Het aanraaklied.
In de laatste aflevering van de Nieuwe Taalgids veronderstelt D. Bax, dat het aanraaklied ‘Sy namen dat kindekijn metten teenen / Sussoe nynnoe’ aan mijn aandacht zou zijn ontsnapt. Indien de heer Bax de inleiding op mijn Middeleeuwse Kerstliederen nauwkeuriger had gelezen, zou hij dit lichtvaardig oordeel niet hebben geveld. Op blz. xxviij staat uitdrukkelijk vermeld, dat ik niet alle liederen heb gehonoreerd en dat ik alles, wat mij ongeschikt voorkwam, terzijde heb gelegd. Daartoe behoort ook het bewuste ‘aanraakliedje’, of zoals het in het handschrift heet ‘Een devoet liedgen van den heilighen kerste’ (Hs. U.B. Gent 1330, fol. 46b, beschreven door G.I. Lieftinck De Middelnederlandsche Taulerhandschriften (Groningen - Batavia 1936) als Hs. G 2, blz. 73), door Acquoy uitgegeven in het Archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenis 4 (1893) blz. 335-6. Het liedje zou trouwens al heel moeilijk aan mijn aandacht ontsnapt kunnen zijn, omdat het in de literatuur vóór mij, al ik weet niet hoe vaak is vermeld sinds Acquoy's uitgave (o.a. door Knuttel Het Geestelijk Lied enz. blz. 42, De Vooys in Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterkunde 23, blz. 45, Lieftinck t.a.p.). Het is echter duidelijk, dat het in mijn bundel, die niet met een exclusief-folkloristische bedoeling is samengesteld, geen plaats verdiende.
J.J. Mak.