(NTg. LIII, 106 vlgg.), dat de Fonologie van het Nederlands en het Fries van A. Cohen en vier anderen spoedig een herdruk zou beleven, was niet gewaagd, en is dan ook uitgekomen. De tweede druk (Nijhoff; 's-Gravenhage, 1961; XV en 155 blz.; prijs f 12.50 gebonden) is geen omgewerkte. Bij vergelijking met de eerste druk ziet men wel op verscheiden plaatsen kleine veranderingen, vaak van niet meer dan redactionele aard, maar in grote lijn is het boek gebleven wat en zoals het was. Van opnieuw bewerken kan men alleen spreken bij de behandeling van de oppositie gespannen/ongespannen. Daarbij treft dat de ie, uu en oe nu buiten die oppositie zijn gebleven. Het keurslijf van de systematiek is hier dus wat ontregen, en aan de genuanceerde werkelijkheid is wat meer ruimte gelaten: ongetwijfeld een winst. Een ander novum in deze afdeling is de notie ‘verkleuring’, waarmee bedoeld is het niet homogene, enigszins diftongische verloop van de klinker in weet en boot, en die wat verderop aanleiding geeft tot een nadere motivering van het bifonematisch opvatten van de ei, ou en ui. De term ‘verkleuring’ doet wel erg fonetisch, ‘niet-fonologisch’, aan, wat ‘impressionistisch’ zelfs (een kwalificatie die in dezelfde paragraaf toegepast wordt op de terminologie ‘helder’ en ‘dof’), en de auteurs blijven zich ook strikt bewust dat ze met die ‘verkleuring’ aan het fonetizeren zijn. Maar toch is er in dat hele pleidooi voor de oppositie gespannen/ongespannen - een voortreffelijk stukje werk van debat en positie-afbakening -, zelfs in dat nadrukkelijk zich afzetten tegen de oppositie kort/lang, met gestadige erkenning van de (fonetische!) eigenschap ‘gerekt’, iets dat de indruk geeft alsof het schrikdraad tussen fonologie en fonetiek onder wat minder sterke stroom is komen te staan.
Dat is hoopgevend voor wie een gevaar voor de fonologie ziet in oversystematiek en simplificering.
Aan de uitbreiding van de paragraaf gespannen/ongespannen, en aan het toevoegen van een paragraaf ‘Assimilatie. Sandhi’ in het eerste van de twee hoofdstukken over het Fries, is het in hoofdzaak te danken dat de tweede druk enige bladzijden meer telt dan de eerste. Verder is op te merken dat het ‘vijfmanschap’ is gereduceerd tot een kwartet: Dr. Eringa heeft aan de tweede druk niet meer meegewerkt.
C.B.v.H.