sociologisch impressionisme A. Nuis' Gidsartikel Een stille revolutie, waarin een aanval op Oversteegen gedaan werd.
Juli
Willem Frederik Hermans, Kan de tijd tekens geven?, publiceert hiermee de tekst van een voordracht gehouden voor de vereniging van Amsterdamse neerlandici, Helios. - Kees Fens levert het eerste deel van een beschouwing over De onoverwinnelijke gasfitter, handelend over Achterbergs Ballade van de gasfitter. - J. van der Steen, Maanstralingsgevaar en andere lunatica analyseert o.a. Avondgeluiden van Van Ostaijen. - H.C. ten Berge geeft een beschouwing over Poëzie en muziek.
| |
Streven. Juli
Boekbesprekingen bevat o.m. een oordeel van J. Gerits over Eugène van Itterbeek, ‘Actuelen’, een bundel essays waarin de auteur de literatuur beschouwt ‘als ver- | |
| |
dichting van levenservaring’; Joh. Heesterbeek recenseert Karel ende Elegast in de editie van E. Rombauts.
| |
Forum der Letteren. IX, Nr. 3
F.G. Droste vergelijkt Mens en machine in het vertaalproces, de ‘menselijke’ en de machinale vertaling. - Francis Bulhof keert analyserend Terug tot Else Böhler. - Onder Commentaar geeft C.S(tutterheim) voorbeelden van schijnbaar ongrammaticale taaluitingen. - Een Toelichting van de verzorgers van De Groot's nagelaten geschriften, G.F. Bos en H. Roose, reageert op de recensie van de uitgave door E.M. Uhlenbeck in de vorige jaargang.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXXIV, Afl. 3
P.J. Buijnsters levert een studie over De literaire samenwerking tussen Hieronijmus van Alphen en Pieter Leonard van de Kasteele in hun ‘Stigtelijke Mengelpoëzij’. - F.de Tollenaere stelt, naar aanleiding van de eerste aflevering van het ‘Woordenboek van de Brabantse Dialecten’ de Problemen van het Dialectwoordenboek, waarbij hij vooren nadelen van de alfabetische en de ideologische ordening tegen elkaar afweegt. - Een historisch overzicht van de ontwikkeling van het nederlandse alfabet leidt K. Heeroma tot het voorstel, De plaats van de ij in het nederlandse alfabet te stellen vóor de z, de plaats die hij buiten lexicografische werken meestal heeft. - Na twee korte stukjes van D. Kuijper Fzn. een uitvoerige en vrij ongunstige bespreking van Hugo Peeters, De Rijmkroniek van Holland, haar auteur en Melis Stoke, door H. Bruch.
| |
Driemaandelijkse Bladen. XX, Nr. 1-2
H. Entjes vervolgt en besluit zijn studie Over het ontstaan van Vriezenveen, dat hij vroeger stelt dan Hoek; in eerste aanleg zullen het hollandse kolonisten geweest zijn die in de streek gingen ontginnen: sommige vriezenveense woorden, die elders in Twente niet, maar in Holland wel voorkomen, wijzen daarop. Later zullen Friezen zich bij de Hollanders gevoegd hebben. - K. Heeroma, Naarding en de Vosbergenspelling, verdedigt het gebruik van die - door Naarding mede ontworpen - spelling in een postume bloemlezing uit Naardings drentse geschriften. - W.J. Buma, Nogmaals op roakeldeis, geeft een etymologie voor het -deis, waarmee Heeroma in de vorige aflevering (zie NTg. lxi, 212) geen weg wist. - D.van der Haar en R.A. Ebeling disputeren over de etymologie van Flehite. - Verder twee korte stukjes, van Hendrik Odink over Schalk, en van D. van der Haar over Westenholte.
Nr. 3
K. Heeroma kondigt een boek aan van H. Entjes over Het dialect van Vriezenveen, dat binnenkort zal verschijnen, en geeft daarbij een beschrijving van Entjes' wetenschappelijke loopbaan. - G.W. Nanninga herdenkt de taalkundig geïnteresseerde theoloog Wolter Rudolf Nanninga (1740-1762). - Het vijftienjarig bestaan van het Nedersaksisch Instituut heeft K. Heeroma aanleiding gegeven tot een artikel Terugdenkend aan Herman Bezoen. - R.A. Ebeling levert een studie over de gelderse domusnaam Scuderump van ongeveer 1200. - Personalia en ander nieuws Van het Instituut aan het slot.
| |
Levende Talen, Juli
P.J. Buijnsters vraagt voor Hendrik Doedijns en zijn Haegse Mercurius (1697-1699)
| |
| |
meer belangstelling en hogere waardering dan hem totnogtoe is ten deel gevallen. -Een artikel van Hans Reeser, H.C. Andersen en A.L.G. Toussaint, heeft als ondertitel: Naar aanleiding van de vroegste vertalingen van Andersen in het Nederlands.
| |
Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam. XLIV, Nr. 1-2
J.L. Pauwels levert een artikel, met veel materiaal, over Persoonsnamen in de volkstaal van Aarschot: bijnamen, naar hun ontstaanswijze geordend, en vormen en vervormingen van voornamen en familienamen. - H.T.J. Miedema, De tweetalige naam van de Friese koning Rêdbâd-Râdbô d aan het begin der Friese en Nederlandse taalgeschiedenis, ziet in het tweede lid van de naam een ablautsfase van bieden, en gaat voorts de oudere verklaringen na, en in verband daarmee, de schrijfwijzen van de naam. - In statistische gegevens omtrent Voornamenin Axel en Hulst van de jaren 1821, 1854, 1887, 1920 en 1953, verwerkt door M.Ch.H.J. van de Ven, tekenen zich verschillen in naamgeving af tussen het katholieke Land van Hulst en het overwegend protestantse Axel. - A.P. de Bont vervolgt zijn Noordbrabantse etymologieën met Het toponiem Scherpenharing, Het toponiem Tootefout, en de rechtzetting van Een onjuiste verklaring van een Noordbrabants toponiem, n1. Mosselaar. - G. vande Putte volgt historisch de Vlaamse en franse naamgeving van het toponiem Jezus-Eik of Notre-Dame-au Bois? -Onder de titel De Franken in Nederland refereert H. Draye, met waardering, een boekje van D.P. Blok, ‘De Franken hun optreden in het licht der historie’.
| |
Onze Taal. XXXVII, Nr. 8
Onder de titel Af- is nooit af behandelt C.B. van Haeringen syntagma's van het type ‘Het heeft wat afgeregend’. - Een artikel Lof der lengte oordeelt genuanceerd over voor- en nadelen van lange zinnen.
Nr. 9
In dit nummer wordt Het zevende congres van het Genootschap Onze Taal aangekondigd, dat tot onderwerp zal hebben Het Nederlands in lied en cabaret. In aansluiting daarbij schrijft Wim Ibo over Ons cabaret. - De redacteur herdenkt P.C. Smit Jr., de eerste redacteur van ‘Onze Taal.’ - C.A. Zaalberg vlecht Een boeketje sjibbolets, geografische, confessionele, politieke e.a.
| |
Dietsche Warande & Belfort. Juni-Juli
Marcel Janssens bespreekt als Dissonanten en Akkoorden: Henk Romijn Meyer, Naakt twaalfuurtje, een aantal kritische essays en polemieken; Kritisch akkoord, een bundeling van in 1966 verschenen essays en recensies w.o. een bijdrage van Erik van Ruysbeek over Paul van Ostaijen; een bundel kritische opstellen van Martien J.G. de Jong, Van Bilderdijk tot Lucebert / Tekst en context van Nederlandse gedichten. - Lieve Scheer bespreekt de nieuwste verzenbundel van Paul Snoek: De zwarte muze van Paul Snoek, of de pracht van de duisternis. - Lode Roose, Met twee jubilarissen op wandel, bespreekt van Asselbergs, Nijmeegse colleges, en van Garmt Stuiveling, Vakwerk. - De rubriek Boekbesprekingen bevat o.m. De beer en het vel, een recensie van M. Janssens over S. Vestdijks roman De leeuw en zijn huid.
| |
| |
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift. XXI, Nr. 4
J(ean) W(eisgerber) maakt opnieuw een Proefvlucht in de literaire ruimte (4), naar aanleiding van W.F. Hermans' boek ‘De donkere kamer van Damocles’. - Erik van Ruysbeek (Vernieuwing in onze poëzie?, 2) bespreekt werk van de dichter Pol Le Roy.
| |
Spiegel der Letteren. IX, Nr. 4
Van redactionele hand is er een In memoriam Prof. em. Dr. P. Minderaa. - B. Kooyman levert Aantekeningen bij ‘April in Paris’ van Hugo Claus. - In Margine bevat: D. Kuijper Fzn., Aanvullend stukwerk bij twee recente uitgaven: I. Het Vlaardingse Welle-Koomspel van 1616, ii. Abraham de Koning, Tragedi-Comedie; O. Dambre, Ook de bron van Justus de Harduwijns Mariagedicht ‘Maria cussende haer kindeken’ ontdekt. - Em. Willekens verschaft het Bibliografisch overzicht 1965. - Boekbeoordelingen: P. Brachin, Anthologie de la prose néerlandaise / Belgique I, 1839-1940, door R.F. Lissens; A. de Koning, Tragedi-Comedie over de dood van Henricus de Vierde ... uitgegeven door G.R.W. Dibbets, en P. Langendijk, Xantippe ... uitgegeven door W.A. Ornée, alsmede C.L. Thijssen-Schoute, Uit de Republiek der Letteren, door L. Rens; L. Pollmann, ‘Trobar clus’, Bibelexegese und Hispano-Arabische Literatur en J. Kamerbeek jr., De poëzie van J.C. Bloem in Europees perspectief, door N. De Paepe; M.J.G. de Jong, Van Bilderdijk tot Lucebert en Literair lustrum ... samengesteld door Kees Fens e.a. (M. Janssens); E.d'Oliveira, '80 en '90 aan het woord (W. Gobbers); J.M. Gantois, De Zuidelijke Nederlanden (K. Porteman).
| |
Nova et Vetera. XLV, Nr. 6
J. Van Meensel behandelt G. Gezelle: Hiawadha's lied.
| |
Ons Geestelijk Erf. XLII, Afl. 2
In een artikel Tweemaal ‘Van zente Ancelmus’ geeft M.J.M. de Haan de tekst van Hs. Maastricht, Rijksarchief, 167 111, voorafgegaan door een inleiding betreffende dit manuscript. - A. Ampe vervolgt Kleine tractaten van de schrijfster der Peerle. I. ‘Het hofken van devocien’. - De volgende bijdragen zijn opgenomen in de afdeling Mededelingen: D.A. Stracke, Over de data van de Vita Idae Nivellensis; C.W. de Kruyter, Disticha in de geest van de Moderne Devotie / Een zeventiende-eeuws handschrift; L. Reypens, De volmaakte mens naar Ruusbroec, en van dezelfde auteur Nadere datums voor Pullen's biografie. - Boekbesprekingen o.m.: E. Cockx-Indestege en G. Glorieux, Belgica typographica 1541-1600, besproken door J. Andriessen; A.L. Gabriel, Vinzenz von Beauvais / Ein mittelalterlicher Erzieher, besproken door A.A.; F.A.H. van den Hombergh, Johannes Brugman O.F.M. Speculum imperfectionis en Devotus Tractatus, besproken door B.S.; Hans Süssmuth, Studien zur Utopia des Thomas Morus, besproken door A.A., en W.J.M.A. Asselbergs, Nijmeegse colleges, besproken door B.S.
| |
Leuvense Bijdragen. LVII, Afl. 1
Een Mededeling van de redactie behelst, dat voortaan de redactie gevormd zal worden door J. Goossens (redactiesecretaris), G. Geerts en N. de Paepe. - J.P. Willems brengt in zijn artikel De substitutietechniek: enkele overwegingen over een zuivere toepassing op de Nederlandse soortnaamgroep correcties aan op een in de 52e jaargang verschenen
| |
| |
artikel van J. van Roey (vermeld NTg. lvii, 125); laatstgenoemde reageert erop met een Naschrift.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen. XXVII, Nr. 4
J.J.M. Westenbroek gaat bij de studie van Gezelles afscheidsgedichten aan Eugeen van Oye ‘Van het leven naar het boek’. - E. Cramer-Peeters komt voor De Reinaert-problemen: Kriekeputte en Cloesterbier tot zeer verrassende oplossingen, vooral wat Kriekeputte betreft meer verrassend dan overtuigend.
| |
Ons Erfdeel. XII, Nr. 1
J. Bernlef schrijft Over Cees Buddingh'; op dat artikel volgen enige gedichten van Buddingh' met franse vertaling door Maddy Buysse. - W. Thys ziet Betere, maar nog niet goede, kansen voor de Nederlandse letteren in Frankrijk. - Aan de Waals-Vlaamse geschillen die om een oplossing vragen, wijdt M. van Haegendoren een artikel (met franse vertaling, Le contentieux flamando-wallon, door Urbain Dewaele); het uitvoerigst is hij over economische aangelegenheden. - Maddy Buysse, Le livre Alpha, en Jürgen Hillner, Das Buch Alfa, geven een indruk van de appreciatie, in Frankrijk en Duitsland, van Ivo Michiels' Het boek Alpha. - Ger Schmook herdenkt een overledene: Camille Huysmans en de Vlaamse Beweging. - De totnogtoe door Jozef Deleu en Jan Deloof verzorgde ‘Proeve van bibliografie’ wordt voortgezet met Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling, samengesteld door de Koninklijke Bibliotheken te 's-Gravenhage en Brussel, met medewerking van bibliotheekdeskundigen in Noord en Zuid; het in deze aflevering gepubliceerde nr. xi bevat hoofdzakelijk in 1967 verschenen vertalingen. - Verder een aantal andere bijdragen en de belangrijke Kulturele Kroniek, nu gevolgd door een nieuwe, niet minder belangrijke rubriek Nederlandse taal- en kultuurpolitiek, die naar het schijnt grotendeels de plaats inneemt van de vroegere Aantekeningen en Verslagen (die nu heel kort zijn), en de rubriek Tijdschriften en Boeken.
| |
Tydskrif vir Geesteswetenskappe. VIII, Nr. 1
Dit nummer bevat o.a. de Bronnegids by die Studie van die Afrikaanse Taal- en Letterkunde, samengesteld door P.J. Nienaber, en een bespreking van S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber, Afrikaanse Etimologieë, door L.C. Eksteen.
Nr. 2
T.H. le Roux ziet verscheiden Raakpunte tussen Afrikaans en die Nederlandse volkstaal; in Deel i van zijn studie, Klankleer, Vormleer, Sintaksis, neemt de klankleer de grootste plaats in; hij vindt zo goed als alle punten waarin het Afrikaans van de nederlandse cultuurtaal afwijkt, in nederlandse volkstaal terug, maar ontkent niet de invloed van vreemde talen op de wording van het Afrikaans. - Onder ‘Boekbesprekings’ o.a. een van de heruitgave van Anton Reichling, Het Woord, door H.J.J.M. van der Merwe.
| |
Tydskrif vir Letterkunde. Nuwe Reeks VI, Nr. 2
P.J. Nienaber bepleit de stichting van 'n Afrikaanse letterkundige en taalkundige museum en dokumentasiesentrum, naar het voorbeeld van de bekende nederlandse instelling.
| |
| |
Tevens zijn enkele vraaggesprekken opgenomen, waarin vooraanstaande Zuidafrikaners hun mening over een dergelijk museum geven.
| |
Standpunte. XXI, Nr. 5
P.D. Van der Walt neemt Poolshoogte van het Prosa 1968 en constateert vernieuwing en verrijking. - A.P. Grové bespreekt Twee walvisgedigte van N.P. van Wyk Louw; W.F. Jonckheere ziet Opvallende parallelle tussen Brink en Leroux se jongste romans, namelijk in A.P. Brink's ‘Miskien nooit’ en Etienne Leroux' ‘1844’. - G.S. Nienaber gaat de herkomst na van de uitdrukking Wat sê Horak? - Humphrey du Randt behandelt Die rol van die verteller in ‘Burgers van die berge’ van Eugène Marais. - Hertzog Venter acht het boek ‘Afrikaanse etimologieë’ van S.P.E. Boshoff en G.S. Nienaber een zeer waardevolle aanwinst voor de zuidafrikaanse taalwetenschap. - Ernst van Heerden bespreekt waarderend de novellenbundel ‘Spitsuur’ van Hennie Aucamp.
| |
Neerlands Volksleven. XVIII, Nr. 1 en 2
Van de inhoud van deze twee kort na elkaar verschenen afleveringen is een overzicht gegeven in de rubriek ‘Aankondigingen en Mededelingen’ onder het hoofd ‘Volendammer liederen’.
Nr. 3
In het vooruitzicht van de Volkskundedag van 21 september 1968, die tot onderwerp zal hebben Toneel en Volksleven, drukt Tj. W.R. de Haan het tweede bedrijf van Langendijks ‘Krelis Louwen’ af. - Hij verslaat verder een festijn in Zandvoort onder de titel Van arme vissers en geld uitgevende badgasten. - Het duizendjarig bestaan van Urk is aanleiding tot een artikel Urk drijft op een kurk, met enige folkloristische biezonderheden, door Tromp de Vries. - L. Verhoeff leidt als Humor in het oude leger een verhandeling in van J.H.W. Koevoets over Straffen en strafredenen. - Verder, behalve enige kleinere stukjes van verschillende hand, een aantal bijdragen van S.J. van der Molen, waaronder de twee uitvoerigste een voordracht over Verantwoorde folklore, met name in de klederdracht, en een berijmde 19e-eeuwse ‘Zamenspraak tusschen de matroos en de landman’, ontleend aan een handschrift van een zekere H.G. de Groot.
| |
Zeitschrift für Mundartforschung. XXXV, Heft 2
Frans Beersmans bespreekt kort ‘Wat zijn Nederlandse dialecten?’ van J. Goossens en het ‘Nederlands repertorium van familienamen’ (tot dusver 5 delen), onder redactie van P.J. Meertens.
| |
The Modern Language Review. LXIII, Nr. 3 (Juli 1968)
W.E. Collison beoordeelt ‘De studie van het Gotisch in de Nederlanden’, door R.G.van de Velde, P.K. King bespreekt ‘Liederen en gedichten uit het Gruuthuse-handschrift’, door K. Heeroma.
| |
Neuphilologische Mitteilungen. LXIX, Nr. 1
Emil Öhmann betrekt in zijn Kleine Beiträge zum deutschen Wörterbuch verscheidene malen ook het Middelnederlands (o.a. mnl. posterne, rentcamer, rentmeester).
|
|