De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Verzamelde Opstellen van Prof. Dr. G.G. Kloeke.Als feestgave bij zijn 65ste verjaardag werd hem deze bundel aangeboden door een comité onder leiding van Prof. Dr. L. Grootaers, met steun van vele ambt- en vakgenotenGa naar voetnoot1). De bedoeling van het comité was niet alleen de baanbreker op het gebied van de Nederlandse taalgeografie te eren, maar ook de Nederlandse taalwetenschap een dienst te doen. Opgenomen zijn een twaalftal opstellen, tussen 1920 en 1934 gepubliceerd, grotendeels op taalgeografisch gebied, waarvan twee in het Duits. Duidelijke kaartjes lichten de tekst toe. Voorin vindt men een portret van de schrijver, aan het einde een nog niet te voren gedrukte, in 1951 uitgesproken rede van algemene aard: Conservatief-progressief, antithese of synthese? | |
Levensschets van Dr. Hendrik W.E. Moller.In opdracht van de R.K. Schoolvereniging ‘Ons Middelbaar Onderwijs in Noord-Brabant’ stelde Dr. H.H. Knippenberg een uitvoerige, geïllustreerde Levensschets samen van de geleerde, die als docent en organisator zo grote verdiensten gehad heeft voor het Katholieke M.O. Het boek is verschenen in de Opvoedkundige brochurenreeks (Tilburg - Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis - 1952; 144 blz. Prijs f 3,25). Na de Levensgang (1869-1940) worden zijn verdiensten nagegaan voor de R.K. Leergangen en ‘Ons Middelbaar Onderwijs in Noord-Brabant’. Afzonderlijke hoofdstukken zijn gewijd aan zijn Publicaties, zijn optreden als Politicus en zijn laatste levensjaren. | |
Merkwaardige dokumenten voor de opkomst en het gezag van het Afrikaans.In de Herzog-Annale, een tijdschrift van de Suid-Afrikaanse Akademie vir wetenskap en kuns (Febr. 1953) worden opnieuw uit oude tijdschriften artikels herdrukt, die van belang zijn voor de geschiedenis van het AfrikaansGa naar voetnoot2). Prof. G.S. Nienaber vestigt de aandacht op vier kleine stukjes, die de bekende Nederlander A. Pannevis, in 1866 naar De Kaap gekomen, omstreeks 1880 gepubliceerd heeft, namelijk: Taalmoeilijkheden van een pas aangekomen Hollander; Afrikaanse Taai-Anekdoten, Gesprek over het Kaaps-Hollands en Het Afrikaansche Woord ‘Ou’. Veel belangrijker is een wetenschappelijke voordracht van een andere Nederlander, Dr. Johannes Brill, zoon van de Utrechtse hoogleraar, over De Landstaal, reeds in 1875 te Bloemfontein uitgesproken en eveneens door Nienaber met welverdiende waardering geheel herdrukt. - Prof. T.H. le Roux stelt tegenover elkaar twee betogen van 1906, onverkort opgenomen: een lezing van D.F. Malherbe: Is Afrikaans 'n Dialekt, waarin het goed recht van het Afrikaans bepleit wordt, en een antwoord van W.J. Viljoen: Wat is nu eigenlik onze taal? waarin hij opkomt voor een vereenvoudigd Nederlands als algemene schrijftaal. Daarbij geeft Le Roux een uitvoerige inleidende toelichting en beschouwing. | |
Middelnederlandse stichtelijke exempelen.In de vernieuwde reeks Zwolse drukken en herdrukken, voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden uitgegeven door de N.V. Uitgevers-Maatschappij W.E.J. Tjeenk Willink te Zwolle, verscheen in 1953 een bundel Middelnederlandse stichtelijke exempelen, verzameld en uit- | |
[pagina 170]
| |
gegeven door Dr. C.G.N. de Vooys (140 blz. Prijs f 3.15). In aansluiting bij de vroeger uitgegeven Middelnederlandse Marialegenden stelde de schrijver er prijs op, de overige exempelen, die als grondslag voor zijn proefschrift gediend hadden, ter beschikking te stellen, als bredere illustratie, maar ook als uitgangspunt voor verder onderzoek. De stof is verdeeld in drie afdelinger: I. Enige proeven uit vijf hoofdbronnen der exempelen, die in hun geheel ook in Mnl. vertaling overgeleverd zijn. II. Alle exempelen uit een viertal nog niet onderzochte traktaten, om te doen zien in welke vorm de exempelen gebruikt werden ter verlevendiging en toelichting. III. een reeks exempelen, in bonte afwisseling ontleend aan allerlei binnen- en buitenlandse handschriften, in los verband of geïsoleerd. | |
Geraert Leeu's tboeck vanden leven ons heren Iesu Cristi.Deze merkwaardige incunabel met mooie houtsneden van een drietal kunstenaars, werd een fac-similé-uitgave verzorgd als uitgave van de Antwerpse Bibliophielen II No. 3, (1952) waarin alle prenten opgenomen, en naar hun oorsprong kritisch besproken zijn. | |
Everyman-Elckerlijc.De veelbesproken verhouding tussen de Engelse bewerking in verhouding tot de Nederlandse vijftiende eeuwse tekst van deze moraliteit heeft de Groningse hoogleraar R.W. Zandvoort voor een internationale lezerskring nog eens helder en uitvoerig uiteengezet in de Februari-aflevering 1953 van de Etudes Anglaises (blz. 1-15). Met goed gekozen, overtuigende bewijsplaatsen sluit hij zich aan bij Van Mierlo's betoog dat de prioriteit van Elckerlijc vaststaat. | |
Drie studentenliederen.In een grondige studie heeft Dr. A. Rutgers van der Loeff drie Latijnse studentenliederen bestudeerd en toegelicht, n.l. Gaudeaimis, Io vivat en de Confessio.Ga naar voetnoot1) Na de wording van de teksten beschreven te hebben, geeft de schrijver een moderne berijmde vertaling. Van wetenschappelijk belang is de eerste helft van deze publicatie, waarin de auteur de oorsprong van deze eigenaardige liederen uit de vagantenlitteratuur naspoort, die al tot de twaalfde eeuw teruggaat. Deze stof is verdeeld in vier hoofdstukjes: I. Confessio poëtae II. Andere liederen van denzelfden dichter; III. Twijfelachtige gegevens; IV. De vaganten in het algemeen. Een reeks van 27 blz. Aantekeningen besluit deze studie. | |
Onomastica neerlandica.Als ‘Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam’ verscheen au. 3-4 van Jaargang XXVIII (1952) met de volgende inhoud: M. Gijseling: Inleiding tot de studie van het oude Belgisch (op toponymische grondslag); J. Naarding: De perceelsnamen op de es van Orvelte, gem. Westerbork (Dr.); C. Tavernier-Vereecken: De etymologie van lochting (uit loch-tuun = Oud Eng. lēac-tūn = groentetuin); J. Fekkez: verslag van het Naamkunde-symposion te Amsterdam; J. Lindemans: Nogmaals het probleem dries; J.F. Steenhuis: Terminologie en indeling in de toponymie; L.J. Noordhoff: De Groninger Heerdencommissie; K. Roelandts: Het naamkundig onderzoek in Skandinavië II; S.J. Fockema Andreae: De Poolse weg (gem. Ermelo, Gdl.) (Naamgeving naar gebeurtenissen van de dag); A. Weijnen: Enkele Noordbrabantse geslachtsnamen; J. van Gorp: Kempische persoonsnamen; M. Schönfeld: Van kleur en water | |
[pagina 171]
| |
(waternamen naar de kleur); J. Helsen: Akker, Broek, Aard in Kempische dorpskeurboeken. C.d.V. | |
Handboek van Germaanse Philologie.Wij vestigen de aandacht op Stroh, Handbuch der germanischen Philologie (Berlijn-De Gruyter-1952). Het bevat enerzijds een geschiedenis van de Germaanse philologie, waarbij, terecht, de ereplaats wordt ingeruimd voor Jacob Grimm, wiens indrukwekkend profiel het titelblad siert; anderzijds een systematisch overzicht van al wat tot het onderwerp gerekend kan worden: volk, cultuur (allereerst de taal), geschiedenis. Doordat bij ieder onderdeel niet alleen de voornaamste literatuur wordt vermeld, maar ook elk belangrijk werk - meestal treffend - gekarakteriseerd wordt, is het tevens een bibliografie die bijgewerkt is tot 1950. De schrijver heeft getracht, daarbij ook het Nederlands in al zijn geledingen het volle pond te geven: ‘es sprechen viele Gründe dafür, die neërlandistischen Studien auch in Deutschland stärker zu pflegen, und dies notwendig vom Studium der Sprache aus’. Voor de nieuwere tijd is hem dit over 't algemeen wel gelukt, al zijn er natuurlijk omissies en kleine fouten; minder goed echter voor de oudere tijd: Matthias de Vries en zijn school, door Karsten zo uitvoerig beschreven, komen er schraal af. Maar de hoofdindruk is die van betrouwbaarheid, objectiviteit, grondigheid en een veelomvattende kennis, waarvoor men grote eerbied moet hebben. De prijs is meer dan f 30.-: duur, maar niet te duur voor een zo onmisbaar werk, dat 820 bladzijden telt en bovendien verlucht is met 21 afbeeldingen buiten en 37 in de tekst. M.S. |
|