Een voorloper van ‘Roosje’.
In het bekende verhaal van ‘Roosje’ van Bellamy werd het geliefde meisje door haar minnaar in zee gedragen, zoals het volksgebruik het in vroegere tijd wenste. Ongelukkigerwijze echter kwamen beiden in de golven om.
Doch het is wellicht minder bekend, dat dit niet het enige geval is, waarin het betrokken volksgebruik een noodlottige afloop had. Ook in de ‘Batavische Arcadia’ (4e druk, Amstelredam 1662) komt een dergelijk tragisch verhaal voor.
Het luidt aldus:
‘...ick heb mijn Moeder wel hooren vertellen, dat in haren tijt een jonge Gravinne van Egmont door een Duytsche Grave, soo als sy met meer ander hoofsch geselschap aen strandt waren, onversiens opgevat, en wel diep in Zee gedragen werdende, sulcken schrick kreegh, dat geweldigh tegenstrevende, en van benauwtheyt nauw wetende watse dede, sy haren blooten boesem in dit worstelen geraeckte te verseeren tegen 't gevest van des Graven degen, waer op door d'ontsteltenisse van 't bloet sulcke sware toevallen quamen, datter de Kancker, en eyndelijck, na veel quijnens, haer doot uyt volghde.’ (blz. 32).
Met recht dus kunnen wij dit verhaal een voorloper van ‘Roosje’ noemen. Weliswaar heeft Bellamy zijn verhaal zeer tragisch en overgevoelig gemaakt, maar dit geschiedde wellicht onder de druk van de vroege romantiek met haar extreem streven naar het onovertroffen tragische.
Helmond.
G. Verhaak.