Zandzeebaren.
De vergelijking van de woestijn met een zee is ieder bekend, al ware het slechts uit da Costa's Hagar:
Zijn kemel! - 't Levend schip, dat door de zandzeebaren
zijn koers houdt, rijk bevracht met keur van Oosterwaren, -
(J.P. Hasebroek: Da Costa's Kompleete Dichtwerken,
3e druk, 1876, blz. 505).
Hoe oud echter de toepassing van dit beeld ook in de Nederlandse letterkunde is, blijkt ons uit Maerlant's Spiegel Historiael, eerste partie, eerste bouc, XXIX, vss. 11-13, waar wij dezelfde beeldspraak aantreffen:
In dat zant, alst wayt te waren,
Gaen dicken also grote baren,
Alse offet indie zee ware.
(uitg. de Vries en Verwijs, dl. I (1863), blz. 33).
Ook al kunnen wij Jacob van Maerlant niet als de auctor intellectualis van deze beeldspraak beschouwen - hij vertaalde immers het Speculum Historiale van Vincentius van Beauvais -, blijft deze plaats toch merkwaardig, omdat hier dit beeld wellicht voor het eerst in de Nederlandse letterkunde werd gebruikt.
Helmond.
G. Verhaak.