Aankondigingen en mededelingen.
Nomina Geographica Neerlandica.
Het veertiende deel van deze reeks draagt 1954 als jaar van verschijning. ‘Naar verluidt’, zo delen de overzichtschrijvers van de plaatsnamenstudie in Hand. Kon. Comm. Top. Dial. XXIX mede, ‘zal dit XIVe deel het laatste zijn van de reeks’, die met soms verontrustend lange tussenpozen sedert 1884 is verschenen. Als dat ‘verluiden’ wordt bevestigd, zal de taak van de zeventigjarige worden overgenomen door de Mededelingen van het Instituut voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam.
A. Weijnen geeft in dit deel een beredeneerd en kritisch overzicht over De Noordnederlandse toponymie in 1948-1950.
Jan Lindemans brengt gegronde bezwaren in tegen de verklaring die in het vorige deel is gegeven van Het woord honger in plaatsnamen (zie NTg. XLIII, 124), en herkent daarin het tweede lid van de samenstelling hofhonger, de naam van een beambte die ongeveer met de hofmeier gelijk stond. Daarnaast komt voor de meer doorzichtige vorm hofjonger, en het ligt voor de hand dat die de oorspronkelijke is (jonger = lat. iunior), maar een bevredigende verklaring van de formele verhouding tussen de twee vormen is vooralsnog niet te geven.
H.J. Moerman levert naar aanleiding van Plaatsnamen rondom Kampen een historisch-geografische beschrijving van de naaste omgeving van Kampen en de stad zelf.
A. Weijnen bespreekt terreinnamen in Dongen en de naam Donge, Dongen.
Onder de titel De scherplange e en de naamkunde behandelt W.N.C.G. van Liere substantiva afgeleid van de stam van maaien (made, meet enz.), het aestuarium Metuonidis van Plinius, en het woord haaimeet; verder het element -a, -ee, -ie, -ij in toponiemen.
J. Prakken levert Een bijdrage tot het ‘wijk’-probleem, waarin hij, op grond van gegevens vooral uit Salland en Twente, pleit voor een toponiem wijk van germaanse oorsprong, niet ontleend aan lat. vîcus.
F.W. Smulders heeft oude gegevens verzameld over de Toponymie van Haaren en Belveren.
A. van Lieshout verklaart het Toponiem ‘Fellenoord’, een gehucht in Woensel, als vervorming van Fellevoord (bij Oirschot komt een fellevoorde voor in 1627) = ‘gevaarlijke overtochtplaats’.
C.A. Kuysten bespreekt de toponiemen Dood, Dolech, Kruis, Hagel- en Heilkruis, Paap.
B. van den Berg heeft een interessante etymologische studie bijgedragen over De namen van de klaver, waarin hij de twee typen klee en klaver, klever herleidt op resp. het enkelvoud en het meervoud van een oorspronkelijk onzijdig woord.