De Nieuwe Taalgids. Jaargang 61
(1968)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
ConcentratietendentiesMevr. Dr. R.B. Ten Cate-Silfwerbrand sprak op het 29e Nederlandse Filologencongres te Amsterdam in 1966 (Handelingen blz. 181-183) o.a. over concentratietendenties in het Zweeds, waarin geconcentreerde samenstellingen meer op treden als in het Nederlands. In de discussie die erop volgde werden pers (krantekoppen) en reclameteksten aansprakelijk gesteld voor de bevordering van sommige ongewenste vormingen. Onder concentratie moeten we hier verstaan een wijze van woordvorming die bij verklaring van het nieuwgevormde woord een enigszins uitvoerige omschrijving vereist, bv. een vingerlichte besturing: een besturing die zo licht verloopt, dat er slechts een tikje van de vinger voor nodig is. Gedurende enige tijd, van november 1966 tot juli 1967, heb ik op een niet uitputtende wijze enkele dagbladen, reclamebiljetten, e.d. nagegaan om de bedoelde samenstellingen te noteren. Vroeger hebben anderen al iets dergelijks gedaan. H.L. Bezoen schreef reeds in 1950 (Nw. Tg. jg. 43, blz. 49-51) zijn zeer interessante artikel ‘Slachtrijp en stootvast’; en de redacteur van Onze Taal deed het in een bijdrage getiteld ‘Tandschoon brandschoon?’ (maart 1961.)Ga naar voetnoot1 Bezoen sprak van woorden ‘uitgebroed in advertentiekolom of leerboek’ (‘met vaktaal buiten het bereik van de taalcensor’) die ten slotte ‘promoveren tot vaktaaltermen-op-papier’. Hij wees o.a. op een grote reeks samenstellingen met -rijp, zoals die welig tieren in de landbouwtaal; verder op vormingen met -echt (kleurecht, e.d.) en -vrij (stootvrij), de laatste groepen vooral in advertentietaal. De redacteur van Onze Taal wijst op de betekenis die de samengestelde bijvoeglijke naamwoorden hebben. Ze houden vaak een vergelijking in of een versterking. Ik meen geconstateerd te hebben dat beide betekenissen in de door mij genoteerde vormen vaak samengaan. Me aansluitend bij Bezoen geef ik hier eerst een rij van samenstellingen met -vers.Ga naar voetnoot2 Een groep met een werkwoordelijke stam: snijverse vleeswaren, tapvers bier, brouwvers bier (zegt een andere brouwer), naast kakelverse zelfs kukelverse eieren (een vinding die hilariteit veroorzaakte en die de vinder misschien wel zijn baantje gekost heeft), filterverse koffie, brandvers gemalen, rolverse shag, vriesvers (soep in plastic), pers-vers sinaasappelsap. Vervolgens een kleine groep met een substantief: ovenvers gebak, veilingverse snijbloemen, vacuüm-verse rookworst, palmverse kokos Deze samenstellingen betekenen steeds: zo'n hoge graad (versterking) ... als wanneer (vergelijking) ... Snijvers: zó vers als wanneer ze pas gesneden zijn. Ovenvers: zó vers als wanneer ze pas uit de oven komen. | |
[pagina 99]
| |
Deze vormingen zijn dus wel sterk synthetisch en ‘geconcentreerd’ van aard. Samenstellingen met -fris zijn de laatste tijd ook in trek. Met werkwoordelijke stam: tintelfrisse servetten (tintelfrisse jenever, tintelfrisse huid), sprankel-frisse limonade, plukfrisse kokos. Met een zelfstandig naamwoord: fruitfrisse limonade, postfrisse zegels. Met ‘okselfris’ weet ik geen raad. De betekenis in de eerste groep is ongeveer: zo fris dat ... Behalve plukfris dat zich aansluit bij de tweede groep: zo fris als (wanneer) ...
De samenstellingen die Bezoen gaf met -vast kunnen aangevuld worden met: dijkvaste wegligging (van een auto), slagvast polystyreen, slijtvast bouclé, ovenvaste schalen, (Bezoen vermeldde wel vuurvaste schotels). In deze voorbeelden overheerst de aanduiding van de graad van vastheid. Maar dijkvast blijft curieus en van een sterke concentratie. Diverse voorbeelden met -vrij die we bij Bezoen vinden, zijn nog steeds geliefd in de reclametaal, maar hij kende nog niet: strijkvrij katoen (betekenis: onnodig om te strijken), kookvrije vrouwendag (= zaterdag) en spoorvrij (d.i. zonder bacillen), pletvrije stoffen. Niet alle samenstellingen zijn gemakkelijk classificeerbaar. De volgende hebben echter allemaal minstens een betekenisinhoud van graadaanduiding: vingerlichte besturing van een auto, vlinderdunne kousen, wolkenzacht wasgoed, natuurzuivere honing, vriesdroge koffie, een handmild wasmiddel, het hele jaar zomerbruin, (= zó bruin als je 's zomers kunt worden), schouwburgschone dassen, motorzuivere benzine (zó zuiver dat je ze gerust in de motor kunt gebruiken). Maar met het krasse motor-vreemde benzine staat het heel anders. Wel zijn dit alle vormen met intensieve concentratie. Dat het merkwaardige tandschone drop semantisch niet vergelijkbaar is met een brandschoon geweten toonde de redacteur van Onze Taal aan. Een aardige kijk op geconcentreerde reclametaalvormingen geven verder ook deze ongesorteerde samenstellingen: een kamerbreed tapijt, droomtedere pareltintenGa naar voetnoot1 een handverrijdbaar magazijnsysteem, tongtintelende traktaties (met fraaie alliteratie!), vriesdroge koffie Ook onder de bijwoorden vinden we ze: secondensnel afwissen (van een schoolbord), mesglad scheren, wringerdroge was, een stoeisterke jongenspantalon, (graad en vergelijking). Nog enkele andere vondsten kunnen misschien de belangstelling hebben van wie de reclametaal bestudeert, al zijn het niet allemaal samenstellingen. Ik zou er bijna de term lok-taal voor willen gebruiken: zorgeloze prijzen, een majestueus-mooie fauteuil, vorstelijk zittende clubs, bananen super extra's, een praatzame conferentiekamer, een werkzame typekamer, zadelsteek | |
[pagina 100]
| |
gestikte kanten, een schroef die ‘bruis-dicht’ afsluit, hoogglans gepolitoerde slaapkamer, dorstige reuzentheedoeken. Ofschoon ze niet bij mijn onderwerp behoort, mag ik de lezer deze verlokkende advertentie niet onthouden ‘Een ijstraktatie als een Italiaanse aria, met vanille als een strelende sopraan, aardbeien als een stralende tenor, en koffie als een diepbruine bas. Drie smeltende smaken van bijna onfatsoenlijk-lekker ijs.’ Interessant zijn ook de kleurnamen: niet vuurrood, maar hotred niet zachtgeel, maar geminigeel, en spijkerbroek in koren = geel), niet grasgroen, maar dixielandgroen of appelgroen, etc., etc. - Overigens schijnt de vindingrijkheid van de reclametekstmakers aan het verslappen te zijn, want de nieuwe vondsten werden na mei 1967 steeds zeldzamer. De bovengenoemde ijsreclame was van april, niet van de hete julimaand van 1967. Ten slotte wilde ik nog de aandacht vestigen op de geconcentreerde samenstelling diepvries en wat in zijn kielzog drijft. Diepvries vindt men tegenwoordig natuurlijk overal. Maar ongewoner is: ‘sperziebonen ... snel diepgevroren’ (8 mei 1967), een participium praeverbale afgeleid van het eerste woord. Wat later (7 juni 1967) las ik echter al: ‘Waarom zelf diep vriezen? Wat diep gevroren is, is even vers als pas geslacht.’ Na een maand dus durfde een reclamemaker de infinitief al aan. Wie zal het eerst zeggen: Ik vries mijn boontjes diep ...? 's-Hertogenbosch f.k.m. mars |
|