De Nieuwe Taalgids. Jaargang 48
(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Latijn en Grieks dat wij allen spreken.Kort na het overlijden van Prof. Gerlach Royen verscheen als laatste voltooide publicatie een studie met bovengenoemde titel, als deel van de reeks Fundamenta, ‘bijdragen tot de kennis van de antieke grondslagen onzer beschaving’Ga naar voetnoot1). Doel van de schrijver was: in acht beknopte hoofdstukjes samen te vatten al wat op te merken viel bij de ontlening uit Griekse en Latijnse woordvoorraad in de moderne talen, voornamelijk in het Nederlands. Om aan te tonen hoe ingewikkeld het verschijnsel van de ontlening kan zijn, koos de schrijver in Hs. I (Langs een omweg) de grillige geschiedenis van het woord abrikoos. Achtereenvolgens gaat hij dan na, hoe het Latijn ontleende aan het Grieks (II) en het Latijn op zijn beurt voortleefde in het Romaans (III) als in het Germaans (IV). Een ander aspect van het bestudeerde verschijnsel krijgt men weer bij de onderscheiding van groeptaal en algemene taal (V) of door te letten op ontleningen die oorspronkelijk Van geleerden huize zijn (VI). Op het voetspoor van Salverda de Grave gaat de schr. met voorbeelden verduidelijken hoe schijnbaar Latijnse ontleningen feitelijk uit het Frans afkomstig zijn (VII). Het slothoofdstuk (Oud en Jong, VIII) is eigenlijk een systematische samenvatting van het besproken Nederlandse materiaal in groepen naar de periode van ontlening en naar de sfeer waarin de woorden thuis behoren. Een verwijzing naar de literatuur over ontlening en een zorgvuldig bewerkt register (blz. 100-114) vergemakkelijken het naslaan. Voor de geschiedenis van onze woordvoorraad bevat dit boek dus waardevolle gegevens. Wij willen, bij dit sluitstuk van Gerlach Royen's langdurige en vruchtbare werkzaamheid op ons Nederlands studiegebied, gebruik maken van de gelegenheid om de grote verdiensten van deze geleerde dankbaar te herdenken. In de periode van de strijd voor spellingvereenvoudiging leerden wij hem voor het eerst kennen, als een trouw bondgenoot met onuitputtelijke ijver en overtuigingskracht, maar bovenal als propagandist voor een vernieuwd moedertaalonderwijs en modern taalbegrip, ook buiten de school. De lezers van De Nieuwe Taalgids zijn hem daarvoor ongetwijfeld dank verschuldigd, maar ook zijn talrijke artikels in andere vakbladen, weekbladen en dagbladen hadden een eigenaardige bekoring door frisse humor en heldere betoogtrant. Dat hij als propagandist wel eens in herhaling moest vallen - wat bij de bundeling van zijn artikels gebleken isGa naar voetnoot2) - dat hij door overvloedige toelichting met bewijsplaatsen de lezers wel eens vermoeide, behoeft geen afbreuk te doen aan de blijvende betekenis van zijn omvangrijke geschriften, die zoveel waardevol bouwmateriaal bevatten voor verdere taalstudie op velerlei gebied. Dat geldt voornamelijk voor de voordrachten en de verhandelingen, in de uitgaven van de Kon. Ned. Akademie, die zijn naam als voortreffelijk taalgeleerde waarborgen. | |
Zwolse drukken en herdrukken.Als Nr. 14 van deze reeks verscheen Het spel van den heilighen Sacramente vander Nyeuwervaart, ingeleid en toegelicht door W.J.M.A. Asselbergs en A.P. HuysmansGa naar voetnoot3). Terwijl vroegere uitgaven zich beperkten tot de tekst van | |
[pagina 169]
| |
het spel, vindt men hier het handschrift uit het archief der Sint Barbara-kerk te Breda ‘voor het eerst volledig in druk’. Het bevat alle dokumenten die op dit spel betrekking hebben o.a. een kroniek van de wonderen te Niervaart en te Breda geschied, gebeden, lofdichten en andere dokumenten. Nadat de codex uitvoerig beschreven is (blz. 5-10) volgt een Inleiding (blz. 11-60), waarin o.a. het auteurschap van Jan Smeken uitvoerig en kritisch ter sprake komt (blz. 22-32), de uitvoeringen van het spel, het lofdicht van Anthonis de Roovere behandeld worden. De voetnoten geven ruime toelichting voor het verstaan van de teksten. Na een viertal bijlagen volgen ten slotte nog 6 bladzijden met litteratuur die men over deze teksten kan raadplegen. Voor grondige studie dus een modeluitgave. | |
Klassieken uit de Nederlandse letterkunde.Uit de Gedichten van A.C.W. Staring gaf E. Endt een bloemlezing met inleiding en aantekeningen, als Nr. 5 van deze reeks.Ga naar voetnoot1). De voortreffelijke uitgave, die J.H. van den Bosch in de oude Reeks Zwolse Herdrukken (Nr. 7 en 23) bezorgd heeft, is lange jaren alom bekend geweest en heeft terecht een goede reputatie genoten; van de eerste bundel verscheen in 1935 nog een elfde herziene druk. Dat er nu een nieuwe bloemlezing bij dezelfde firma verschenen is, kan wel veroorzaakt zijn, doordat een herdruk van de vorige te omvangrijk en door de brede commentaar te kostbaar zou zijn, maar ook met de bedoeling om deze beknoptere uitgave voor een breder publiek en voor schoolgebruik aantrekkelijker te doen zijn. Vandaar ook een Inleiding over het leven en de betekenis van Staring (blz. 5-15), overbrenging in hedendaagse spelling en alleen de nodigste tekstverklaring in voetnoten. De opzet is dus populair, maar dit verhindert niet, dat men uit deze teksten kan leren dat Staring inderdaad tot onze ‘klaasieken’ behoort, en niet met de school van Tollens vereenzelvigd mag worden, en dat de moeilijkheden bij vluchtige lektuur ten nauwste samenhangen met een eigen, verzorgde, en artistiek verantwoorde stijl. Als dit boek Staring gemakkelijker toegang verschaft tot het onderwijs en tot een belangstellend publiek, dan achten wij het een aanwinst, maar voor ieder die tot dieper begrip van Staring's kunst wil komen, blijft de uiterst verzorgde interpretatie van Van den Bosch onmisbaar. | |
Liber Amicorum Jac. van Hattum.Om de 55-jarige letterkundige Jac. van Hattum te huldigen hebben zijn vrienden hem een kleine smaakvol uitgevoerde album aangeboden,Ga naar voetnoot2) met 23 kleine bijdragen: gedichten en prozastukken. Voorop gaat een portret van de gehuldigde dichter. Aan het einde vindt men een Beknopte Bibliografie. | |
Westfaalse en Nederlandse expansieGa naar voetnoot3).De Dialecten-commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie organiseerde op 27 October 1954 een tweetal lezingen over dit onderwerp. De eerste spreker op dit symposion was Prof. Dr. W. Foerste, die zijn uiteenzetting toelichtte met een twintigtal kaartjes, afgedrukt op blz. 19-38 en tot de conclusie kwam: ‘In onze Westnederduitse dialecten doorkruisen elkaar westelijke impulsen, die bovenal in de 17de en 18de eeuw van Nederland | |
[pagina 170]
| |
uitgingen, en oostelijke Duitse taalbewegingen van de nieuwe tijd. Daardoor wordt de situatie hier weliswaar ingewikkeld, maar ook bijzonder interessant en leerzaam. Want steeds weer opnieuw blijken onze dialecten de trouwe weerspiegeling te zijn van het leven dat zich in een geografische ruimte heeft afgespeeld, bepaald door allerlei factoren van psychologische, politieke en economische aard’. Van Nederlandse zijde werd het vraagstuk belicht door Prof. Dr. K. Heeroma (blz. 39-52), met drie kaartjes tussen de tekst, en gevolgd door een Discussie (blz 53-56). | |
Voordracht van Prof. Dr. E. Blancquaert over Nederlands in Noord en Zuid.Tijdens de Amsterdamse Akademie-dagen (14-16 October 1954) waar leden van de Noord- en Zuidnederlande Academies samenkwamen, besprak de Gentse hoogleraar een aktueel onderwerp: de wenselijkheid en de mogelijkheid van eenheid in taalgebruik in Noord- en Zuid-Nederland. Het is niet mogelijk de inhoud van deze uitvoerige voordracht in kort bestek weer te geven, maar het vraagstuk, besproken door een zo bevoegd en toongevend geleerde zal ongetwijfeld in ruime kring belangstelling wekken. Daarom is het gelukkig dat deze voordracht nu in druk verschenen is, als onderdeel van het Verslag van de Akademie-dagenGa naar voetnoot1) | |
Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie XXVIII, 1954.Behalve twee toponymische bijdragen, van A. Carnoy (Zwalm en sulm) en van J. Lindemans (Toponymische verschijnselen geographisch bewerkt: Hove) bevat dit deel uitvoerig bibliografisch nauwkeurig bewerkte overzichten van wat in het jaar 1953 op dit gebied geleverd is. J.L. Pauwels gaf verslag van De Nederlandse Dialectstudie in 1953 (blz. 59-109); H.J. van de Wijer, H. Draye en K. Roelandts van De Plaatsnamenstudie in 1953; K. Roelandts van De Persoonsnamenstudie in 1953. Het tweede gedeelte van dit omvangrijke deel is gewijd aan soortgelijke studie in Wallonië. | |
De Vergetenen.Deze titel draagt een bundel prozafragmenten van een groot aantal vrijwel ‘vergeten’ en reeds overleden auteurs, geboren tussen 1848 en 1894, samengesteld door Dr. Victor E. van Vriesland. De Wereld-Bibliotheek heeft dit boek doen verschijnen in de Wereld-Boog-reeks (Nr. 46), 280 blz. (Amsterdam, Antwerpen - 1955). C.d.V. | |
Aantekeningen op Revius.Onze medewerker Chr. Stapelkamp heeft in verscheiden artikels van de laatste jaargangen aantekeningen gegeven bij de gedichten van Revius, daarbij uitgaande van de uitgave van de Over-IJsselsche Sangen en Dichten door W.A.P. Smit. Die aantekeningen heeft hij nu, hier en daar wat gewijzigd en aangevuld, met andere, nog niet gepubliceerde, verzameld tot een bundel Revius-studiën Aantekeningen bij de religieuse poëzie van Jacobus Revius. De ‘aantekeningen’, die alle betrekking hebben op de gedichten in het | |
[pagina 171]
| |
eerste deel van Smits uitgave, zijn verschillend van omvang. Soms beslaan ze maar enkele regels, soms dijen ze uit tot een kleine woordhistorische verhandeling. In het bijzonder is aandacht geschonken aan de wel niet zeer talrijke, maar soms toch onmiskenbare oostelijke elementen in de taal van Revius; Stapelkamp noemt ze, met de term die door de nieuwe groningse leerstoel min of meer is geijkt, gewoonlijk ‘Nedersaksisch’. Verder herkent hij meermalen bij deze calvinistische dichter herinneringen aan of zelfs parafraseringen van bijbelgedeelten. Alles getuigt van een toegewijd en nauwgezet zich verdiepen in het werk van Revius. Mag men een enkele maal met St. van mening verschillen over de interpretatie van een woord of een passus, en soms zich afvragen of hij niet wat te gemakkelijk een woord of een vorm bij ‘Saxonië’ annexeert -, voor het grote merendeel zijn de aantekeningen overtuigend en niet zelden verhelderend, en ze vormen een belangrijke bijdrage tot het beter verstaan van Revius' religieuze poëzie. Het boek is verschenen in 1954 als no. XIV in de reeks Teksten en Studiën op het gebied van taal, stijl en letterkunde, uitgegeven bij Van Gorcum & Comp. N.V., Assen. Met inbegrip van het vijf bladzijden beslaande register van besproken woorden en constructies, dat het naslaan vergemakkelijkt en door de gebruikers op prijs zal worden gesteld, telt het 141 bladzijden. De prijs is f 4,50. C.B.v.H. |
|