Uit de tijdschriften
De Gids. April. A.C. Niemeyer in De vermommingen van een auteur, onderkent, in aanvulling op Van Tricht's Louis Couperus, verschillende figuren in de romans van C. die tot een zelfde hoofd- of neventype behoren. Als de beide hoofdtypen noemt Schr. de Herakles-figuur en de Admete-figuur.
Het Boek van Nu. April. Garmt Stuiveling acht Schrijversdebuten in Autobiografieën in klein bestek enigermate teleurstellend t.a.v. ‘de geringe objectiviteit tegenover het eigen verleden’ waarvan de auteurs blijk geven. - Naar het oordeel van Pierre H. Dubois is de roman van Theun de Vries, Het motet van de kardinaal, te oppervlakkig gebleven. - Hans Andreus bespreekt in Nauwelijks herculisch en ook niet zwart genoeg de dichtbundels Hercules van Paul Snoek en Het zwarte gedicht van Cees Nooteboom, die hij resp. als ‘zeer boeiend’ en ‘wat vlak’ karakteriseert.
Mei. In Geen voer voor psychologen alleen toont Pierre H. Dubois zich biezonder ingenomen met Harry Mulisch, Voer voor psychologen, ‘één van de verrassendste boeken, sedert tientallen jaren in onze literatuur verschenen’. - C.J.E. Dinaux acht Karel Jonckheere, Ogentroost in Onder twee ogen een gedicht, stoutmoedig in beelden, visie en levensaanvaarding. - Raymond Brulez bespreekt in Hollanders over Vlamingen: Garmt Stuiveling, Uren Zuid en Anton van Duinkerken, Vlamingen.
Roeping. April. In de Kroniek toont Lambert Tegenbosch zich in De formule van '60 weinig ingenomen met het peil van de theoretische verhandeling die Gysen en Sleutelaar laten vooraf gaan aan hun bloemlezing Met andere woorden, bevattend poëzie van de generatie welke na '50 aan het woord is gekomen.
Nova et Vetera. XXXVIII, No. 5. Marcel Janssens schrijft over Typologische literatuurstudie. - In de rubriek Boekbesprekingen beveelt M.S. de leraren van de middelbare scholen warm aan René Verbeeck, De dichter H. Marsman.
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXXVIII, Afl. 3. C. Kruyskamp heeft Een onbekende verhalenbundel van 1543 gevonden, die elf verhalen bevat, waarvan er zeven uit de franse bundel Cent Nouvelles zijn naverteld. - Een artikel van F.G. Droste, Structuurverhoudingen in de categorie van het pronomen personale, begint met een vrij uitvoerige inleiding, waarin gegevens uit verscheiden talen zijn verwerkt, en beschouwt dan van het nederlandse pronomen personale eerst ‘formele aspecten’, daarna de ‘functionele systematiek’. - Jan van Bakel houdt een gedetailleerde fonologische verhandeling over De meest gesloten vocaalfonemen in het dialect van Nuenen bij Eindhoven, zijn moedertaal. - F. Kossmann wijdt een artikel aan Stalparts madrigalen naar aanleiding van de door M.C.A. van der Heijden bezorgde uitgave. - Verdere boekbeoordelingen: M. Buisman J Fzn., Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815 (C. Kruyskamp); Woordenboek der Zeeuwse dialecten, afl. 1 (P.J. Meertens).
Volkskunde. LXI (= N.R. XX), Afl. 2. H. Stalpaert heeft een Repertorium van volksliederen op vliegende bladen samengesteld, nl. van de liederen in drie genummerde reeksen, gedrukt onderscheidenlijk te Antwerpen, Gent en Ieper;