In 't schoone midden (Geeraerdt van Velsen 1146)
De bekende alleenspraak van Floris in het vierde bedrijf van Hooft z'n Geeraerdt van Velsen begint met de regels:
Wat is de myne' een val? Hoe ver ben ick versmeeten!
1144[regelnummer]
Op gistren sat ick hooch, verselschapt met de pracht
Des Priesterdoms verwaent, en Heeren groot van macht;
In 't schoone midden van den drang der eed'le schaeren;
Ik citeer hier F.A. Stoett z'n uitgave Gedichten van P.C. Hooft ii 262 (Amsterdam 1900) die schoone niet verklaart, evenmin als W.L.D. van den Brink in z'n aparte uitgave (Zwolle 1928) en Stoett zelf in een aparte uitgave zonder jaar (Zutfen). Ook Karsemeijer en Kazemier die de alleenspraak opgenomen hebben in hun bekende bloemlezing Nederlands na 1600 (blz. 152 van de 18e druk) geven bij schoone geen kommentaar.
Het WNT bespreekt de kombinatie noch onder schoon noch onder midden. Toch is er iets vreemds aan: waarom zou het midden van die drang (‘menigte’) der eed'le schaeren schoon moeten zijn?
Het valt op dat Hooft z'n taal soms zelfs vrij krasse gallicismes bevat: wij andren, wanneer ... en dat ... (i.p.v.... en wanneer), zich biechten, naeijvrich van (i.p.v. op) enz. (Jammer genoeg is er over Hooft z'n taal maar weinig geschreven: het artikel van Hellinga, De taal van Hooft in Kroniek van Kunst en Kultuur 8.149-155 stelt teleur doordat het niet aan z'n titel beantwoordt, al geeft het wel enkele voortreffelijke brokjes filologie.).
In dit kader van gallicismen moeten we ook in 't schoone midden zien: het is een letterlijke vertaling van au beau milieu dat vaak weergegeven wordt met precies in het midden, al schijnt fijn in het midden beter te zijn, naar romanisten me meedelen. En dat past uitstekend in r. 1146.
Juffrouw Ria Mertens is zo vriendelijk geweest om te zoeken naar een 16e-eeuws citaat van au beau milieu, en in de Dictionnaire de l'académie française8 1932 vond ze van Ronsard, Epitaphes, Marulle:
En rond, au beau milieu d'un val,
Tout le premier guide le bal,
Foulant du pied l'herbe menue.
p.c. paardekooper