Scheidbaarheid van onderwerp en persoonsvorm.
Het belangwekkende en tot nadenken prikkelende artikel van P.J. Merckens over De plaats van de persoonsvorm: een verwaarloosd code-teken (N.Tlg. 54, 248-254), waarin zo sterk de nadruk gelegd wordt op de plaats van de persoonsvorm als bepalend voor de aard van de zin, geeft meen ik de sleutel tot de verklaring van het bekende, maar bij mijn weten nergens verklaarde verschijnsel dat in de mededelende zin met inversie, dus met ‘bepaling’ (in ruime zin) voorop, de scheiding van persoonsvorm en onderwerp (P en O) veel gemakkelijker is dan in de OP-zin.
Immers: indien O voorop staat en P dus op de tweede plaats, zou ieder woord (zinsdeel) tussen O en P de ‘ijzeren’ wet: P op de 2e plaats in de mededelende zin, verstoren. De mogelijkheid van scheiding van O en P is dan ook uiterst beperkt, vrijwel te verwaarlozen. Slechts vluchtige woordjes als: nu, dan, echter enz. zien kans tussen O en P te sluipen, en dan nog alleen in niet-gesproken en ietwat onnatuurlijk, stijf aandoende taal (Vader nu was van mening. . . . . . Jan echter dacht er anders over, enz.).
Maar bij inversie in de mededelende zin staat P tengevolge van het vooropgeplaatste zinsdeel (dat de inversie veroorzaakt), reeds op ‘zijn’ 2e plaats! Het laat P dus koud. (om het eens personifiërend uit te drukken) of zijn O onmiddellijk volgt of niet. P is ‘safe’, P staat op zijn geliefde plaats. Laat nu verder maar gebeuren wat gebeure. We zien dan ook bij het inversietype een grote mate van vrijheid in de scheiding van P en O. (Morgen komt bij leven en welzijn mijn broer terug uit Amerika. Tot mijn spijt kon door allerlei omstandigheden de wedstrijd niet doorgaan. Er komen op het ogenblijk van het station veel mensen. Enz.).
Terecht ruimt Droste in zijn artikel Terminologische moeilijkheden bij de ‘zin’ (N.Tlg. 54, 14) voor dit type, ‘waarin door een zware aanloop een afstandspatroon gevormd wordt’ en voor ‘de zgn. er -constructie’ een plaats in binnen het type hoofdzinsstructuur, dat gekenmerkt wordt door de gesloten structuur S-P (bij mij O-P). De mindere geslotenheid van P-O tegenover O-P tast het karakter van dit soort zin niet aan, omdat aan de essentiële voorwaarde: P op de 2e plaats voldaan is.
De volstrekte onscheidbaarheid van PO, indien O een pron. pers. is. lijkt mij samen te hangen met de zeer bijzondere, hechte band tussen pron. pers. en persoonsvorm. Historisch heeft deze groep zich ontwikkeld uit de ‘blote’ persoonsvorm, die ‘alles’ uitdrukte en het schijnt wel of dit historisch noodzakelijk geworden aanvullende pron. bij de persoonsvorm die niet meer duidelijk genoeg was, zich nog manifesteert in de verkleefdheid van die twee, zowel van O en P als van P en O. (Hij loopt in die richting. Nu loopt hij in die richting. Tegenover: Een man loopt in die richting, In die richting loopt sinds enige tijd een man.)
F.L. Zwaan.