De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAankondigingen en mededelingen.Wordingsgeschiedenis van het Afrikaans.De beschouwingen omtrent de wording van het Afrikaans lopen sterk uiteen. Sedert D.C. Hesseling de invloed van het Maleis-Portugees als belangrijke faktor aanwees, pleitte E. Kruisinga voor een spontane ontwikkeling en achtte D.B. Bosman de inwerking van een geadopteerd Hollands in de mond van kleurlingen van groot belang. De laatste opvatting vooral leidde tot een détailonderzoek in de Kaapse archieven, waarbij Prof. Dr. J.L.M. Franken zich verdienstelijk maakte. In verschillende tijdschriften publiceerde hij de opmerkelijke uitkomsten van zijn studie op dit gebied. Op aandrang en met medewerking van G.S. Nienaber zijn deze taalkundige opstellen nu gebundeld, met de titel Taalhistoriese BydraesGa naar voetnoot1). Niet alleen voor de taal maar ook voor de kultuurgeschiedenis van deze jonge kolonie zijn de veertien bijdragen, zeer verschillend van inhoud, belangrijk. De talrijke aantekeningen leveren het bewijs van grondige studie. Van gedetailleerde bespreking moeten wij ons onthouden, maar terecht verklaart G.S. Nienaber in 'n Woord vooraf, dat door dit boek van Prof. Franken ‘aan die Afrikaanse taalwetenskap'n nuttige diens bewys word’. | |
Een misverstaan minnedicht van P.C. Hooft verklaard.Het bekende gedicht Sal nemmermeer gebeuren, geinspireerd door Hooft's jeugdliefde voor Brechje Spieghel, bevat een tegenstelling tussen de gevoelige eerste strofen en het allegorisch-mythologische slot, dat de tegenwoordige lezer als te verstandelijk-kunstmatig aandoet, en de indruk van het geheel bederft. In een opstel over dit minnedicht (Kroniek van kunst en kultuur, Juni 1953, blz. 97-99) betoogt Dr. J.D.P. Warners dat deze allegorie voor de renaissance-dichter een geheel andere en diepere betekenis heeft dan voor de moderne beoordelaar. De tranen door de geliefde bij het afscheid gestort, zijn voor de minnaar een grote troost, als bewijs dat de liefde herleven zal. Venus is ‘het goddelijk symbool van menselijke liefde’. Zij is bij het afscheid aanwezig en is diep getroffen. Haar rozenkrans, ‘volgens de renaissance-opvattingen het symbool van de vergankelijkheid der liefde’, wil ze gaarne opofferen om de tranen, ‘de symbolen van menselijk verdriet, door haar toverwoord in larels veranderd’ te verheerlijken. In de hemel ‘behouden de parels de kracht die van menselijke tranen uitgaat: zo daalt de goddelijke idee liefde naar mlaag en stijgt de menselijke liefde vergoddelijkt omhoog’. Een blik in de piegel overtuigt Venus ‘van de onmetelijke waarde van haar nieuwverworven | |
[pagina 346]
| |
byou's, die vergankelijke liefde in waarde te boven gaan en die Brechje Spieghel's tranen onvergetelijk maken’. Ter toelichting geeft de schrijver een reproduktie van een schilderij van P.P. Rubens, waar men ziet hoe Venus door een blik in de spiegel zich van haar schoonheid overtuigt. | |
Lyriek der Nederlanden.In de Klassieke Galerij (Nummer 40) verscheen het vierde en laatste deel van deze, door Dr. Rob. Antonissen verzorgde bloemlezingGa naar voetnoot1); uit de lyriek van de 18de en de 19de eeuw tot vlak vóór de jaren 1880-90. (Van Rokoko naar Romantiek), gesplitst in drie rubrieken: I Uit Arkadia naar de branding van Kosmos en Gemoed; II Lief en leed in volle Romantiek; III Het Westvlaamse Wonder. De samensteller heeft zijn uiteraard beperkte keuze - waarbij de lezer veel oude bekenden zal aantreffen - met smaak verricht. Het lag niet in de bedoeling, door inleidende opmerkingen bij de afzonderlijke dichters of gedichten de keuze te verantwoorden, terwijl verklarende voetnoten tot het nodigste beperkt konden blijven. | |
Heinrich Heine's invloed in de Nederlandse Letterkunde.Als vrucht van een veeljarige studie publiceerde Prof. Dr. H. Uyttersprot - die reeds in 1930 op dit onderwerp promoveerde - een zeer breed opgezette studie over Heinrich Heine en zijn invloed in de Nederlandse Letterkunde, door de Koninklijke Vlaamse Academie bekroond en nu ook uitgegevenGa naar voetnoot2). Het werk is gesplitst in twee delen. Het eerste is getiteld: Heinrich Heine. Een psychografische studie, het tweede: Heinrich Heine's invloed in de Nederlandse Letteren. Een comparatistische studie. De betekenis van het eerste deel als verrijking van de omvangrijke Heine-litteratuur na te gaan, ligt buiten onze bevoegdheid. Wij willen dus voornamelijk het tweede deel (blz. 280-328) onder de aandacht van onze lezers brengen. Uyttersprot is niet de eerste, die een monografie gewijd heeft aan Heine's invloed. In 1930 promoveerde de Nederlander R. Mooren te Bonn op een proefschrift: H. Heine's Wirkung in Holland; in 1938 koos P. Kieft, in breder verband, als onderwerp van zijn proefschrift: Heine in westeuropäischer Beurteiling, Seine Kritiker in Frankreich, England und Holland. Met de uitkomsten van deze voorgangers heeft Uyttersprot zijn voordeel gedaan, maar de belezenheid in een zeer uitvoerig materiaal, ook uit weinig bekende bronnen vergaard, stelde hem in de gelegenheid om een vrijwel volledig overzicht te geven van al wat op Heine's invloed betrekking had. Opnieuw splitsend bespreekt hij eerst de Invloed in Noord-Nederland, als de belangrijkste, en daarna die in Vlaanderen. Na een inleiding over de letterkundige Nederlands-Duitse betrekkingen in de negentiende eeuw wordt eerst de belangstelling in Heine's werk nagegaan: in de incubatieperiode, gevolgd door een ‘grote golf’, inzettend omstreeks 1860, met het optreden van ‘goede kenners’ en ‘vurige bewonderaars’, en een ‘nabloei’ sedert 1885. Een derde hoofdstuk is getiteld Heine en de Kritiek met een overstelpende overvloed van aanhalingen, waarbij uiteraard herhaaldelijk teruggegrepen moet worden naar het voorafgaande hoofdstuk. Belangrijke auteurs, als Vosmaer, Huet, Pierson en Multatuli, komen daarbij ter sprake. In Kapittel IV worden alle Vertalingen opgesomd | |
[pagina 347]
| |
en beoordeeld, terwijl in Kapittel V nagegaan wordt hoe de bewondering tot Navolgingen geprikkeld heeft, zowel verdienstelijke proeven (o.a. de Snikken en Grimlachjes van Piet Paaltjes) als onbeduidende ‘Heiniaantjes’. Deze systhematische indeling is ook toegepast in het tweede gedeelte, over Vlaanderen, waar de invloed van Heine veel minder diepgaand blijkt geweest te zijn. Geestdriftige belangstelling blijkt eigenlijk alleen bij J. Vuylsteke en in de Gentse kring van 't Zal Wel Gaan. Van een Heine-‘furor’, die in het Noorden 25 jaar standgehouden heeft, is in Vlaanderen geen sprake. Het aantal vertalingen en navolgingen is ook daar niet onaanzienlijk, maar ze zijn van weinig belang. Voor de vergelijkende litteratuurstudie levert deze grondige, rijk gedokumenteerde monografie een belangrijke bijdrage. | |
Buku Baru (Het nieuwe boek).Wij vestigen de aandacht op dit Bibliographisch tijdschrift voor Indonesië, onder redactie van Willem Brandt en A. Dahlan, dat ons geregeld wordt toegezonden, en waarvan wij onlangs de Juli-Augustus-aflevering ontvingen. Het wordt te Medan uitgegeven door de N.V. De Deli Courant, en is deels in het Nederlands, deels in het Indonesisch samengesteld, met de bedoeling de lezers door beknopte besprekingen op de hoogte te brengen van nieuwe verschijningen op letterkundig gebied. Jonge Nederlandse letterkundigen werken daaraan mee. Deze laatste aflevering bevat b.v. bijdragen van Bert Voeten, over De bloei van de Vlaamse roman, B. Stroman (Letterkundige Kanttekeningen), terwijl de redakteur A. Dahlan een overzicht geeft van Nieuwe uitgaven in de Indonesische taal. Dat dit tijdschrift, met illustraties en portretten, levensvatbaarheid toont, blijkt uit het feit dat de derde jaargang bijna voltooid is. | |
De Beatrijs omgewerkt tot Katharinalegende.Dat het Beatrijs-motief omgewerkt was tot een Katharinalegende, waarin Sint Katharina de plaats van Maria inneemt, was niet onbekend, maar een onderlinge vergelijking van de zes handschriften (Latijn, Middelnederlands, Duits) waarin die legende overgeleverd is, was nog achterwege gebleven. Daarover is nu een studie verschenen van Dr. Tue Gad (Die Marienlegende von Beatrix als Katharinenlegende), gepubliceerd in het Deense tijdschrift Classica et Mediaevalia (XIV, fasc. 1-2). Van de Beatrijs onderscheiden deze teksten zich ‘durch den ausschliesslich klösterlichen Gesichtspunkt’. Van de beide Mnl. teksten is de ene ‘schön, sorgfältig und bereichert’, de andere ‘eine gänzliche Neubearbeitung, leider nur fragmentarisch überliefert’. | |
Jan van der Noot's Epitalamion, oft Houwelycx Sanck.Dit uiterst zeldzame gelegenheidsgedicht, gedrukt in 1583, in de eerste tijd na Van der Noots terugkeer in Antwerpen, is in facsimilé-herdruk opgenomen in de reeks Zwolse HerdrukkenGa naar voetnoot1). De Inleiding en de achterin geplaatste taalkundige aantekeningen zijn van Dr. W.A.P. Smit, die zoveel mogelijk egevens verzamelde over het bruidspaar: Otto van Vicht en Cornelia van Balen en ook de toegevoegde gedichten van Jan van der Noot en die van | |
[pagina 348]
| |
anderen, in dit bundeltje als loftuitingen geplaatst, opgenomen en besproken heeft. Uit dichterlijk oogpunt beschouwd, geeft dit ‘middelmatig werk geen aanleiding tot groter waardering voor Van der Noot’, maar door de literairhistorische betekenis is de moderne uitgave verantwoord. In een uitvoerige Bijlage (blz. 54-66) bespreekt Dr. W. Gs Hellinga De drukgeschiedenis van het Epitalameon op grond van een nauwkeurig technisch onderzoek. | |
Het symbolisme in de Nederlandse schilderkunst 1890-1900.Over dit onderwerp handelt het proefschrift van Mej. Dr. B.H. Polak, in September 1.1. verdedigd. Het is voornamelijk gewijd aan een viertal schilders: Jan Toorop, Johan Thorn Prikker, Antoon Der Kinderen en R.N. Roland Holst. De reden dat wij deze kunsthistorische studie hier aankondigen, is dat de schrijfster voortdurend het verband met de letterkunde van dezelfde periode in het oog houdt. Door persoonlijke verhouding, door vriendschap, heeft er wederzijdse invloed bestaan tussen verscheiden van deze schilders en de Tachtigers. Vooral het hoofdstuk over Toorop levert daarvoor de bewijzen, maar ook het vroege proza van Couperus vertoont verwantschap met het symbolisme in de schilderkunst. Een uitvoeriger, geÏllustreerde uitgave van deze reeds breed opgezette studie zal weldra verschijnen. | |
Hertzog-Annale.Van deze reeks, uitgegeven door de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns verscheen de eerste aflevering van de tweede Jaargang (Julie 1953). Het eerste gedeelte is gewijd aan Hertzog's belezenheid (door C.M. van den Heever), zijn studententijd in Nederland (door F.E.T. Kraus) en zijn belangstelling voor de taalstrijd (door P.J. Nienaber). Daarna is een artikel van Boekenoogen afgedrukt, overgenomen uit het Album-Kern en toegelicht door T.H. le Roux. Daarin bestrijdt Boekenoogen Viljoen's opvatting dat het Afrikaans terug zou gaan op de Noordhollandse volkstaal. Het grootste deel van deze bundel (blz. 25-188) wordt besteed voor de publicatie van brieven van G.A.A. Middelberg, belangrijk voor de toestanden in de Transvaal tussen 1896-1899. Een uitvoerige biografie gaat daaraan vooraf. |
|