De Nieuwe Taalgids. Jaargang 43
(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet aanraaklied.De Brusselse hoogleraar K. Stallaert vond omstreeks 1890 in een 14de-eeuws handschrift, dat in de Universiteitsbibliotheek te Gent berust, een kerstliedje met melodie, dat door professor Dr. J.G.R. Acquoy in het archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenis IV (1893), blz. 335 vlg. afgedrukt werd. Hoewel Dr. J.A.N. Knuttel er in Het Geestelijk Lied (Rotterdam 1906, blz. 42) de aandacht op vestigde, schijnt het aan Dr. J.J. Mak (Middeleeuwsche kerstliederen en Middeleeuwsche kerstvoorstellingen, beide Utrecht-Brussel 1948) ontgaan te zijn. Het liedje is overigens merkwaardig genoeg en levert een motief, dat Mak in zijn laatstgenoemde werk niet elders geconstateerd heeft. Het is niet veel meer dan een opsomming van lichaamsdelen van het Kindeke Jezus, die, waarschijnlijk door de herders, aangeraakt worden: Sy namen dat kindekijn mettenGa naar voetnoot1) teenen, metten teenen, sussoe nynnoe.
Der heilighe kerstGa naar voetnoot2) wil onser ghedencken, sussoe nynnoe.
Als wij suele van ertrije sceiden, sussoe nynnoe.
Sy namen dat kindekijn metten verssenGa naar voetnoot3), enz.
Vervolgens: metten enkelen, voeten, schenen, broeyenGa naar voetnoot4), beenen, knyen, syden, ribben, herten, velle, ermen, handen, vingheren, neghelen, rugghe, scouderen, en halse. Het slot ontbreekt. Dit zeer primitieve gedicht lijkt ontstaan te zijn onder invloed van kinderliedjes, waarbij delen van het lichaam van het kind onder het zingen aangeraakt worden. Dergelijke korte ‘aanraakliedjes’ worden thans nog in Nederland en Zuid-Afrika gezongen (voorbeelden: B. Veurman en D. Bax. Liederen en dansen uit West-Friesland. 's-Gravenhage 1944, blz. 210), terwijl het lange genre opgetekend is in Vlaanderen, West-Friesland en Elburg (Veurman en Bax, blz. 208, 209 en 211). In de laatste twee redacties is het kinderlied tot een bruiloftslied geworden. In de Elburgse lezing krijgt men achtereenvolgens: Ik pakte mijn meisje al bij haar lieve hoofdje, oogjes, neusje, mondje, kinnetje, halsje, borstjes, buikje en beentjes. Uit de treffende overeenkomst tussen het 14de-eeuwse godsdienstige aanraaklied en de latere korte en lange aanraak-kinderliedjes mag men afleiden, dat er ook in de middeleeuwen bij ons aanraak-kinderliedjes bestonden. Het heeft zin bij deze godsdienstige aanraakliederen, aanraak-kinderliedjes en aanraak-bruiloftsliederen van een apart liedgenre te spreken, waarvoor wij de naam willen aanbieden, die reeds enige malen in dit stukje gebruikt is: het aanraaklied. Kaapstad. D. Bax. |
|