De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| |
Jacob van Lennep als plagiatorDe Nederlandsche Spectator van 18 november 1865Ga naar voetnoot1 bevat een ‘Vermakelijke Bespreking van een Vermakelijk Boek’, in een voetnoot aangeduid als ‘De vermakelijke spraakkunst, door een lid van de akademie. Te Amsterdam bij Gebroeders Binger.’ De vermakelijkheid van de bespreking bestaat voornamelijk uit een serie grappigheden over de toenmalige onzekerheid in de spelling, gevolgd door enige alineas bestaande uit zinnen gebouwd op woordspelingen: ‘Hij verligt den leerling terwijl hij hem verlicht, en juist omdat hij uit den vroegeren slendriaan zooveel uitgenomen heeft, is zijn boek zulk een uitnemend boek. En overal zal men bij het doorlezen de persoonlijkheid van den (reeds genoegzaam bekenden) schrijver herkennen. Het boek is hem uit het hart geweld, het is eene ware weldaad.’ In scherpe tegenstelling tot deze ietwat muffe oubolligheid staat in het volgende nummer (van 25 november) een ingezonden stuk van J.v.R., getiteld ‘Nog vermakelijker’, waarin de schrijver, ‘with his tongue in his cheek’, de aandacht vestigt op een in 1851 te Londen bij R. Bentley uitgegeven ‘Comic English Grammar. With fifty illustrations by J. Leech.’ Hij citeert uit deze laatste een aantal passages die een frappante overeenkomst vertonen met passages in de ‘Vermakelijke Spraakkunst’. ‘Het boekje in quaestie is, in tegenstelling van de Vermakelijke Spraakkunst, niet nieuw;... (op de Spraakkunst heb ik geen jaartal gevonden: misschien is die dus veel ouder); oorspronkelijk is 't ook niet, althans er staat zooveel in, dat ik in de Spraakkunst ontmoet, dat ik het alle aanspraak op oorspronkelijkheid met volle gerustheid durf ontzeggen.’ Op dezelfde manier zet J.v.R. de verhouding tussen de illustraties van John Leech en die in de Spraakkunst op z'n kop: ‘De prentjes namelijk in de grammar zijn van den helaas te vroeg aan de kunst ontvallen John Leech, die zich kennelijk heeft geinspireerd op de prentjes van zijn hollandschen voorganger.’ En met een duidelijke toespeling op de blijkbaar aan iedereen bekende identiteit van de anonieme auteur: ‘... heeft niet zelfs onze beroemde en oorspronkelijke romanschrijver en dichter wel eens wat voor eigen werk uitgegeven, dat reeds jaren te voren op vreemden bodem het licht had gezien?’ Het volgende nummer (van 2 december) bevat een antwoord van de ‘hollandschen voorganger’, Elchanon Verveer, waarin deze zich van den domme houdt. Hij verzoekt de heer J.v.R., ‘mij uw exemplaar van de Comic Grammar, die hier te lande zeldzaam schijnt te wezen, voor eenige dagen ter inzage te zenden, opdat ook ik mij zou kunnen overtuigen van de gegrondheid der door u tegen den heer Leech ingebragte beschuldiging.’ - De redactie tekent hierbij aan: ‘De in het stuk van J.v.R. opgemerkte overeenkomst tusschen sommige illustraties van beide boeken bestaat echter werkelijk en op zeer in het oog vallende wijze,’ al aanvaardt zij de verzekering van de heer Verveer dat hij ‘zelf het bestaan van de Comic Grammar niet gekend heeft’, en besluit zij: ‘Het lid der Akademie heeft dus waarschijnlijk den teekenaar zijne opgave gedaan.’ In hetzelfde nummer steekt ‘Flanor’ in een van zijn ‘Vlugmaren’ de draak met het geval: Wel, wel! mijnheer de Spectator, wat heb ik opgezien van uwe ontdekking ten aanzien van de Vermakelijke spraakkunst. En dat nog wel door een lid van die | |
[pagina 337]
| |
zelfde akademie, welke het eigendomsrecht in letteren en kunst tot een onderwerp van aandachtige beraadslaging heeft gehad! Neen, dan ben ik het veel meer eens met een ander lid der akademie, den heer van Lennep, die in het eerste hoofdstuk van zijn pas verschenen Klaasje Zevenster schrijft ‘dat elke navolging onbehagelijk is.’ Weer een nummer later (9 december) tracht de (nog steeds anonieme) auteur van de Vermakelijke Spraakkunst zich te verdedigen tegen de aantijging van plagiaat. (Onder correspondentie lezen wij in hetzelfde nummer: ‘Aan den heer J.v.L. te A. -Veroorlooft gij dat uw stukje enigszins bekort worde?’ red.) Over het ontstaan van de Spraakkunst schrijft hij als volgt: Reeds negen jaren is het geleden, dat ik, aan de podagra te bed liggende, het Engelsche boek las en ik, tot verstroojing en opbeuring, beproefde, een dergelijk werk in 't Hollandsch te schrijven. Ik sprak met de heeren Binger over de uitgave en ons voornemen was toen, eenvoudig de plaatjes van Leech waarvan ik een lijst had opgemaakt, na te drukken, wat, in dat geval, niet onvermeld zou zijn gebleven. Het boek bleef toen liggen, en het werd later, ja tot twee reizen toe, geheel door mij omgewerkt. Toen nu eindelijk tot het drukken besloten werd, oordeelden de uitgevers wenschlijk en betamelijk, dat het boek met nieuwe plaatjes, door een Hollandschen kunstenaar vervaardigd, werd opgeluisterd, en zij zonden het handschrift aan den heer Verveer, met de lijst, maar natuurlijk zonder de comic grammar; dewijl het wel van zelf sprak, dat het zien van reeds bestaande plaatjes hem zou belemmerd hebben, de opvattingen en luimen te volgen van zijn eigen speelsch vernuft. De heer Verveer kende dus de Engelsche plaatjes niet: - hij verklaart dit bovendien zelf, en dewijl niemand het tegendeel zelfs zou durven beweeren, zal op dit punt wel ook niemand een enquête willen provoceeren - en het is juist omdat hij die plaatjes niet kende, dat hij er in geslaagd is, illustraties te leveren, die, wat gedachte en uitvoering betreft, de vergelijking met de Engelsche gerust kunnen doorstaan, zoo zij die niet overtreffen. Het verweer is weinig overtuigend. Om met de illustraties te beginnen, moeten wij onderstrepen de constatering van de redactie van de N.S., dat de door J.v.R. opgemerkte overeenkomst tussen de beide boeken werkelijk en op zeer in het oog vallende wijze bestaat. Van de bewering dat de heer V. er in geslaagd zou zijn, ‘illustraties te leveren, die wat gedachte en uitvoering betreft, de vergelijking met de Engelsche gerust kunnen doorstaan, zoo zij die niet overtreffen’, kunnen wij alleen zeggen: het tegendeel is waar. In vergelijking met de tekeningen van Leech zijn die van zijn Nederlandse imitator burgerlijk en conventioneel. Wèl is duidelijk dat ze, met een enkele uitzondering, stuk voor stuk van de Engelse kunstenaar zijn afgekeken. Wat de tekst van de Vermakelijke Spraakkunst zelf betreft, draait de auteur een beetje om de zaak heen. ‘Een nederduitsche spraakkunst, die een vertaling uit het engelsch zou zijn! Maar dat zou immers als de ongerijmdheid zelve geklonken hebben.’ Hij citeert uit de eerste bespreking in de N.S. de fraaie uitspraak: ‘het boek is hem uit het hart geweld.’ Bovendien hebben alle ‘verslaggevers’ in de dagbladen gemeend ‘de individualiteit van den schrijver er uit ... te herkennen.’ ‘Hoe nu een boek, waarvan bij de lezing iedereen uit eigen beweging zegt: dat kan van niemand anders zijn dan van Die, en waarvan zelfs verklaard wordt, dat het uit het hart is geweld, niet meer zou kunnen zijn dan een vertaling, ziedaar, zeg ik al wederom, wat te ongerijmd klinkt, dan dat iemand met gezonde hersenen, dan dat zelfs J.v.R., zoo iets zou kunnen gelooven.’ Het is weer Flanor, in zijn Vlugmare van 16 december, die met dit om de zaak | |
[pagina 338]
| |
heen draaien een loopje neemt. ‘Er moest namelijk bewezen worden dat de Vermakelijke Spraakkunst oorspronkelijk was, althans zoo goed als oorspronkelijk. De toer is behendig gedaan, maar men ziet toch de volte, den dubbelen bodem en het wegmoffelen van den zakdoek, niettegenstaande de prestidigitateur de aandacht van zijn publiek op iets anders afleidt.’
Laten wij, evenals J.v.R., de twee vermakelijke spraakkunsten, de Engelse en de Nederlandse, eens naast elkaar leggen. Wat de Comic English Grammar van 1851 betreft, deze was een goedkopere uitgave van de in 1840 bij een andere Londense uitgever verschenen eerste druk.Ga naar voetnoot1 De anonieme schrijver (die ook een Comic Latin Grammar en andere humoristische werken op zijn naam had staan, als men dat tenminste van een anonymus kan zeggen) heette Percival Leigh en was, evenals John Leech, jarenlang medewerker van Punch. Van Lennep - zo mogen wij het ‘lid van de akademie’ nu wel noemen - heeft de indeling van de Comic English Grammar bijna op de voet gevolgd. De ‘Preliminary Discourse’, waarin de Engelse schrijver zijn landgenoten onbarmhartig de les leest over hun hebbelijkheid om om alles, ook de ernstigste dingen, te lachen, laat hij weg. Maar dan begint het: ‘English Grammar,’ according to Lindley Murray, ‘is the art of speaking and writing the English language with propriety.’ -‘De Nederduitsche, Nederlandsche, of, zoo als die ook wel genoemd wordt, Hollandsche Spraakkunst is de kunst om de Nederduitsche, Nederlandsche of Hollandsche Taal naar behoren te spreken en te schrijven.’ Aan Leighs ‘King's English’ beantwoordt bij Van Lennep niets; aan diens ‘Clipped English’, ‘Slipslop’, ‘Slang’, ‘Latinised English’, ‘American English’, ‘French-English’, beantwoorden - in sterk uitgebreide vorm - ‘Voorzangers-Nederduitsch’, ‘Koffyhuis-Nederduitsch’, ‘Fatsoendelijk-Nederduitsch’, ‘Vermengd-Nederduitsch’, ‘Jordaansch-Nederduitsch’, en enige andere variëteiten. ‘Part i. Orthography.’ wordt ‘Eerste Boek. Spelkunst.’; ‘Chapter i. On the Nature of the Letters, and of a Comic Alphabet.’ wordt ‘Eerste Hoofdstuk. Van de Natuur der Letters.’ - ‘Chapter ii. Of Syllables.’: ‘Tweede Hoofdstuk. Van Lettergrepen.’ - ‘Chapter iii. Of Words in General.’: ‘Derde Hoofdstuk. Van Woorden in 't Algemeen.’ - en zo vervolgens. De lidwoorden, die bij Leigh vóór de zelfstandige en bijvoegelijke naamwoorden en voornaamwoorden worden behandeld, komen bij Van Lennep erna; een hoofdstuk over de telwoorden, dat in de Engelse spraakkunst ontbreekt, is in de Nederlandse toegevoegd. Ook bij de werkwoorden treft ons vaak een merkwaardige overeenkomst: ‘The nature of Verbs in general, and that in all languages, is, that they are the most difficult things in the Grammar.’ - ‘De aard van de werkwoorden in 't algemeen is, dat zij, neem welke taal gij maar verkiest, de lastigste en moeilijkste dingen in de spraakkunst zijn.’ Getallen, personen, wijzen en tijden der werkwoorden worden in beide spraakkunsten in dezelfde volgorde behandeld, en gedeeltelijk met dezelfde voorbeelden: ‘I fell in love before I had arrived at years of discretion.’ - ‘Ik had mijn hof al aan een vrijster gemaakt, eer ik nog tot jaren van onderscheid gekomen was.’ Het is niet nodig, de parallel tot het einde toe te vervolgen. Sommige hoofdstukken, als die over de voorzetsels en de tussenwerpsels, zijn door Van Lennep sterk | |
[pagina 339]
| |
uitgebreid, dat over de bijwoorden daarentegen sterk bekort. Soms wordt een uitweiding ingelast; vóór het hoofdstuk over de versbouw zelfs een vrij lang hoofdstuk over de samenstelling van het proza, dat in de Engelse uitgave ontbreekt. De aardige ‘Address to Young Students’ waarmee de Engelse schrijver besluit, wordt door Van Lennep weggelaten. Hij eindigt met: ‘In 't kort, een goede interpunktie is de ziel der Prosodie, gelijk punktualiteit de ziel is eener ordelijke Maatschappij.’ - ‘In short, Punctuation is the soul of Grammar, as Punctuality is that of business.’ Als eigen bijdrage volgt hierop nog: ‘Wij hopen nu geen punt te hebben overgeslagen, en zetten hier dus voor goed een ⋅’ Een enkel woord nog over het verschil in geest tussen het Engelse werkje en de Nederlandse navolging. De Comic English Grammar is eerder satirisch dan komisch. De schrijver drijft de spot met Fransen, Amerikanen, Joden, Quakers, Cockneys, de lagere standen, kortom met alles wat in leefwijze en wijze van spreken afwijkt van die van de toonaangevende kringen in Engeland. Ook regering en parlement spaart hij (om andere redenen) zijn satire niet. Vergeleken hierbij is Van Lenneps bewerking zoetsappig. Amerikanen, Quakers en Cockneys komen er, begrijpelijkerwijze, niet in voor; de hatelijkheden op Joden en Fransen zijn tot een minimum gereduceerd. Politieke toespelingen (‘How very punctual the present Ministers are! how well they keep their appointments!’ [woordspeling met de twee betekenissen van appointments: 1. afspraken; 2. emolumenten]) komen zo goed als niet voor.Ga naar voetnoot1 Sommige verschuivingen typeren het verschil tussen het Engelse en het Nederlandse gevoel voor humor omstreeks het midden van de negentiende eeuw: ‘I am the young gentleman who do the lovers at the Wells;’ (d.w.z. de schouwburg Sadler's Wells) or, ‘who does.’ tegenover: ‘Mevrouw! ik was eindelijk de artiest, die de likdoorns snij (of snijdt).’ Van Lenneps onoprechtheid schijnt het debiet van zijn Vermakelijke Spraakkunst niet of nauwelijks te hebben geschaad. In 1890 verscheen bij A.W. Sijthoff te Leiden een vierde drukGa naar voetnoot2 (zonder aanduiding dat het een nieuwe uitgave was, en opnieuw zonder vermelding van de naam van de auteur en zonder jaartal). De ‘leerzame en opwekkende houtsneden’ van E. Verveer zijn hierin vervangen door ‘een aantal illustratiën naar teekeningen van Alfred Ronner,’ die bij de prenten van John Leech nog verder achterstaan dan die van Verveer het alreeds deden. Amersfoort r.w. zandvoort |