De Nieuwe Taalgids. Jaargang 44
(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 351]
| |
Critisch Bulletin.Aug. Anthonie Donker eert, bij de komplete uitgave van zijn gedichten, Het genie van Dèr Mouw. - Hendrik de Vries beoordeelt de Glanzende Kiemcel van S. Vestdijk (Liefdevol vakmanschap). - Alfred Kossmann schrijft over Twee bekroningen, nl. De weerlozen van Valeer van Kerkhove, z.i. geen bekroning waard, terwijl hij gunstiger oordeelt over De tocht van de dronken man van Jos. Cohen. - Paul Rodenko ziet in de roman De Metsiers van de Vlaming Hugo Claus Een Amerikaanse injectie. | |
Het Boek van Nu.Sept. Anton Coolen eert de tachtigjarige Stijn Streuvels als De meester van het Vlaamse proza. - G. Stuiveling wijst op De schoonheid van het onvoltooide in de verzen van Gerrit Achterberg, bij de verschijning van Oude Cryptogamen, een verzamelde uitgave van zijn zeven bundels. - P.H. Ritter bespreekt de roman Nog pas gisteren van Maria Dermoût en Jaap Romijn's novellenbundel Niemand heeft gelijk onder het opschrift De verbeelding op nieuwe wegen. - Gerard van Eckeren beoordeelt Julius Quintijn van Maria Schmitz en Op drift van Egbert Eewyck (Mannen als echtgenoot). - G. Stuiveling ontwikkelt enige bezwaren tegen F.W. van Heerinkhuizen's boek De strijd van Aart van der Leeuw (Worsteling om vrijheid), omdat het ‘psychologisch benaderen van een literair werk’ licht tot ‘hineininterpretieren’ leidt. - G. Stuiveling deelt zijn herinneringen mede aan de onlangs overledene Jeanne Kloos - Reyneke van Stuwe. - G.W. Huygens beoordeelt de Nijmeegse dissertatie Volk en Dichterschap van de folklorist Tj.W.R. de Haan. - De aflevering wordt besloten met een reeks korte boekbesprekingen. | |
De Vlaamse Gids.Sept. In een beschouwing over Schone letteren en leven houdt K. Jonckheere een pleidooi voor de opvoedkundige waarde van de schone letteren: ‘ik houd staande dat geen enkel vak meer geschikt is om de toekomst van alle leerlingen voor te bereiden’, mits de leraar zijn taak goed verstaat en de leerling rechtstreeks onder de invloed weet te brengen van proza en verzen van een goed auteur. - In de Kroniek van het Proza bespreekt M. Rutten uitvoerig Victor E. van Vrieslant of de dichtkunst als verskunst. Hij karakteriseert deze auteur als bewonderaar van Valéry, die het inzicht van deze Franse dichter in de beoefening van de poëzie ‘het meest consequent heeft weten te verdedigen’. Uitgangspunt is de onlangs verschenen verzamelbundel Drievoudig Verweer, met Nederlandse en Franse gedichten. Invloed is merkbaar van Verwey, van Dérmouw, verwantschap met A. Roland Holst en andere generatie-genoten, maar Van Vriesland is geen ‘gewoon epigoon’; hij heeft eigen verdiensten als ‘dichterlijk beoefenaar van het vers’. Oktober. Bij het honderdjarig bestaan van Het Willems-Fonds (1851-1951) hield H. van Werveke een rede met historische herinneringen, die in deze aflevering afgedrukt is. - Herman van Snick, die gedurende de ‘Dagen van de Vlaams Gids’ voor de jongere dichters het woord voerde, schrijft nu ‘Over de Waterkluisgeneratie’ (Bij de onafhankelijken). - Boontje | |
[pagina 352]
| |
(d.w.z. Boon) schrijft Via Herreman, nog eens over mezelf, waarbij R. Herreman een Slotwoord voegt. | |
Dietse Warande en Belfort.Sept. Antoon van Duinkerken eert Stijn Streuvels in een toespraak bij gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag. - In de Kroniek van het Vlaamse Proza wijdt Albert Westerlinck een uitvoerige beschouwing aan de jongste roman Zuster Virgilia van Gerard Walschap, maar in een brede inleiding (Mijmerend over Gerard Walschap) gaat hij in de voorafgaande werken de spanningen na in zijn ‘dualistische en gespleten wereldbeschouwing’, tussen ‘het pessimisme van de geest en het geloof in de reddende kracht der natuur’. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift.Juli. Julien Kuypers karakteriseert als letterkundige genres Roman, novelle en kortverhaal. - G. Bakker verhaalt van Slauerhoff's laatste reis, namelijk zijn bezoek aan Zuid-Afrika, op grond van feiten en persoonlijke herinneringen. | |
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. Deel XI, afl. 1.S.P.E. Boshoff en C.J. De Coning delen een en ander mede over de werkzaamheden van Die Vaktaalburo van de Akademie, belast met het totstandkomen van eigen Afrikaanse vaktaal op allerlei gebied. - L.C. van Oordt publiceert dokumenten uit Die Kaapse Taalargief, van belang voor de studie van het oudere Afrikaans. - S.P.E. bespreekt een inheems kinderspel (Divagasies oor Dolosse). - Meyer de Villiers vond in De Groot's Structurele Syntaxis aanleiding om uitvoerig de vraag te behandelen Wat is 'n Sin? - Jan Bouws vraagt aandacht voor Afrikaanse Volksmusiek. - P.J. Nienaber verzamelde gegevens Uit die Geskiedenis van ons Tydskrifte. | |
Standpunte.Julie. Uitvoerig en scherp kritisch beoordeelt Rob Antonissen een zestiental werken die de Afrikaanse poësie van gister en vandag vertegenwoordigen. In deze aflevering komen geschriften ter sprake van Leipoldt (twee nagelaten dichtbundels), D.F. Malherbe (Duine en Pioniere). H.A. Fagan (Soos die windjie wat suis), Toos van den Heever (Die speelman van Dorestad), C.M. van den Heever (Verhalende Gedigte), I.D. du Plessis (Ballade van die eensame seeman), Uys Krige (Hart sonder hawe) en Elisabeth Eybers (Tussenzang). - De Nederlandse poësiekroniek van Finus M.P. Oosterhof behandelt eerst werken over theorie, van S. Vestdijk (De Glanzende Kiemcel), D.A.M. Brunendijk en Hendrik de Vries. Verder is het grootste deel gewijd aan een karakteristiek van Gerrit Achterberg, waarbij ook op de tekortkomingen van zijn poëzie gewezen wordt. Daarna komen ter sprake L. Vroman en de jonggestorven dichter H. Lodeizen, wiens verzen volgens de beoordelaar ‘onvolgroeide vrugte’ zijn. | |
Museum.Juli-Aug. B.A. van Groningen bespreekt Fr. Baur's jongste uitgave van Guido Gezelle, in 't biezonder het vierde deel met Proza en Varia. - G. Kloeke bespreekt M.A. Holmberg: Studien zu den niederdeutschen Handwerkersbezeichnungen des Mittelalters, en uit de wens dat een dergelijk onderzoek op Nederlands gebied plaats zal vinden. | |
Libertinage.Juli-Aug. J.H.W. Veenstra geeft in een artikel In de Vlaamse Wel zijn beschouwingen over hedendaagse Vlaamse letterkunde, toestanden en persoonlijkheden. C.d.V. |
|