| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids. September.
Albert Perdeck schrijft over de breuk tussen Frederik van Eeden en Upton Sinclair: Ook Van Eeden is rooms geworden. - Adriaan van der Veen handelt over Macht en verbeelding in de moderne literatuur. - Hans Andreus' Reacties van een lezer op de Verzamelde Gedichten van Armando zijn niet gunstig voor deze dichter van de ‘pathetiek van bloed en verbeten tranen’.
| |
Maatstaf. Juli.
Arthur Lehning illustreert aan de hand van een brief hoe Ter Braak over Nietzsche en Bakoenin dacht.
Augustus. Huug Kaleis lanceert een aanval op C. Buddingh', die Armando's werk interpreteert en verdedigt: Buddingh' en het geweld.
| |
Raam. Augustus-September.
In Eros' tuin is de titel van een opstel dat Jan H. Cartens wijdt aan Jan Engelman en H. Marsman in de jaren 1930-32. - De rubriek Nieuwe Boeken bevat o.m. een bespreking van Jozef Janssens, De Mariale persoonlijkheid van Jacob van Maerlant door Jan H. Cartens.
| |
Het Nieuwe Boek. II, Nr. 7/8.
Johan van der Woude eert Het fenomeen Simon Vestdijk doctor honoris causa. - Hans Andreus bekent bij de Verzamelde werken in paperback van M. Nijhoff, dat deze dichter op hem vaak een onwaarachtige indruk maakt, ‘ook in zijn veel geroemde eenvoud’. Bij het verzameld werk van Ostaijen daarentegen heeft A. in het geheel niet de indruk dat deze zich ‘verschool achter vormen, achter Literatuur’. - Willem Brandt is zeer geboeid door Van Duinkerkens Brabantse herinneringen.
| |
De Nieuwe Stem. Augustus.
L. Ross bespreekt onder de titel Klein Zieltje de essaybundel De geheime tuin van Gomperts. - De rubriek Ex Libris bevat o.a. Gerrit Achterberg, een dichterleven van Anthonie Donker.
September. Het nummer is speciaal gewijd aan Vlaanderen en Friesland. L. Picard schrijft over Taal en nationaliteit in België; Fedde Schurer over Taalverhoudingen en letterkundige kansen in Friesland; Sjoerd Leiker over Het belegerd leven van Jan Slauerhoff; Gerben Colmjon over Vestdijk en Harlingen; Kr. Boelens over Eén school, twee voertalen. - In Ex Libris vestigt C.L. Kruithof de aandacht op De Vlaamse letteren van Gezelle tot heden door August Vermeylen en op De Vlaamse letteren tussen gisteren en morgen door Bernard Kemp.
| |
Merlyn. Juli.
Kees Fens geeft een analyse van De eilanden van A. Alberts in Zonder namen te noemen. - J.G. Kooij behandelt Couperus en Engeland. - J.J. Oversteegen zet De optiek van de grensganger II voort met een uitvoerige analyse van het zesde verhaal uit J. Hamelinks bundel Het plantaardig bewind, dat getiteld is Grafbeeld in ontij. - C.W. Watering stelt een onderzoek in naar de betekenis van de titel Een geverfde ruiter, door Claus gegeven aan zijn in 1961 verschenen verzenbundel, in een opstel What's in a title. - J. Kamerbeek jr. en H.U. Jesserun d'Oliveira vervolgen hun polemiek over de interpretatie van Bloems gedichten Grafschrift en Ademen in resp. Tussentijdse balans en Uitverkoop.
| |
| |
| |
Ontmoeting. Juni-Juli.
Kees Ouboter, Herdrukken, nieuwe indrukken stelt J.B. Charles, De Mérode en Achterberg aan de orde.
Augustus. F.W. van Heerikhuizen verzorgt de Kroniek der Poëzie, waarbij hij licht laat vallen op Fetisj en Feniks van Willem Brandt, Van de wieg tot het graf van wijlen Marja en Dit verheugd verval van J. Bernlef.
| |
Tirade. Augustus-September.
De rubriek Hollandse Nieuwe bevat zeer korte besprekingen van o.a. Hugo Raes, Hemel en Dier, door H.L.M. en K.; Sybren Polet, Verboden tijd door K.; Piet Calis, Daling van temperatuur door M.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXX, Afl. 4.
C.F.P. Stutterheim wijdt een uitvoerig onderzoek aan het woord Armoedzaaier, waarvan hij bewijsplaatsen geeft uit 1905, die totnogtoe geen of onvoldoende aandacht hebben gehad. - F.G. Droste werkt, al discuterend en soms uitweidend, de lezing uit die hij op het laatste filologencongres gehouden heeft over Homonymie en identiteit van woord en moneem. - P.J. Buijnsters vergelijkt Rhijnvis Feiths dramatisch gedicht ‘De opwekking van Lazarus’ met zijn voorbeeld, een versdrama van Adolph Köttgen, en ziet het als een bestrijding van Kant. - Boekbeoordelingen: P.J.A.M. Buijnsters, Tussen twee Werelden / Rhijnvis Feith als dichter van ‘Het Graf’ en Rhijnvis Feith, Het Graf, met inl. en aant. uitgeg. door P.J.A.M. Buijnsters (C. Kruyskamp).
| |
Driemaandelijkse Bladen. XVI, Nr. 2.
Veel en gevarieerd materiaal is verwerkt door Johanna Guenther in haar artikel Beruf und Ortsbezeichnung in Vogelnamen aus dem niederländisch-nordwestdeutschen Küstengebiet: beroepsnamen als raadsheer, bouwmannetje, herkomstnamen als vlaamse gaai, spaanse lijster. - K. Heeroma verwelkomt het eerste deel, bewerkt door P.J. Meertens, van het ‘Nederlands Repertorium van Familienamen’, en demonstreert het belang daarvan voor de studie van De familienamen in Drenthe met interessante beschouwingen, door vier kaartjes verduidelijkt, over autochtoon-drentse en immigratienamen. - Teake Hoekema vergelijkt de geografie van Kouk/kouke in Groningerland anno 1964 met de toestand die Kloeke in 1919 beschreven heeft. - E.J.H. Scholten gebruikt het dialect van Usselo als voertaal voor zijn naamkundige bijdrage Namens verandert. - H. Entjes deelt enige staaltjes mee van Duuts in de latijnse biografie van Henric Wetter, de eerste rector van Albergen. - Bladvulling van W.H. van der Ploeg: Over twee Groningse zegswijzen (‘Gold van Naotans laamp’ en ‘Op tipnaogel staon’).
| |
Neophilologus. XLIII, Afl. 3.
Wijlen P. Maximilianus o.f.m. cap. herkent in Vondels rei Wie is het, die zoo hoogh gezeten? verscheiden gedachten uit het werk van de jezuïet Leon. Lessius, ‘De perfectionibus moribusque divinis’, wiens invloed op de ‘Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst’ al eerder was onderkend.
| |
Forum der Letteren. V, Nr. 2.
In deze aflevering is opgenomen de voordracht die E.M. Uhlenbeck gehouden heeft op het 28e Nederlands Filologencongres over Betekenis en syntaxis, aangevuld met een belangrijk notenmateriaal. - Dezelfde auteur levert een scherp lakend Commentaar op drie kranteartikels van C. Kruyskamp, ‘Om het woordbeeld’.
| |
| |
Nr. 3. Een artikel van S. Dresden Over het humanisme brengt bezwaren in tegen de beschouwingen van H.A. Enno van Gelder in diens studie ‘The two Reformations in the 16th Century’. - Boekbesprekingen: J.S. ten Brinke, Onafhankelijke en afhankelijke grootheden in het taalgebruik (H. Schultink); P.J.A.M. Buijnsters, Tussen twee werelden / Rhijnvis Feith als dichter van ‘Het Graf’ (Margaretha H. Schenkeveld).
| |
De Vlaamse Gids. September.
E. van Ruysbeek bespreekt in Licht op Slauerhoff, rubriek Kanttekeningen, de franse dissertatie van L.J.E. Fessard, Jan Slauerhoff (1898-1930). - In dezelfde rubriek behandelt P. de Wispelaere Grotesken van G. Burssens en G. Gils, nl. het prozaboek Fabula rasa (herdruk 1964) van de eerstgenoemde en het ‘paraproza’ Verbanningen van de laatstgenoemde.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Augustus.
Marcel Janssens verdiept zich in De hel op aarde. Verhalen van Anna Blaman.
September. Lieve Macken behandelt de bekende studie van H.C. Rümke in Over Frederik van Eedens ‘Van de koele meren des doods’.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XXX, Nr. 4.
In de rubriek ‘Boeken’ korte, merendeels refererende besprekingen o.a. van: W.A.P. Smit en P. Brachin, Vondel; K.L. Johannessen, Zwischen Himmel und Erde; P.J.A.M. Buijnsters, Tussen twee werelden; W. Gobbers, Jean-Jacques Rousseau in Holland; Lode Roose, Anna Bijns; alle ondertekend L.G.; niet ondertekend: G. Colmjon, De beweging van tachtig.
| |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taalen Letterkunde. 1963, Afl. 5-6-7-8.
P. de Keyser geeft een overzicht van de literaire werkzaamheid van Frans de Backer, exponent van een generatie, de generatie die tegen 1910 aan het woord kwam. - G. Jo Steenbergen draagt een studie bij over Versterkers en verzwakkers bij getallen en hoeveelheden in de taal van de reclame, gebaseerd op materiaal van ongeveer tweehonderd prospectussen en advertenties. - Gerard Knuvelder houdt onder de titel Aasgieren der filologie? principiële beschouwingen over object en methode van de literatuurgeschiedenis.
Afl. 9-10-11-12. Garmt Stuiveling behandelt Het vroegste werk van Henriëtte Roland Holst, tot het jaar 1892. - P. de Keyser doet mededeling van een briefwisseling tussen Guido Gezelle en Napoleon de Pauw over De legende van S. Werner, herdrukt De Pauw's uitgave daarvan, gecollationeerd naar de handschriften van Oxford en Oudenaarde, en drukt daarna die beide fragmenten diplomatisch af, alles met talrijke facsimile's. - Een artikel van W. Thys, Minderaa en Vlaanderen, een hooggestemde huldiging, met veel biografische en bibliografische biezonderheden, van ‘Prof. Dr. P. Minderaa bij zijn 70ste verjaardag’, is ingekleed als een toespraak tot de gehuldigde. - Uit een handschrift van de universiteit te Gent publiceert W. Braekman Middelnederlandse zegeningen, bezweringsformulieren en toverplanten, met een inleiding, uitvoerige toelichtende aantekeningen, en een woordenlijst aan het slot.
| |
Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam. XL (1964), Nr. 1-2.
H. Draye en K. Roelandts geven een overzicht van het naamkundig levenswerk van Jan Lindemans (1888
| |
| |
-1963) en publiceren uit zijn nalatenschap een studie over De familienamen op -man, die door L. in veel rubrieken worden ingedeeld. - D.P. Blok schrijft waarderende woorden In Memoriam C.H. Edelman (1903-1964) en H.T.J. Miedema herdenkt Jan Naarding (1903-1963). - D.P. Blok en A.C.F. Koch verwerken in hun artikel De naam Wijk bij Duurstede in verband met de ligging der stad bodemkundige en archivalische gegevens; zij komen o.a. tot het resultaat dat het oude Dorestate (waarvan ze de etymologie uitvoerig behandelen) is weggespoeld en een nieuw Wijk is ontstaan, terwijl Duurstede alleen de naam was van het nabij gelegen slot. - Tegen de etymologie van Tubbergen als samenstelling met -bergen acht J.J. Voogt de plaatselijke vorm een ernstig bezwaar (Albergen en Tubbergen). - Bij zijn identificering en lokalisering van De Nederlandse waternamen in de Romeinse tijd past B.H. Stolte zorgvuldige kritiek toe op de overlevering bij Ptolemaeus. - Jos. L.M. Mullie laat aan twee voorbeelden uit Roeselare zien, dat sterk afwijkende Spellingsvarianten in Westvlaamse familienamen voorkomen. - R. Rentenaar levert, uitgaande van een ambacht Wendelnesse, dat vroegere onderzoekers ten onrechte in de Langstraat geplaatst hebben, een zeer gedetailleerde Bijdrage tot de ontginningsgeschiedenis van de westelijke Langstraat. - W. Beele wijst in Ieper verscheiden middeleeuwse voorbeelden aan van Canin, vleivorm van Christianus, als toenaam en vooral als doopnaam. - Vier brabantse Altena's geven J.B. van Loon de overtuiging dat het geen waternaam kan zijn, maar ook de etymologie ‘al te nabij’ bevredigt hem niet. - B.J. Hekket kent aan Het element schip in toponiemen vier
betekenissen toe, t.w. ‘schip’, ‘schaap’ (in engelse namen), ‘grens’ en ‘geboomte, takken’. - J.B. van Loon acht het zeer wel mogelijk dat de westbrabantse naamelementen B o e(y)-, b a a(y)- verwanten van (het door Naarding in de vorige jaargang behandelde) bag- zijn.
| |
Ons Geestelijk Erf. XXXVIII, Nr. 1.
Van wijlen P. Maximilianus is het eerste deel van een studie gepubliceerd over De Nederlandse vertalingen van het Dies Irae in de 17e en 18e eeuw, waarin o.a. een translatie van Lodewijk Makeblijde. - L. Moereels verzorgt een uitgebreid Literatuuroverzicht 1963.
Nr. 2. Het vervolg van De Nederlandse vertalingen van het Dies Irae in de 17e en 18e eeuw geeft o.m. de translaties van Justus de Harduyn, Revius en Poirters.
Nr. 3. Dit nummer is geheel gevuld met: A. Ampe, Kanttekeningen bij de ‘Evangelische Peerle’ V. Onbekende teksten van de schrijfster der Peerle in het Bossche handschrift 647.
| |
Nu Nog. XII, Nr. 4.
Het nummer bevat een artikel van K. Hemmerechts, De radiotaal in de huiskamer, het Jaarverslag van de V.B.O. voor 1963 van Jo Dejaeger-Wolff, en de gewone rubriek Brievenbus - Taaladvies. - Boekbespreking: B.W. Schippers, Taal en spraak in stad en streek, 2e druk (J. Verhasselt).
Nr. 5. Over het taalgedrag van ‘hollandse’ toeristen in Vlaanderen vertelt Pim Hofdorp (Taal op reis) uit zijn ervaringen als reisleider. - J. Verhasselt laakt ‘Snit en naad’ als verkeerde vertalingen van ‘coupe et couture’. - Een uitgebreide rubriek Brievenbus - Taaladvies.
| |
Ons Erfdeel. VIII, Nr. 1.
Olga Krijtova beschrijft Het Nederlands onderwijs in Tsjecho-Slowakije. - Luc Verbeke zet zijn Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen voort. - Op een kort artikel van Garmt Stuiveling over
| |
| |
De dichter Herman Gorter volgen enige gedichten van Gorter met franse vertaling door André Piot. - Een nieuwe reeks artikels over ‘Taalminderheden in Europa’ opent met Het onderwijs in de Friese taal in de Nederlandse provincie Friesland van G. Sinnema. - Lieselot en Frits Pittery vervolgen hun Steden van Frans-Vlaanderen met Hondschote. - Onder ‘Grote Frans-Vlamingen’ deelt Eugène de Bock een en ander mede over Andries Steven uit Kassel, die in 1714 een ‘Nieuwen Nederlandschen Voorschriftboek’ uitgaf, dat (of: die) enige malen herdrukt is en waarvan spraakleer, voornamelijk spellingleer, een gedeelte vormt. - Jozef Deleu geeft een Bibliografie, van 1 januari 1963 af, van Het Nederlandstalige boek in vertaling. - Behalve enige bijdragen die hier niet worden vermeld, bevat de aflevering de rubrieken Kulturele Kroniek, Tijdschriften en Boeken en Aantekeningen en Verslagen, als gewoonlijk van de hand van verscheiden auteurs.
| |
Tydskrif vir Volkskunde en Volkstaal. XX, Afl. 2. (April 1964).
Abel Coetzee bespreekt in Afrikaans - dialek of taal? voor en tegen van scheiding van Afrikaans en Nederlands als studievakken bij het zuidafrikaanse onderwijs. Hij bepleit tenslotte scheiding. - F.F. Odendal schrijft over de zuidafrikaanse woorden Karet en botel.
Afl. 3. (Juli 1964). J. Smuts bespreekt Die opruiming van 'n passiewe konstruksie. In verbindingen van een modaal hulpwerkwoord + verleden deelwoord + geword + het, wordt ‘geword’ steeds meer vervangen door ‘gewees’. - A. Coetzee bespreekt het resultaat van een onderzoek naar de benaming van ‘die outydse vuurmaakplek’, Die es (mnl. eeste). - Jan Nel laat zich in Spelreëls 1964 zeer ongunstig uit over de ‘Afrikaanse Woordelys en Spelreëls’.
| |
Tydskrif vir Letterkunde. II, Nr. 3. (Aug. 1964).
In deze aflevering komt een artikel voor van F. Gaum, 'n Konsekwent-christelike standpunt ten opsigte van die Christusfiguur in die kuns. - André Demedts, Terug van de reis naar Zuid-Afrika, schrijft over zijn, uitsluitend gunstige, ervaringen.
| |
Standpunte. XVII, Nr. 6. (Aug. 1964).
A.J. Coetzee schrijft over de waardering van Leipoldt se sonnette. - P. Bekker plaatst een Kanttekening by 'n titel, namelijk bij ‘Gesprek van die dooie siele’, een gedicht van N.P. van Wyk Louw. - In aansluiting op de interpretatie van Bredero's ‘Adieu-Liedt’ door E. Lindenberg in de vorige aflevering geeft A. van Selms een opmerkelijke interpretatie van de passage Door in-beeldinghs bewelven. - T.T. Cloete beoordeelt Dekker as kritikus n.a.v. zijn bundel ‘Oordeel en besinning’. Zijn oordeel luidt zeer gunstig.
| |
Neerlands Volksleven. XIV, Nr. 3 (Zomer 1964).
Het nummer bevat vier artikelen over het Eemland, alle van de hand van E. Heupers: Oude volkssagen rondom het Engebergje, een grafheuvel bij Soest; Volksvertelsels uit Hoogland, met opgaaf van de zegsman of zegsvrouw; Het haam (nageboorte van paard) in de boom en andere aktualiteiten uit Eemnes en omgeving; Jan Muus (1846-1922), de laatste medicijnman van Soest. - Naar andere streken voeren: J.H. Holm met De Drentse venen en hun oorspronkelijke eigenaren, waarbij nadruk valt op het gebrek aan voortvarendheid en ondernemingslust van die eigenaars, en H. Krosenbrink met een herdenking van J.H. Kuenenger (28-9-1872-15-4-1964), volksverhalenverteller bij uitnemendheid (zijn verhalen spelen in Groenlo). - Buiten Nederland gaat S.J. van der Molen met Volkskunde van de zee in
| |
| |
vier door hem aangekondigde nieuwe boeken uit de V.S. - Van de overige inhoud, merendeels kleinere bijdragen, vermelden we nog het door Tj. W.R. de Haan afgedrukte Oogstlied aan St. Jacob van Cornelis Loots, waarmee de aflevering opent, en waarbij enigermate aansluiten de aantekeningen van Everhard Jans over Het gestadig inkrimpende verspreidingsgebied van het ‘Sunt-Joapikstuug’, een speciale dracht bij het oogsten.
| |
Sociologische Gids. XI, Nr. 3. (Mei-Juni 1964).
Een artikel van J. Goudsblom over Het Algemeen Beschaafd Nederlands verdient de aandacht ook van neerlandici.
| |
Veldeke. Maart-April 1964 (Jaargang XXXIX).
W.A.F. Janssen publiceert een door hem in 1950 te Venraai opgetekende versie van de ballade De drie ruitertjes. - Arthur Schrijnemakers gaat uit lokale gegevens van Heerlen de betekenis na van Het Limburgse woord ‘teems’ of ‘tems’, waarin hij, anders dan vroegere onderzoekers, een van oorsprong germaans woord ziet.
Mei-Juni 1964. Een artikel van W.A.F. Janssen handelt over tussen dorpsgenoten gebruikelijke Naamgeving in Noord-Limburg in het tweede en derde decennium van de twintigste eeuw.
| |
It Beaken. XXVI, Nr. 2 (Juli 1964).
Het nummer is gewijd aan de friese gemeente Oostdongeradeel, naar aanleiding van het aftreden van burgemeester F. Sijtsma. Van de gevarieerde inhoud vermelden we alleen een naamkundige bijdrage van F. Dykstra (in de inhoudsopgave: Dijkstra) Ien en oar oer de doarpsnammen yn Eastdongeradiel.
| |
Etudes Germaniques. XIX, Nr. 3.
Van deze aflevering is een aanzienlijk gedeelte gewijd aan ‘Langue et littérature néerlandaises’. Het begint met een studie van W.A.P. Smit, La vogue de l'épopée biblique dans les Pays-Bas au XVIIIe siècle, waarin hij vooral nagaat, in hoeverre die achttiende-eeuwse epen in het voetspoor treden van Vondels ‘Joannes de Boetgezant’, dat volledig naar klassiek voorschrift gebouwd was. - De strekking van een artikel van Jean-Marie Delcour is deze, dat een simplistisch bevestigend antwoord op de vraag Verwey est-il un poète cérébral? de dichter geen recht doet. - Henri Plard vraagt aandacht voor een weinig behandeld onderdeel van het oeuvre van Johan Daisne: Sur la ‘filmatique’ de Johan Daisne, - Jean Weisgerber schrijft analyserend en waarderend Sur un poème de Hugo Claus: ‘Het Land (Egyptisch)’. - In de rubriek ‘Notes et Discussions’ geeft Raymond Lebègue een indruk van Un livre français sur Vondel, nl. dat van W.A.P. Smit en P. Brachin (aangekondigd NTg LVII, 182). - Verder in die rubriek onder de titel Jean-Jacques Rousseau en Hollande een uitvoerige bespreking, door Jacques Voisine, van het boek van Walter Gobbers over dat onderwerp.
| |
The Modern Language Review. LIX, Nr. 3 (Juli 1964).
In dit nummer komt een artikel voor van H. Bekker over Vondels ‘Lucifer’: An Inquiry into its Structure.
|
|