| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Gids.
Februari. In Kritiek, actualiteit en duurzaamheid behandelt S. Dresden de kritische methode van Victor van Vriesland (Onderzoek en Vertoog - Verzameld critisch en essayistisch proza), die zich beweegt in de spanning tussen empirie en theorie. - S. Vestdijk bespreekt in Religie van het minimum (Kroniek van de Poëzie), de bundels De Maan over het Eiland en Het oude Land van Guillaume van der Graft. Hij wijst in het bijzonder op het toneelstuk of luisterspel Het eerste Kwartier in De Maan over het Eiland, waar de dichter de intrede van het kwaad in de wereld voorstelt als gevolg van het feit dat ‘sommige engelen al te star dogmatisch aan hun volstrekte zuiverheid vasthouden’.
Maart. De les die Antigone ons te zien geeft, zo betoogt B.A. van Groningen in Antigone, is de zingeving van leven en dood, welke eerst optreedt als de mens zijn bestaan in dienst stelt van ideële waarden. - Dat de jonge Potgieter in Zweden doorging voor een lid van de familie Trip, wier zaken hij moest behartigen, toont P.M. Boer-Den Hoed aan door de publikatie van Een onbekende brief van Potgieter, door deze in Gotenburg geschreven aan J. Cederström, president van de ‘Rekenkamer’. - In De rationalist als mysticus (Kroniek van de Poëzie) bespreekt S. Vestdijk De laatste dingen van J. Greshoff. - Emmy van Lokhorst heeft in de Kroniek van het Proza veel waardering voor Hermans, Da donkere kamer van Damocles, maar ontzegt het werk toch de eigenschappen die voor grote litteratuur onmisbaar zijn.
| |
Het Boek van Nu.
Februari. Garmt Stuiveling publiceert een Open brief aan Herman Teirlinck ter gelegenheid van diens 80ste verjaardag. - Marnix Gijsen, Mijn vriend, de moordenaar en Hugo Claus, De zwarte keizer worden besproken door Pierre H. Dubois in Twee Vlaamse novellisten. - In Studies en Strijdschriften van P. Geyl steken, volgens P.H. Ritter jr., in zijn gelijknamig artikel, twee essays door hun meesterschap boven de andere uit: de karakterschets van koning-stadhouder Willem III en de ontleding en kenschetsing van Hoofts historiestijl.
Maart. Garmt Stuiveling is van oordeel in Vorstelijke mémoires dat de persoonlijkheid van prinses Wilhelmina blijkens haar Eenzaam maar niet alleen veel affiniteit vertoont met de 19e eeuwse antirationele protestanten. - Valscherm van H.W.J.M. Keuls vertoont dezelfde gerichtheid - ‘zwevende tussen hemel en aarde’ - als die welke reeds in jeugdpoëzie viel waar te nemen, oordeelt C.J.E. Dinaux in Kroniek der Poëzie. - De cirkel en de hoek door Garmt Stuiveling verwijt G. Brom's boek over Multatuli geschiedkundige en interpretatieve onjuistheden, onhistorische instelling en beschouwing van de figuur vanuit een roomse waarheid. -
| |
Maatstaf.
Februari.Carel Gerretson is een van de Herinneringen uit de oude tijd van Annie Salomons.
| |
Roeping.
Februari. In A travers une correspondance publiceert Harry G.M. Prick de briefwisseling Arnold Ising-Lodewijk van Deyssel.
Maart. Stephanus Axters o.p. schrijft over Vroomheid uit de Nederlanden, een kort overzicht van Bernardus van Clairvaux tot en met Thomas van Kempen. - Ondanks zijn waardering voor Brom's boek, vraagt Harry G.M. Prick zich toch af in Brom over Multatuli ‘of het zinvol kan heten voor een
| |
| |
haast gemeengoed geworden inzicht zo'n heerschaar van argumenten te laten opdraven’.
| |
De Nieuwe Stem.
Januari. G.J. Resink schetst in Afronding van de Indische belletrie de ontwikkelingsgang van de nederlandse litteratuur betreffende Indonesië van Douwes Dekker tot Bep Vuyk. - Annie Romein-Verschoor geeft kritieken in het kort op verhalenbundels van de hand van Bordewijk, Claus, Maria Dermoût, Friedericy, Nooteboom, Jeanne van Schaik-Willing en Theun de Vries in Het korte verhaal.
Februari/Maart. Over de zuidafrikaanse apartheidspolitiek schrijft J.J. Buskes in Tranen over Zuid-Afrika. - Annie Romein-Verschoor gelooft in Ex Libris dat Walschap, Oproer in de Congo, een boek dat de verhoudingen in de koloniale maatschappij fundamenteel doorziet, niet alleen een historische maar zelfs een profetische waarheid onthuld zou kunnen hebben.
| |
Streven.
Jrg. XII. Deel I. Maart. In Forum laat J. van Heugten s.j. naar aanleiding van de bloemlezing van Ad den Besten, Dichters van morgen, zijn gedachten gaan over de naoorlogse poëzie en haar verschillen met de poëtische traditie, zoals deze door de Tachtigers werd opgebouwd.
| |
Taal en Tongval.
X, Afl. 3 en 4 (December 1958). A. Weijnen opent de dubbele aflevering met een In Memoriam Dr. Schönfeld, en wijdt verderop een artikel Klompenmakerstaal aan de studie van Jan van Bakel over die groeptaal. - Van wijlen M. Schönfeld een toponymische bijdrage, Steeg: tegenstelling van stad en land. - R. Reniers, niet bevredigd door de verklaring die J.L. Pauwels in een vroegere jaargang gaf van Boomse maat, oppert enige gissingen daarover; Pauwels geeft hierbij een Naschrift. - G.L. Meinsma schrijft over Assimilatie en assimilatie-onderzoek. - Ernest Eylenbosch behandelt Benamingen voor ‘de steel van een dorsvlegel’ in West-Brabant en aangrenzend Oost-Vlaander en elders in de aflevering Benamingen van ‘de hak om aardappelen aan te aarden’ in dezelfde streek. - Felix Wortman is het in Husholt = doodkist niet eens met Naardings verklaring in de vorige dubbele aflevering: hij wil in het tweede lid ‘hout’ zien; K. Heeroma daarentegen heeft juist bezwaar tegen Naardings opvatting van het eerste lid, dat hij in Nogmaals Hoeshold als een eufemisme voor ‘lijk’ wil beschouwen. - V.F. Vanacker geeft een kort artikel over Enkele vormen van gij in het Aalsters. - Uitvoeriger is de beschrijving door A.F. Vossen van de vormen van Het persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud in het Nederweerts en het gebruik daarvan naar de waardering van de toegesprokene. - H.T.J. Miedema behandelt De Nieuwfriese ‘breking’ en zijn verspreiding. - B.D.H. Hermesdorf beschrijft in Natte en droge ‘licop’ eigenaardige vijftiende- en zestiende-eeuwse gebruiken bij het trakteren van getuigen bij rechtshandelingen. - In september 1958 is de Frans-Vlaming E.H. Prof. em. R. Despicht gehuldigd, en Willem Pée huldigt hem ook hier. - In de
aflevering zijn verder afgedrukt de toespraken die Prof. Dr. H.J. van de Wijer en Prof. Dr. A. Weijnen gehouden hebben, toen De Belgische en Nederlandse Universitaire Centra voor Neerlandistiek aan hun tienjarig bestaan enige plechtige nadruk verleenden in september 1958. - Voorts verscheiden bladvullingen, de ‘Kroniek’, waarin o.a. een verslag van de Nederlandse taalcongressen te Brussel op de wereldtentoonstelling en te Scheveningen, door Jo Dejaeger-Wolff. - In de rubriek ‘Boekbespreking’ o.a. een recensie door H. Schultink van H.F.A. Van der Lubbe,
| |
| |
Woordvolgorde in het Nederlands, waarin vrij wat bezwaren tegen het boek worden ingebracht.
| |
Levende Talen.
Februari. P.C. Paardekooper geeft de uit- en omgewerkte tekst van de voordracht die hij op 2 januari 1959 gehouden heeft in de afdeling Nederlands van ‘Levende Talen’ over zijn Syntaksisonderwijs in I Gym.; van het op die voordracht gevolgde debat is een verslag elders in het nummer opgenomen. - P. Maximilianus O.F.M. Cap. neemt in Een omstreden Vondeltekst het op voor de opvatting van ‘licht’ als substantief in vs. 282 van de Lucifer. - A. Hagtingius-Seger deelt iets mede over vertalingen van Nederlandse poëzie in Amerika, met specimina van haarzelf en anderen. - K. ter Laan wijst op het groningse Gemacht ‘schaamdelen’. - F.C. Dominicus weet, na de voorlichting van A.P. Corvet in het vorige nummer, nog geen weg met Experimentele dichters in de klas; vooral Lucebert is hem een zwaar obstakel. - H. Roose oppert in Fundamentalia bezwaren tegen de grammatische methode van Paardekooper. - Boekbesprekingen o.a.: K. Heeroma, Tweede Rose (M.C. van den Toorn); Van Dale8 (C.A. Zaalberg); J.J. Mak, De oorzaken van verkeerd tekstbegrip (C.A. Zaalberg); G. Stuiveling, Jacques Perks gedichten volgens de eerste druk (P.v.d. Meulen); G. Stuiveling, Een eeuw Nederlandse letteren3 en De Vooys' Schets van de Nederlandse Letterkunde23 (P.v.d. Meulen); Frans Erens, Vervlogen jaren, uitg. Harry G.M. Prick (F. Jansonius).
| |
Driemaandelijkse Bladen.
XI, No. 1 . P. Gerbenzon publiceert en vertaalt Het visioen van een achttiende-eeuwse Ommelandse, vermoedelijk door de visionaire zelf opgetekend. - D.P. Blok heeft De oudste oorkonde van Groningerland ver buiten Groningen gevonden, en verklaart enige daarin voorkomende plaatsnamen. - J. Naarding vermoedt in het achterhoekse ‘(dom en) daf’ Een Gelders-Overijssels Ingvaeonisme voor ‘doof’. - B.H. Hommen bespreekt het toponiem Rozengaard(e), en draagt een bladvulling bij over Wrak goed. - Hendrik Odink schrijft over vroegere Pinkstergebruiken. - Verder bevat de aflevering drie ‘weerwoorden’: een van A. Weijnen, Praegermaans, op Schönfelds bespreking van zijn ‘Praegermaanse elementen in de Nederlandse toponiemen en hydroniemen’; een van K. ter Laan, het kortste, maar niet het mildste, onder de titel Een emotionele weduwe, op de bespreking van ‘'t Grunneger Zangbouk’ in de vorige jaargang; en het derde, het uitvoerigste, Dialectgeografie en Expansiologie, van K. Heeroma op de recensie van zijn Taalatlas door Jo Daan in NTg. LI, 336 vlg., waarbij hij er niet steeds rekening mee houdt dat een NTg.-recensent aan engere grenzen van plaatsruimte gebonden is dan de redacteur van Driem. Bl. in zijn eigen tijdschrift.
| |
Onze Taal.
XXVIII, Nr. 2 (Februari). Josef Kempen wijt het geringe aanzien van Het Nederlands in Duitsland aan te grote inschikkelijkheid van de Nederlander met het gebruiken van Duits in het verkeer met Duitsers; ook bij het hoger onderwijs in Duitsland zou het Nederlands een belangrijker plaats moeten innemen.
Nr. 3 (Maart.) F.D. meent dat het Taalonderwijs buiten de schoolmuren, door de dagbladpers gegeven, een slechte invloed heeft op het taalgebruik, en licht dat toe met verscheiden voorbeelden van slordigheden uit kranten.
| |
Volkskunde.
1958, Afl. 4. C. Catharina van de Graft schrijft onder de titel Nederlands brood op christelijke feestdagen over gebak dat in Noord en
| |
| |
Zuid bekoort bij Nieuwjaar, Vasten en Halfvasten, Palmzondag, Witte Donderdag, Pasen, Pinksteren, St.-Michiel, Allerzielen, St.-Hubertus, St.-Maarten en St.-Nicolaas. - P. Janssens C.ss.R. geeft verscheiden voorbeelden uit verscheiden streken van De ‘vuurliedjes’ bij de St. Martens- en de St. Pietersfeesten, feesten die in de Nederlanden veelal vervangingen en adaptaties zijn van het vroegere feest van St.-Jan, een gekerstend heidens zonnefeest. - W.C. van Kuyk vervolgt en besluit zijn studie over De kinderprenten uit de fondsen Delhuvenne, Glenisson en Beersmans, waarvan hij nagaat hoe ze te identificeren zijn. - Verder de rubrieken ‘Kleine Mededelingen’, ‘Tijdschriftenschouw’ en ‘Boekbeoordelingen’.
1959, Afl. 1. J. Grauwels publiceert een op het Rijksarchief te Maastricht aanwezige ‘Mirakuleuse Brief’, die een bedelaar aldaar in 1798 Zes maanden gevangenis voor het verkopen van een hemelbrief bezorgd heeft. - P. Janssens C.ss.R. draagt een studie bij over Het ei in myte en folklore, met veel bijzonderheden uit verre en nabije tijden en landen. - Verder de slotrubrieken als in de vorige aflevering.
| |
Nova et Vetera.
XXXVI, Nr. 3. H. Vroom vertaalt verzen van Gezelle in het Latijn.
| |
Dietsche Warande en Belfort.
Januari. Piet Thomas karakteriseert metRoes en Beheersing de scheidingslijn tussen experimentele en traditionele poëzie. Hij behandelt bundels van de allerjongsten (Dangin, Pernath, Dellart) en van de oudere generatie (Van Nijlen, Buckinx, Van Wilderode).
Februari. Lieve Scheer acht het in Stijl en Miserie bij Piet van Aken ‘spijtig’ dat van Aken's roman De Wilde Jaren behalve de goede stilistische kwaliteit ‘zo weinig belangrijks over het leven en de mens te zeggen heeft’. - Novellen van Marnix Gijsen behandelt M. Gijsen, Mijn vriend, de Moordenaar, waarvan A. Westerlinck vooral het titelverhaal ontroerend acht om zijn Don Quichoteachtig karakter. - Theo Luykx verzorgt de jaarlijkse historische kroniek in Recente literatuur over ons verleden. - In Boekbesprekingen behandelt Alb(ert) W(esterlinck) in het kort enkele uitgaven in de reeks Zwolse drukken en herdrukken, te weten: Willem Sluiter, Buiten-Leven door F.C. Kok; Reyer Anslo, Parijsche Bruiloft door H.H. Knippenberg; Vierde Martijn door W.E. Hegman; Teksten en Varianten van A.C.W. Staring door J.M. de Vries; Jeremias de Decker, Goede Vrijdag door W.J.C. Buitendijk.
Maart. Michel van der Plas herdenkt Alice Nahon als ‘de kleine dichteres, maar de sterke’ in Leven tussen aanhalingstekens. - Uit Gaston Burssens' Adieu krijgt Albert Westerlinck slechts de indruk van ‘een mislukte geestigaard en van een moraliserende babbelaar’, zo schrijft hij in Een tweede staatsprijs voor Burssens!. De bekroning acht hij een blamage voor de jury.
| |
Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
1958, Afl. 8-9-10. Onder de vergaderingsverslagen een samenvatting door J.L. Pauwels van zijn in twee achtereenvolgende commissievergaderingen gedane mededeling over De meervoudsvorming der substantiva in een Zuidbrabants dialect, het Aarschots. - C. de Baere schrijft Enkele ‘Vlaamse’ bladzijden uit de wordingsgeschiedenis van het Woordenboek der Nederlandse Taal uit de nalatenschap van J. David. - J. Kuypers heeft verscheiden deels berustende, merendeels opstandige Vlaamse negentiendeëeuwse liederen met sociale inslag verzameld. - St. G. Axters O.P. levert een bijdrage
| |
| |
Over de middelnederlandse woorden kerstdrachtere, kerstdragerse en keersdraghersse. - P. Minderaa betoogt dat De rol der inspiratie bij het scheppen van poëzie niet als een verouderde mythologische beschouwing kan worden afgewezen. - H.J.E. Endepols gaat in zijn studie Fastraets' Leven van St. Trudo ‘in rethorijckxsche dichte’ eerst na wat Fastraets' bronnen kunnen geweest zijn: de oude vita's, eventueel aangevuld uit jongere Trudolegenden; Fastraets' toneelbewerking heeft die gegevens verwerkt en deels uitgebreid op een niet onverdienstelijke wijze; de vraag Is het Trudospel ooit gespeeld? moet bij gebrek aan voldoende aanwijzingen onbeantwoord blijven. - P. Maximilianus O.F.M. Cap. merkt een groot aantal Herinneringen aan Horatius bij Vondel op, vooral in de jaren twintig en dertig van de 17e eeuw en na de uitgave van Vondels prozavertaling, maar ook in andere levensperioden van de dichter.
| |
Nieuw Vlaams Tijdschrift XII,
no. 9. In de rubriek Zoek de mens wijdt H(ubert) L(ampo) onder de titel Eugène Bosschaerts als romancier een prijzende beschouwing aan zijn boek ‘De club der acrobaten’. - Paul de Wispelaere gaat uitvoerig in op De poëzie van Christine d'Haen, naar aanleiding van de verschijning van haar bundel ‘Gedichten’. - Eug. de Bock begroet met instemming de nieuwe uitgave van de Jeeste van Walewein en het Schaakbord, bezorgd door G.A. van Es.
| |
De Vlaamse Gids.
Januari. M. de Vroede verhaalt De strubbelingen van Prudens van Duyse bij de jublieumvieringen van 1855-1856. - Het dichtwerk van R. Campert wordt behandeld door M. Rutten in Remco Campert of Poëzie als daad van bevestiging.
Februari. Jan Walravens gaat na Proza en experiment in de jonge Vlaamse literatuur. - Karel de Clerck wijdt in de rubriek Kanttekeningen een nota aan het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Nederlandse auteurs in conserven.
Maart. Dat rancune de oorzaak is geweest van P.N. van Eyck's verwerping in ‘De Beweging’ van 1912, van Boutens' Carmina, toont Carel de Clerck aan in P.N. van Eyck contra P.C. Boutens. - In Vlaams existentialistisch proza behandelt Paul de Wispelaere De Witte Muur van M.D. Haese en De Lift van Bert van Aerschot.
| |
Leuvense Bijdragen.
XLVIII, Nr. 1-2. H.K.J. Cowan komt tot De localisering van het Oudnederfrankisch der psalmenfragmenten door verscheiden trekken daarin geografisch te begrenzen op grond van huidige isoglossen en het vermoede vroegere beloop daarvan; hij betoogt dat de psalmen in Zuid-Limburg zijn ontstaan, en dus met vol recht oudnederlands kunnen heten. - J. Goossens laat in Relictgebieden aan de ontronding en aan woordgeografische bijzonderheden zien, dat uitgestrekte heidevelden Een barrièrestrook in de Limburgse Kempen vormen tegen uit het oosten en het westen opdringende vernieuwingen. R. Lievens behandelt het woord Pril, waarin hij, aansluitend bij een vroeger door Vercoullie geopperde etymologie, een lammetje van april ziet.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen.
XXV, Afl. 2. Daniël A. de Graaf vervolgt en besluit zijn artikel over Allard Pierson in Zuid-Duitsland. - Armand Boileau begint een vervolgartikel over het Nederlands als vreemde taal bij het middelbaar onderwijs, en geeft achtereenvolgens een overzicht van een Première
| |
| |
leçon de néerlandais en sixième, een Leçon de néerlandais en cinquième en een Leçon de néerlandais en quatrième.
| |
Wetenschappelijke Tijdingen.
XIX, Nr. 2 (Februari). Een artikel van Jan Grauls, Uit de spreekwoorden van Pieter Bruegel de Oude, handelt over het spreekwoord ‘Men zet geen nar op eieren’.
Nr, 3 (Maart-April). J. De Baets o.p. heeft nauwkeurig De Handschriften van het ‘Lam Gods’ van Van Eyck bestudeerd, en komt tot enige voorzichtige conclusies omtrent de inhoud daarvan.
| |
Nu Nog.
VII, Nr. 2 (Maart). In het verslag van de A.B.N.-week 1959, in februari te Gent gehouden, is volledig afgedrukt de toespraak van Prof. Dr. P. Lambrechts, rector van de universiteit aldaar: De betekenis van de Universiteit voor de verspreiding van het A.B.N. - Van een bijeenkomst van de afdeling Antwerpen van de V.B.O. op 8 februari, die tot onderwerp had Het A.B.N. in Vlaanderen: Illuzie of wordende Werkelijkheid, is eveneens een verslag opgenomen. - Een Brief van Pips over de Jeugd en het A.B.N. is zeer tevreden over de resultaten van een prijsvraag onder jonge luisteraars uitgeschreven: ‘Wat weet en wat denk je over het A.B.N.?’ - Verder de rubriek Brievenbus-Taaladvies en het Jaarverslag V.B.O. 1958.
| |
Spieghel Historiael.
Jaargang 1, Nr. 2. De eerste aflevering van deze periodiek is aangekondigd op blz. 55 van deze jaargang. De tweede aflevering bevat o.a. het verslag van De 26e Jaarvergadering van de Bond van Gentse Germanisten, waar de afgetreden hoogleraar Dr. Franz de Backer is gehuldigd, en een bijdrage van Cl. Vanhoucke, Enkele folkloristische aspekten van de hopteelt.
| |
Tydskrif vir Letterkunde,
Jrg. 9, No. 1 (Maart 1959). In een artikel over Ons Kulturele Verdrae: Bron van Tevredenheid wijst Lorenz Schultz op de gebrekkige culturele samenwerking tussen Zuid-Afrika en de dietse stamgebieden in Europa, ondanks de bestaande culturele verdragen, en hij somt een aantal middelen ter verbetering op.
| |
Zeitschrift für Mundartforschung.
XXVI, Afl. 4. P.J. Meertens behandelt in Sprachforschung im Noordoostpolder der Zuiderzee, op grond van onder zijn leiding ter plaatse ingezamelde gegevens, de ‘Zusammenstosz der Dialekte’ in het drooggelegde gebied.
| |
Etudes Germaniques.
XIV, No. 1 (Januari-Maart 1959). In de rubriek ‘Bibliographie critique’ geeft P. Brachin korte besprekingen van: C. Kruyskamp, De Middelnederlandse boerden; Jan Walravens, Vijfde kolom; Nel Noordzij, Schrijvers blootshoofds; J. de Vries, Etymologisch Woordenboek.
|
|