Nog een 19e-eeuwse ‘als plus substantief’-groep als object
In het middenstuk van het romantisch ‘drieluikje’ dat J.A. Alberdingk Thijm in 1849 in druk uitgaf onder de titel De Organist van den Dom leest men: ‘Toen werd het bosch eene groote duisternis - waar niets was dan stilte en kou. Ik voelde echter wel, dat het daar zeer groot moest zijn. Nu en dan dacht ik, dat ik daalde, en bij wijlen zag ik als een lichte wolk, die mijn hoofd voorbijtrok. Of de jongeling enz.’ (tekstuitg. Boudens, 's-Gravenhage, 4e dr., 1960, pag. 18).
Bij een man ‘die even kundig in het vloeiendste Frans als in het statigste Hoog-Hollands’ schreef (Knuvelder) lijkt de door J. Smit bij anderen veronderstelde invloed van de Franse constructie met ‘comme’ (N.Tg. LIV, 251) de meest waarschijnlijke.
P.E.L. Verkuyl