Streven. Jan. Em. Janssen is pessimistisch gestemd in zijn beoordeling van Zuidnederlandse romans, Crisis en toekomst. De romankunst kwijnt: er zijn haast geen jongeren. ‘Er is geen werk dat zich opdringt, geen stem die men horen móet.’ Er is een klove tussen ‘linksen’ en rechtsen; meer religieus gerichte. Ter sprake komen o.a. De Pillecijn, Paul de Mont, Depauw en Demedts.
Wending. Dec. In de Kroniek der Poëzie bespreekt P. Minderaa bundels van Ida Gerhardt, Willem Hessels, Muus Jacobse, Bertus Aafjes, Bert Voeten en enige andere, jongeren.
Nieuw Vlaams Tijdschrift. Nov. G. Stuiveling gaat in een diepgaande studie Tempel noch Kruis de ontwikkeling van de dichter Marsman na, van zijn debuut in Verzen (1923), ‘het hoogtepunt van het litteraire expressionisme’, langs Paradise regained (1926), ‘een belijdenis van nederlaag na nederlaag’, tot de gedichten uit de ‘derde periode’ (1936-'37), het begin van een ‘wezenlijke ommekeer’. Het existentialisme gaat wijken voor moreel besef. Evenals bij Du Perron en Ter Braak is ten slotte ‘het individualisme gelouterd tot toekomst en tot ménselijkheid’.
Dec. G. Walschap (Guido Gezelle na vijftig jaar) tracht ‘een definitieve waardebepaling van Gezelle's werk op te stellen’. Ondanks zekere beperktheid zal hij ‘waarschijnlijk groot en in zich-zelf compleet genoemd worden’.
Dietsche Warande en Belfort. Dec. Na een groet van de Redactie aan Mevrouw Roland Holst levert J. Noë S.J. een uitvoerige bijdrage over Het thema van den dood bij Henriëtte Roland Holst. - In de Kroniek uit Noord-Nederland beoordeelt Karel Meeuwesse Jonge katholieke dichtkunst, namelijk een bundel van Mattheus Verdaasdonk (Cantuale ad usum fratrum minorum) en een van Nico Verhoeven (Voorbijgang). In De laatste ronde geeft de oude komponist Remi Ghesquiere zijn Herinneringen aan Gezelle.
Jan. W.A.P. Smit geeft een uitvoerige analyse met grote waardering van Schmidt Degeners ‘De Poort van Ishtar’. - Pieter G. Buckinx onderzocht De huidige stand der Vlaamse poëzie. Na een terugblik konstateert hij als zwakke punten ‘enerzijds een dor formalisme, anderzijds overdreven pathetiek’, maar hij ziet hoopvolle tekenen van nieuwe opgang. - A. Westerlinck bespreekt Koren en ook wat kaf uit Nederland, o.a. vrij ongunstig, de bundel Religieuze Poëzie van Dirk Coster en Anton Deering.
De Vlaamse Gids. Jan. Jan Schepens houdt algemene beschouwingen over de positie en de taak van de Moderne Vlaamse letterkunde. - J. Greshoff (Kanttekeningen bij mijn dagelijkse lektuur) beoordeelt o.a. Gabriel Smit's In het land van den dichter, over ontstaan en wezen van het dichterschap, het boekje Standpunten in de Literatuur, met vier opstellen, van Reimond Herreman, Richard Minne, Hubert Lampo en Rik de Vos; W.L.M.E. van Leeuwen's Lezende onder de Lamp en P.H. Ritter's bundel Vertoog en Ontboezeming.
Febr. Jan Schepens (Uit Nederlands ‘Hoge Noorden’) vestigt de aandacht op de jonge Friese letterkunde, naar aanleiding van het eerste lustrum van het tijdschrift ‘De Tsjerne’, en op letterkunde in de volkstaal van Drente en Groningen, die hij vergelijkt met partikularistische verschijnselen in Vlaanderen. - W.L.M.E. van Leeuwen levert een studie over De para-