De Nieuwe Taalgids. Jaargang 46
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Geschiedenis van de Nederlandse Taal.Ga naar voetnoot1)Deze voor de vijfde maal uitgegeven Geschiedenis van de Nederlandse taal door C.G.N. de Vooys, is niet alleen een herziening van de oorspronkelijke tekst, maar ook bestemd voor een bredere kring van lezers die in de geschiedenis van onze taal belangstellen. Een groot aantal paragrafen is uitgebreid, deels door aanhalingen, nieuwe zijn toegevoegd, twee en dertig illustraties (portretten, facsimilé's van titelbladen enz.) zijn ingelast, en de uitgever heeft gezorgd voor royaler formaat en betere uitvoering. Intussen is ook het karakter als studieboek gehandhaafd: alle aantekeningen, gegevens voor verdere studie, zijn opgenomen, herzien en aangevuld, maar achter in het boek geplaatst (blz. 225-269). | |
Nijmeegse proefschriften.Het moet een grote voldoening geweest zijn voor de hoogleraar Gerard Brom, een groot aantal doctorandi, die onder zijn leiding hun proefschrift bewerkt hadden, nog vóór zijn aftreden te zien promoveren. Een drietal van deze proefschriften hebben wij in ons tijdschrift reeds besproken; een vierde zal nog volgen. Op enige andere, waarvan het onderwerp slechts gedeeltelijk in ons kader past, willen wij in deze rubriek de aandacht vestigen. Dr. Rudolf Jans koos als onderwerp: Tolstoj in NederlandGa naar voetnoot2)). In de Voorrede deelt hij reeds mede, dat ‘de nadruk onvermijdelijk te liggen kwam op de hervormer’, meer dan op de kunstenaar. Toch komt na een Inleiding over de betrekkingen tussen Rusland en Nederland, ook ter sprake hoe de literaire kritiek tegenover Tolstoj stond, en in het biezonder de Tachtigers, waarbij Frederik van Eeden in een afzonderlijk hoofdstuk (V) besproken wordt, evenals in hoofdstuk VI Stijn Streuvels. Het middelgedeelte van deze studie is dan gewijd aan de sociale en ethische invloed, vooral op Henriëtte Roland Holst (Hoofdstuk XVI). Van belang zijn ook de latere hoofdstukken over Tolstoj en het Nederlandse toneel en over De Nederlandse vertalingen. Dr. J. Starink's proefschrift De Katholieke roman, bedoeld als ‘bijdragen tot zijn geschiedenis’, is gesplitst in twee hoofdstukken: I. Katholieke opvattingen over de roman in de negentiende eeuw, waarin nagegaan wordt hoe de kritiek afwijzend stond tegenover de roman en uit wantrouwen bestrijding leverde door ‘huiskamerlektuur’ en ‘tegengifromans’, maar door verruiming van inzicht de vooroordelen wist te overwinnen, zodat de Katholieke roman zich onbelemmerd kon ontplooien. Het tweede hoofdstuk beweegt zich dan geheel op het gebied van de buitenlandse, vooral Franse, Duitse en Engelse letterkunde, waarbij de schrijver ‘zich niet gedrongen voelde tot volledigheid, en naar persoonlijk inzicht een keuze deed, in een reeks opstellen ‘Van Chateaubriand tot Graham Greene’. Eigenaardig is het opschrift van het proefschrift van Dr. H. Sengers O. Carm. Dichters en God, verduidelijkt in de ondertitel Het Godsbeeld in de nieuwe Nederlandse lyriek 1880-1940. Daarmee geeft de schrijver reeds te kennen dat zijn onderwerp meer van theologische dan van letterkundige aard is. Uit de literatuurlijst van 13 blz. blijkt dat hij tal van dichters, waarvan wij niet alle namen zullen opsommen, uit dit oogpunt beschouwd heeft. De | |
[pagina 55]
| |
groepering waartoe hij op grond van geloof of ongeloof meent te kunnen komen, voorzover dat uit hun poëzie op te maken is, gaf aanleiding om de dichters van dit tijdperk onder te brengen in de volgende acht hoofdstukken: I. Schoonheidsvergoddelijking; II. Wijsgerige invloeden op de Godsvoorstellingen; III. Het Godsbeeld bij socialisten; IV. Negatie van God; V. Worsteling om God; VI. God in het Joodse lied; VII. De Godsvoorstelling bij Protestanten; VIII. Katholieke dichters en God. Het proefschrift van Dr. F.J. Schellart, een uitgave van het Volksboek van Margarieta van Lymborch hebben wij in de vorige jaargang, blz. 298, reeds aangekondigd. | |
Literatuurgeschiedenis en literatuurwetenschap.Dit is het onderwerp van de ‘Openbare les’, door Dr. H.P.H. Teesing gehouden als lector in de nieuwere Duitse letterkunde aan de Rijksuniversiteit te UtrechtGa naar voetnoot1) De spreker kwam tot de volgende konklusie: Toepassing van nieuwe inzichten der poëtica op het gebied der literatuurgeschiedenis is vruchtbaar. Anderzijds is historisch onderzoek voor de literatuurtheorie onmisbaar. Verdeling in min of meer vijandige kampen is zinloos. ‘Literatuurgeschiedenis en literatuurtheorie zullen eendrachtig moeten samenwerken in één, nu waarlijk algemene literatuurwetenschap’. | |
Justus De Harduwijn's Testament.Nog steeds heeft de persoon en het werk van deze priester-dichter de volle aandacht van Dr. O. Dambre, blijkens de uitgave van een bundeltje met de tekst van dat Testament en andere oorkonden uit het jaar 1636 (met inleiding en toelichting (Gent - Erasmusgenootschap - 1952, 77 blz.). Aanleiding tot deze publicatie was een poging om de inwoners van Oudegem en Mespelaar, de standplaats van De Harduwijn, aan te sporen om het ‘eerlic gedinck-teecken’, waarvan in dat Testament sprake is, tot stand te brengen. | |
De Werkingssfeer der logopaedie in Nederland.Bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan der Vereniging voor Logopaedie en Phoniatrie (1927-1952) verscheen een Jubileumnummer met 27 korte bijdragen van belangstellenden op het gebied van spreekonderwijs, zangonderwijs en spraakverzorgen, voor een groot deel van paedagogen en medici. Voorin vindt men de portretten van de oprichters. | |
Dokumenten uit de Afrikaner taalstrijd in het begin van de twintigste eeuw.Wij ontvingen ter aankondiging een aflevering van een nieuw tijdschrift: Herzog-annale van die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns, (Oktober 1952). Na een inleidend hoofdstuk van P.J. Nienaber over Die Afrikaanse Beweging 1900-1908 volgen enige hoofdstukken met belangrijke herdrukken van redevoeringen en artikels door toenmalige voorvechters, voor een groot deel nog in het Nederlands, namelijk J.H. Hofmeyr (‘Is 't ons ernst?’ 1905), Gustav S. Preller (Laat 't ons toch ernst wezen! 1905), Ds. Willem Postma (Onze Taal. Een pleitrede vir die rechte van Afrikaans, 1905; Die nieuwe taalbeweging, 1906), Ds. D.F. Malan (Het is ons ernst, 1908). Daarbij sluit zich een zesde hoofdstuk aan van J. Chr. Coetzee over Die taalvraagstuk in die skool, sinds 31 Mei 1910. Tussen de teksten zijn portretten opgenomen van Hertzog, Malan, Hofmeyr, Preller en Postma. | |
[pagina 56]
| |
Stijlstudie en Stijloefening.Oudere lezers van ons tijdschrift zullen zich herinneren dat J.M. Acket gedurende de eerste 17 jaargangen een vooraanstaande plaats ingenomen heeft in De Nieuwe Taalgids door zijn levendig en boeiend-geschreven artikels. De uitwerking daarvan in een Leerboek, ter vervanging van de ouderwetse stijlboekjes kwam het moedertaal-onderwijs ten goede. De taalkunde, stilistiek en aesthetica hebben zich intussen zo ontwikkeld, dat dit werk op verscheiden punten grondige herziening behoefde. Deze taak heeft zijn schoonzoon Dr. C.F.P. Stutterheim in 1943 bij de achtste druk op verdienstelijke wijze ondernomen zonder de geest van Acket's werk aan te tasten. Het welslagen blijkt uit het feit dat wij reeds een tiende druk kunnen aankondigenGa naar voetnoot1). | |
Nu nog. Orgaan van de Vereniging voor beschaafde omgangstaal.Onder dit opschrift verschijnt op ongeregelde tijden een Zuidnederlands tijdschrift om de verbreiding van het Algemeen Beschaafd te bevorderen en de propaganda te organiseren. De eerste aflevering is reeds in 1951 verschenen, met de volgende bijdragen: Herman Teirlinck (Beschaafd); E. Blancquaert (Wensen en Wenken voor V.B.O.; Achilles Mussche (Het Algemeen Beschaafd in het normaalonderwijs; J. Pée (Vóór zestig jaar); E. De Bock (Vóór veertig jaar); Anton van de Velde (Ode aan de Vlomse Lamme); J. Leenen (De jeugd moet voorgaan). No. 2 (Pasen 1952) bevat, behalve hoopvolle mededelingen omtrent de gedecentraliseerde organisatie van de propaganda een drietal artikels. Interessant is dat van R. Derolez: Op zoek naar een A.B., waarin meegedeeld wordt hoe in de American English Grammar van C.C. Fries het onderzoek naar aard en omvang van een Amerikaanse Standaardtaal opgezet is, op sociologische grondslag. Het materiaal bestond uit drie verzamelingen uitgezochte brieven, elk van 300 stuks, uit drie, naar het genoten onderwijs ingedeelde volksgroepen. Dat leverde de gegevens voor Standard English, Common English en Vulgar English. E. De Bock schreef een kort artikel Onze Taal, terwijl J.L. Pauwels de onverbogen, de verbogen en de verkorte vormen besprak van Een, ene, enen, 'n; mijn, mijne, mijnen, m'n, en in verband daarmee de schrijfwijze 't, 'k, 's, 'r. | |
De Fryske Gedichten van Eelke Meinerts.De merkwaardige achttiende-eeuwse Friese gedichten (1779-1783) van deze ontwikkelde schoolmeester-boer, die ook Nederlandse gedichten geschreven heeft, zijn nu ook naar een handschrift nauwkeurig uitgegeven door Dr. D. Simonides en Chr. Stapelkamp. Zij voegden daaraan uitvoerige aantekeningen en een woordenlijst toe (blz. 55-133). De uitgave verscheen in de Magnus-Rige (Bolsert - A.J. Osinga - 1952). | |
Dertigjarig register op het tijdschrift Neophilologus.Dit register bij de jaargangen I-XXX, bewerkt door Dr. W.J. Schuyt zal menigeen welkom zijn (Groningen - J.B. Wolters - 1952-108 blz.). | |
Middelnederlandsch Woordenboek, deel X. Bouwstoffen. Tweede gedeelte(G-Z) door Dr. G.I. Lieftinck (afl. 13-17) ('s-Gravenhage - Martinus Nijhoff). Prijs f31, -. Het tiende deel, de Bouwstoffen bevattende bij Verdam's voortreffelijk | |
[pagina 57]
| |
Mnl. Wdb., is door Willem de Vreese ondernomen met een zo grote uitvoerigheid, dat het vervolg in dezelfde trant voor de uitgever onaanvaardbaar dreigde te worden. Een ‘drastische besnoeiing’ alleen kon de onderneming redden. Gelukkig werd Dr Lieftinck bereid gevonden om deze zware, tijdrovende en grote nauwkeurigheid vereisende taak op zich te nemen. In een uitvoerige inleiding Ter verantwoording en inleiding (blz. V-XII) deelt hij mede hoe hij deze arbeid opgevat heeft en waar hij medewerking vond. Zowel de uitgever als de gebruikers van dit onmisbare standaardwerk zullen hem dankbaar zijn voor de verdienstelijke voltooiing. | |
Gents Woordenboek.Van dit vroeger reeds aangekondigde Woordenboek, bewerkt door Lodewijk Lievevrouw-Coopman, en uitgegeven door de Kon. Vlaamse Academie, is nu als deel II de letter S verschenen.Ga naar voetnoot1) | |
Fryske Styl.Bij gelegenheid van de Fryske Boekewike 1952 publiceerde Prof. Dr. J.H. Brouwer een studie over Fryske Styl, ‘ynlieding ta it genietsjen fan literaire moaijens oan 'e hân fan R.P. Sybesma syn Boerke Thae’.Ga naar voetnoot2) | |
De reductievocaal in het Verleden.Ga naar voetnoot3)Dit onderwerp koos Dr. W.J.H. Caron voor zijn inaugurele rede aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op 10 October 1952. De ondertitel luidt: Een beschouwing over mededelingen van Lambert ten Kate en Petrus Montanus aangaande de uitspraak van den zwak beklemtoonden klinker in het Nederlands. De redenaar betoogde dat het onzeker blijft, of deze klinker in het verleden wel dezelfde uitspraak had als nu. | |
Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc.In de Klassieke Galerij Nummer 61Ga naar voetnoot4) verscheen een uitgave van Elckerlijc, uitgegeven door Dr. A. van Elslander. De bedoeling is, de tekst volgens de drie drukken zo nauwkeurig mogelijk weer te geven. Al wat in de laatste tijd over de datering en het auteurschap geschreven is, en een volledige bibliografie verhogen de waarde van deze uitgave. De tekst heeft voetnoten met alle varianten en verklarende aantekeningen. | |
De Stem van de Dichter.Onder deze titel heeft de Maatschappij tot bevordering van woordkunst een Bloemlezing voor voordracht uitgegeven, bijeengebracht door A. Sivirsky.Ga naar voetnoot5) | |
Zestig jaren onderwijs en wetenschap aan de Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren der Rijksuniversiteit te Gent.Als Jubileum-uitgave verscheen in de publicaties van de Gentse faculteit een uitvoerig boekdeel met een Inleiding over de geestelijke achtergrond van de wet van 1890-1891 H.O., maar voornamelijk met verslagen over wat de Gentse Universiteit betekend heeft voor de wetenschap in Zuid-Nederland. Onze lezers zullen voornamelijk belangstellen in twee afdelingen: de Neder- | |
[pagina 58]
| |
landse Taalkunde (blz. 124-156), samengesteld door P. de Keyser en E. Blancquaert, en de Nederlandse Letterkunde (blz. 157-188), samengesteld door Fr. Baur. Daarin komen niet alleen al hun voorgangers bij het universiteitsonderwijs en hun verdiensten ter sprake, maar ook alle bekende taalkundigen die te Gent gestudeerd hebben. Bovendien zijn lijsten opgenomen van alle verhandelingen of proefschriften voor het licentiaat en het doctoraal, die - gelijk men weet - in België grotendeels ongedrukt blijven, maar wel bewaard blijven in de archieven van de Faculteit. Het is van belang te weten welke onderwerpen al eens schriftelijk behandeld zijn, om dubbel werk te voorkomen. | |
Poldernamen in Rijnland.Ga naar voetnoot1)In de Serie Oud-Leiden is als tweede deel een verhandeling verschenen van Mr. S.J. Fockema Andreae, waarin de eigennamen der polders in Rijnland bestudeerd zijn, gevolgd door een Polderkaart. Deze grotendeels oude namen hebben ook taalkundig belang. C.d.V. | |
De dialecten van Noord-Brabant.Onder deze titel heeft Dr. A. Weijnen een boekje van 50 bladzijden doen verschijnen, dat in negen hoofdstukken verscheidene bijzonderheden van de Noordbrabantse dialecten in verschillend verband laat zien, en die door tien kaartjes verduidelijkt. Enige proeven van dialecten, met korte toelichting, vormen het tiende hoofdstuk, en geven een indruk van de algemene trekken van de taal en van de regionale schakeringen. Over het geheel zijn de feiten en de kwesties zo gekozen en behandeld, dat de publicatie voor een tamelijk breed publiek van lezers aantrekkelijk kan zijn, maar toch is enige taalkundige scholing wel nodig om alles goed te kunnen verwerken, o.a. wegens de technische termen en begrippen die bekend worden verondersteld. Zeer geschikt is het boek voor de Neerlandicus die, niet nader met het Noordbrabants bekend, zich enigszins oriënteren wil over de volkstaal van de provincie en het onderzoek daarvan. Hij heeft daarbij in Dr. Weijnen, de kenner bij uitnemendheid van het Noordbrabants, een betrouwbare leidsman. Het boekje is uitgegeven in 1952 door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. C.B.v.H. |
|